Voorwerpelijk en Onderwerpelijk. Derde Zitting. Annvniijj des avoiul4 zes uur, Bid stond voor de Zending. Sprekers: Ds J. H. F erin ga van Klundert en Ds. H. J. iiinnema van Tilburg. Adi btïliiu^stelloiideii 111 <1 Zen- ding onder 31oliutnniedunon eu Hcidoiteu worden tlriug *u<i uitgo- noocli -cl tot bijwoning: <ie/.or l>eicio saineniioinston. In naam der Classis, Klundert, FERINGA, 22 Mei 1894. Class.-Corr. Werkendam en de Werken B. Zondag 20 Mei j. 1. was het voor de gemeente" een blijde dag, daar onzen geliefden l.eeraar Ds H. Teerink, na het einde der godsdienstoefening de ge meente bekend maakte, voor do beroeping naar Veenendaal bedankt te hebben, waarop de gemeente de zegenbede vervat in Ps. 134 vers 3 aanhief. Met dank aan den lleere, geven wij onze blijdsehap te kennen Binde de Heere steeds meer en inniger Gemeente en Leeraar te samen, tot een band die on verbrekelijk is, tot heil van Zijn Sion aan deze plaats, is de bede van den Kerkeraad. Naméns denzelve H. GAIJ, Scriba. Werkendam, 23 Mei 1894. Verantwoordiuir vhii Liefdegaven. Door gecommitteerden in Jdank ontvangen voor de Zending van N. N. f2,50, van K. Ie O. 25,0UÜ schoongemaakte postzegels. J. van Aartsen, Jr. Penningm. Vlissingen B. Ontvangenvoor de Zending (contributie 1893) f 1,00. Die den Zoon heeft, die hèeft het leven, die den Zoon Gods niet heelt, die heeft het leven niet. 1 Joh. V 12. Wij wijzen eerst op den vorm dezer woor den, dat is op de beslistheid dezer uitspraak, daarna op den inhoud. Krachtiger en beslister kan het niet wor den voorgesteld Er zijn slechts twee wegen, met beslistheid onderscheiden en afgeschei den en dit onderscheid moet gekend en open baar worden. In ieder kind Gods zal het ten deze tot beslissing moeten komen, het onderscheid zal bij ervaring moeten worden gekend en beleefd. tEr is geen tusschenweg. En iedere poging, om aan deze beslistheid te ontgaan en zich toch te vleien met het bezitten van het leven, zal eenmaal deerlijk beschaamd worden. Niet, dat de verlosten des Heeren nog wel niet met duisterheid en twijfeling te strijden hebben en neg vaak tegen hun beginsel handelen, maar dit vloeit voort uit hunne zwakheid des geloofs en onvolko menheid, doch hun beginsel is niet anders dan het besliste, hier voorgesteld, door Gods genade in hen gewerkt. Zij hebben dan ook in hunne afwijking geen vrede, en ondervin den juist de diepste smarten door hunne zwakheid in het geloof. Het is de wereld, die er steeds op uit is, de grenslijnen tusschen geloof en ongeloof uit te wisschen. De apostel Johannes is dan vooral voor haar de man. omdat bij hem zoo veel van liefde wordt gesproken. Zij verstaat dan die liefde als een verdragen van de duisternis door het licht en omgekeerd. Doch zie nu, onder meerdere uitspraken van den apostel deze eens! Neen, Johannes belijdt niet anders dan zijn Heere Wie met Mij n'.et is, die is tegen Mijen wie met Mij niet vergadertdie verstrooit, Luc. 11 23, welke uitspraak des Heeren niet ta niet ge- gedaan wordt door 's Heeren WoordWant wie tegen Ons niet is, die is voor Ons, Mar cus 940, hetwelk van eenen werd gezegd, die innerlijk voor Jezus was gewonnen en zeker ook weldra uiterlijk voor Hem zou moeten kiezen. Maar, welke is de inhoud dezer woorden, waarmede hier het onderscheid tusschen dood en leven, tusschen herk en wereld wordt voor gedragen Die den Zoon heeft, die heeft het leven. Ziet jhier het geloof en deszelfs vrucht. Den Zoon te hebben, staat hiervoor; in den Zoon te gelooven. Die in den Zoon geloojt, die heeft het eeuwige levenJoh. 