Officiëele Berichten. Arnemuiden. Door den Kerkeraad alhier is bericht ontvangen dat den Eerw. heer A. Steijling voor het beroep naar deze kerk bedankt heeft. St. Laurens-Gapinge. Met blijdschap kunnen wij berichten, dat de Eerw. heer A. Steijling, cand. a. d. Vrije Univ. het beroep naar deze kerken heeft aangenomen. .Namens de geeomb. Kerkeraden voorn. P. A. Abrahamse. A. Goedbloed. Oostburg. Den Eerw. heer P. M. Out, cand. a. d. Vrije Univ., heeft het beroep naar deze kerk aan genomen. Kort verslag van de vergadering der Kerken in de Classis 's Hertogenbosch, gehouden te 's Her togenbosch 25 April 1894. De Praeses van de laatstgehouden vergadering opende ook thans de vergadering met gebed na het zingen van Ps. 119 3 en las voor 1 Tliess. 5:115. De notulen van de vorige vergadering werden gele zen en goedgekeurd. Thans werd het moderaraeu samengesteld uit Ds. Mulder als Pres. en Ds. van Haeringen als Scriba. De negen Kerken waren door lb afgevaardigden vertegenwoordigd, terwijl Ds. Binuema als naar ge woonte zitting nam. Van besluiten der vorige ver gadering werd de geheele of gedeeltelijke uitvoering medegedeeld Ds. Binnema rapporteert, dat zijn pogingen, voor de belangen van Helmond en Helenaveen, bij de Classis Almkerk en Klundert aangewend, niet met den gewenschten uitslag zijn bekroond geworden. Wat Helenaveer. aangaat is er evenwel hoop, dat deze Kerk haar voordeel zal doen met den krachtigen arbeid door Depp, voor Inw. Zending en Bijbelcolp., eerlang ook in Brabant's Zuidoosthoek aan te van gen. Doch dit zal niet verhinderen om te blijven arbeiden tot verkryging van eeu Dienaar des Woords voor Helmond en Helenaveen. Het rapport van Kerkvisitatoren luidt over 't alge meen gunstig. Alleen in ééne zaak werd een motie tot waarschuwing noodig. Eene huishoudelijke regeling voor de vergaderin gen in de classis 's Bosch werd, behoudens eene kleine wijziging, aangenomen. Tot Depp, voor de e. lc. Prov, Syn. werden be noemd Ds. Mulder en Ds. van Haeringen en de Ouder lingen C. van Wijnen prim.; J. Dalmeijer sec. G. Branderhorst prim.W. Branderhorst sec. Alle overige Depp, werden gecontinueerd en de vacaturebëurten geregeld; rondvraag naar art. 41 D. K. werd met bevredigenden uitslag gedaan 's Gre- vilduinVrijh.Cappelle aangewezen om de eerstvol gende vergadering saam te roepen tegen den 3den Woensdag in Juli en de vergadering met dankzeg ging gesloten door Ds. Binnema. Namens de Classis, J. K. van Haeringen scriba. Venuitwoorriiiu van Liefdegaven. Ylissingen B. Ontvangen busje IJ. M. voor het orgel f4,96'/2» voor het suppletie-fonds f 2,50, voor diakonaal hulp betoon f2,50. Namens den Kerkeraad, A. Huson, loco-scriba. Deze is het, die gekomen is door water en bloed, namelijk Jezus, de Christus, niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. 1 Johannes V Vla. De apostel Johannes is ooggetuige geweest van het kruislijden des Eeeren. Voor eene wijle verliet hij Golgotha, om de moeder des Heeren, die door den Heiland aan hem was toevertrouwd, te begeleiden naar zijn huis. Straks zien wij hem naar den kruis- heuvel wedergekeerd. En als hij op hoogen leeftijd het Evangelie schrijft, worden door hem daarin ook een tweetal bijzonderheden medegedeeld aangaande hetgeen op Golgotha voorviel, welke bij de andere Evangelisten niet staan vermeld. Het is het feit, dat wel de beenen van den eersten en de beenen van den anderen, die met Hem gekruist was, werden gebroken, maar de beenen van Jezus niet. Hiermede werd de rijke profetie in Hem vervuld Geen been van Hem zal ver broken worden(Ps. 3421,) en Hij als het ware Paaschlam aangewezen, (Exodus 12 46.) De andere bijzonderheid is dezeMaar een der krijgsknechten doorstak Zijne zijde met eene speeren terstond kwam er bloed en water uit. Ook hier getuigt de mond der profetie Zij zullen zien in welken zij gestoken hebben. (Zach. 1210,) sprekende van de bekeering van groote scharen (als op den Pinksterdag) van eertijds afkeerigen en vijanden, maar ook, hoe de verharde vijanden eenmaal voor den verworpenen Jezus zullen worden gesteld als voor hunnen rechter. Op beide gebeur tenissen, het niet breken der beenen en het doorsteken van de zijde, vestigt de Evange list bijzonder de aandacht. Daarom laat hij volgen En die het gezien heeftdie heef t het getuigden zijne getuigenis is waarachtigen hij weetdat hij zegthetgeen waar is, opdat gij ook gelooven moogt. In het doorstoken worden der zijde zijn twee zaken op te merken. Vooreerst de doorsteking zelve. Johannes verklaart haar in het Evangelie, ons wijzende op de profe tie van Zacharia, hoofdst. 