3 36. Maar, hoe wordt het hier nu duidelijk, dat het ge- gelooven niet is een verstandelijk aannemen of een gemoedelijk dweepen, maar een le vensband, eene geestelijke verwantschap voor eeuwig, onverbrekelijk Den Zoon te heb ben, het is, door den Heiligen Geest in den weg der wedergeboorte met Hem vereenigd te zijn. Hem te hebben, dat is, Hem te be zitten in levende gemeenschap. Zijne innige zondaarsliefde, tot wijsheid, rechtvaardigma- king, heiligmaking en verlossing. De vrucht van dat hebbenis het bezit van het leven. De zondaar ligt midden in den dood en verwacht den eeuwigen dood. Zijn verdorven hart mist de liefde tot God en den naaste. Nu geeft hem God de Vader, het eeuwige leven, en ditzelve leven is in Zijnen Zoon. De Zoon is alzoo de fontein, waaruit de Va der genade voor genade voor Zijn volk doet opwellen. Die den Zoon heeft, die heeft het leven. D t leven is de verlossing onzer zon den door Zijn blo d, de vrede met God en de gemeenschap met God, innerlijk gereinigd, geheiligd, vereenigd met Christus door den H. Geest. Eu nu de tegenstelling Die den Zoon Gods niet heejt, die heeft het leven nietAl wat gij hebben moogt, zal niet baten, indien gij den Zoon niet hebt, indien gij niet door een waarachtig, levend geloof met Hem zijt ver bonden en alzoo uit Hem, den rijken Heiland, rechtvaardigheid voor God bezit en het ware leven leeft uit Hem. Hij wordt van God ge schonken, Hij wordt gekend door het werk des H. Geestes. En zoo wordt dan in dit woord het oordeel uitgesproken over alle men- schenwerk, over alle hoop, die Christus niet ten grondslag heeft. Hebt gij den Zoon niet, lezer meent dan niet, dat gij iets zult ontvangen van den Heere. Leert u dan toch door genade kennen als arm en ellendig en verloren in u zeiven. En laat het u bede zijn, of gij Hem ken nen moogt en de kracht Zijner opstanding, Zijnen dood gelijkvormig wordende. Hebt gij den ZoonDan hebt gij alles gelijk Jakob getuigde voor Ezau, die zeide veel te hebben. En geen wereld of satan kan u ooit dien Zoon ontrooven, die u van Gode is geschonken. La t het dan ook open baar worden, dat gij het leven hebt. En ook deze vertroosting is uwe. Die ons Zij nen eigenen Zoon niet onthouden heeft, zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schen ken Hulsebos. II. Niet alsof er tweeërlei waarheid zou zijn, maar zoo en dit en niet anders mag heel deze onderscheiding van subjectief en objectief op kerkelijk gebied dan ook be doelen dat de ééne en dezelfde door God in zijn Woord geopenbaarde waarheid tot zaligheid volkomen buiten u in het Woord en gedeeltelijk in u in uw bewustzijn ligt. Als men zich de zaak maar zoo stelt en eenmaal zoo gevat heeft, dan voelt ieder da delijk wat er van heel de tegenstelling van objectief en subjectief moet gehoudendan ziet ieder dat men hier allerminst mag den ken aan een tegenstelling waarvan de leden elkander uitsluiten en dus als waarheid en leugen tegenover elkander staan, en eindelijk springt dan ook duidelijk in het oog hoe zich aan jammerlijke eenzijdigheid schuldig maakt, al wie uitsluitend >subjectief" of uitsluitend objectief' wil heeten. Gelijk toch de beekjes gevoed worden uit de gemeenschappelijke bron, zoo moet wat de geloovigen ieder in hun bewustzijn van de waarheid bezitten, al voller en rijker worden uit de Schrift, waarin heel de waarheid ligt. Nu dreigen er echter onder ons, en hier tegen gaat dit woord, twee gevaren. Zij wor telen juist in de eenzijdigheid. Het eenzijdig objectivisme, dat meent te kunnen volstaan met een prediking die alleen op tekstverklaring uit is, alleen zegt hoe het is, en nooit aanwijst hoe het wordten dat voor de velerlei schakeering van het gemoeds leven, voor den verschillenden stand van genade geen oog heeft, doet de liefde ver koelen in stêe van te verwarmen. Dit eenzijdig objectivisme is een miskenning van het eigen werk des Geestes in de ziel en lasterend wat het niet kent of althans mis kent, spot het onteederlijk met dit »binnen- werk", met de »bevinding" om dus Christus zelf in zijn leden te bedroeven en, als God het niet verhoedt, te stranden op het dorre intellectualisme van een dood orthodoxisme. Het kan niet genoeg worden gezegd, dat tekstverklaring zonder meer nog geen be diening des Woords is. Een predikatie is nog iets meer dan een college over exegese. Even sterk moet echter gewaarschuwd tegen het eenzijdig subjectivisme, dat meent te kunnen volstaan met een prediking, die alleen zegt hoe het met eigen of anderer bevinding in een Christen geworden is en er zich schier nooit over uitlaat, hoe het in den Christen op grond van Gods Woord zijn moet. Met opzet spreken wij van een Christen en van den Christen. De bevinding toch brengt u kennis aan van het bijzondere, het individueele van hoe het bij u toegegaan is en nog gaat. Maar wat geeft u recht om van uit dit bijzondere een algemeen oordeel te trekken en dus te besluiten dat het zoo bij allen moet zijn Zal dit recht worden ontleend aan wat an deren u van hun bevinding hebben medege deeld V Maar dan zijt ge al niet meer op het gebied der bevinding, maar der mededeeling en loopt velerlei gevaar voor onjuiste mede deeling. Doch toegegeven dat gij uit kleiner of grooter kring een stel juiste afdrukken van anderer indrukken krijgt ook dan nog hebt ge slechts te doen niet met alle, en dus niet met den Christen, maar slechts met eenige, met vele Christenen. En nu kunt ge wel uit al die bijzondere gevallen van een kleinere of grootere groep tot een oordeel komen over die groep, doch het blijft altijd onvolledig. Het is een me thode die in geestelijke dingen geen steek houdt. Maar bovendien, wanneer nu deze mede- deelingen omtrent de geestelijke bevinding hetzij onderling, hetzij met uwe eigene in strijd zijn? En ziet hierin nu schuilt een der twee groote gevaren van het eenzijdig subjectivisme. In zulk een geval toch neigt men er zoo licht toe die eigen bevinding en die zijner vrienden voor de eenig ware te houden en al wat daar niet conform aan is, als valsch te brandmerken en zoo voert dan dit een zijdig subjectivisme een boos separatisme en een liefdeloos keuren en wegen en een hoog moedig zeggen van: Naakt tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij" in zijn nasleep. En bij dit eene komt dan al spoedig het andere gevaar, dat men al meer los wordt van de Schrift en eindigt met zijn Bijbel opzij te zetten. In zijn bevinding heeft men dan letterlijk alles. Men heeft immers de waarheid, waartoe nu nog verder gezocht Eerst wordt men dan los van de Belijdenis en al meer individualist en straks gaat ook de Bijbel opzij. Eerst het Oude, straks het Nieuwe Verbond. Paulus en Johannes had den het immers ook toch maar uit de be vinding, hun bevinding, en waarom staat die hooger dan de mijne In dit stadium van het proces sluipt dan gewoonlijk nog het antinomianisme binnen en kan letterlijk alles er mee door. Ook dit zijn strikken des Satans. En juist daarom moet er zoo ernstig tegen gewaarschuwd, zoo krachtig tegen geroepen. Eenzydig objectivisme en eenzydig subjecti visme 't is de vloek der eenzijdigheid, hebben beide haar gevaren, en ook hierin is

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1894 | | pagina 2