12 10. Maar daar is nog eene zaak. Het is deze, dat er uit de wonde, uit de zyde des Heerenwater en bloed vloeide. Wat dit wonder Gods, want de Heere heeft dit door Zijnen bijzon deren raad en voorzienigheid aldus beschikt, aan het volk Gods heeft te zeggen, legt Jo hannes in zijnen eersten brief, het vijfde hoofdstuk, het zesde vers, uit. De apostel wijst in het verband op het volkomen werk van Gods genade, openbaar in de overwinning der wereld door Zijn ver loste. Hij noemt daartoede geboorte uit God, de volkomene verlossing door den Heere Jezus Christus en de werking en leiding door den H. Geest in alle waarheid. En om dan nu de volkomenheid der verlossing in Chris tus Jezus aan te duiden, vestigt hij de aan dacht op het water en het bloed, dat uit Jezus zijde stroomde en de heerlyke bedui- denis hiervan. Wat de Wet afschaduwde is in Hem gegeven. Met de komst van Chris tus zijn de ceremoniën niet alleen afgeschaft, neen, zij zijn in Hem vervuld. Al wat onder den ouden dag noodig was, om ceremonieel geheiligd en gereinigd te wezen, is onder deze woorden samen te vatten water en bloed. Het water duidt aande wegneming der onreinheid, de mensch kan niet anders dan gereinigd en geheiligd tot God naderen. In het bloed is de uitdelging der zonde en de verzoening. De Wet heeft door uiterlijke teekenen af- geschaduwdwat in der waarheid en werke lijkheid door Christus is tot stand gebracht. Dus Christus is de fontein van reiniging en verzoening voor den zondaarWelke God voorgesteld heeft tot eene verzoening door het geloof in Zijn bloed, opdat Hij rechtvaar dig zij en rechtvaardigende dengene die uit het geloove Jezu is. Daarom is in Zijne zijde en in die fontein van water en bloed de dierbaarste vertroosting en blijdschap voor Zpn volk gelegen, gelijk ook de bron hunner heiligmaking. Bij dit gekomen zijn door water en bloed, denken wij ook aan Doop en Avondmaal, hoewel de apostel hiervan te dezer plaatse niet rechtstreeks spreekt. Hij is gekomen niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. Bedriege zich niemand. Wij hebben Hem noodig tot heiligmakingmaar eerst tot rechtvaar digma- king. Wordt gij hevig aangevochten, kind Gods! O bedenkHij is gekomen niet door het water alleen, maar door het water en het bloed (der verzoening) Welgelukzalig zijn allendie op Hem betrouwen. Hulsebos. ssass. Artikel 7 der Kerkenordening. H. Wat hebben de Gereformeerde Synoden der 16de gn 17de Eeuw met dit artikel 7 bedoeld In de Kerkenordening van 1586 vinden wij het in dezelfde bewooi dingen en in het zelfde verband als in de onze. In die van 1581 wordt het gelezen als volgt»Men zal niemand tot den Dienst des Woords beroepen, zonder hem in de Kerke te stellen, die hij dienen zal, aan dewelke, zoo hij zonder conditie verbonden is, zal hij geen ander kerken dienst aannemen mogen, dan door oordeel en consent der classis, daar mede beide de Dienaar en de Kerke te vreden zullen moeten zijn. Voorts zal 't niemand geoorloofd zijn, hier en daar te gaan predi ken, niet hebbende eenige zekere plaatse buiten Consent en authoriteit des Synodi of der Classis. Gelijk ook niemand in eenige andere Kerke eenige Predikatie zal mogen doen, zonder bewillinge des Kerkeraads." Men ziet hetIn dit Artikel 7 ligt de kiem van het onze (ook het verband met Artikel 4 en 8 aldaar wijst er op.) Maar daarbij blijkt tevens, dat aan geen anderen arbeid is gedacht dan aan den dienst onder reeds gedoopten in reeds eenigermatc geordende Kerken. Vandaar, dat hier dan ook nadrukkelijk verboden wordt, wat voor allen aanvang van Heidenzending onmisbare voorwaarde is. Nog klaarder blijkt deze opvatting van Artikel 7 (zoo van 1531, als van 1586, 1619 en 1893j de juiste uit de particuliere vragen in deze zelfde Generale Synode van 1581 beantwoord. De tiende dezer vragen toch luidt met het antwoord als volgt »Wat een Dienaar doen zal, dewelke in een plaatse gezonden wordt, daar nog eerst een Kerke te vergaderen en ordeningen te stellen is Antw. Hij zal eenige van de Godzaligsten, dewelke de belijdenisse des Ge- loofs voor goed en oprecht bekennen en be loven zich der kerkelijke discipline te onder werpen, tot Ouderlingen en Diaconen, bij provisie kiezen door welke hulpe hij 't Nachtmaal des Heeren uitrichten zal. Dit onderstelt een zich aansluiten aan de toen bekende toestanden in de Nederlandsche gewesten. Het onderstelt een toestand als eerst aan het eind van den arbeid der Hei denzending door deze (vaak eerst na zeer vele tientallen jaren) kan bereikt worden. En waar nu uit de samenvloeiing van dit punt 10 met het toenmalig Artikel 7 ons Artikel 7 ontstaan is, kan voor ieder duide lijk zijn, dat in ons Artikel 7 door de Ge reformeerde Kerken de Heidenzending in geen enkel opzicht is bedoeld. - De Kerkenordening der Generale Synode van 1578 sprak het onderscheid tusschen de Heidenzending en den inhoud van ons Arti kel 7 aan het eind van haar Artikel 7 met onmiskenbare duidelijkheid uit: »Het be taamt ook niemand, van de eene plaats naar de andere te reizen om te prediken dewijl het ambt der Apostelen en Evangelisten voor langen tijd in de gemeente Gods opgehouden heeft. Volkomen juistMen lette op de door ons gecursiveerde woorden. De Heidenen zijn tot geordende Gemeente Gods" geworden. Daarin komt geen Zendingswerk te pas. In de be schrijving van den dienst harer Bedienaren des Woords is dus onmogelijk sprake van Heiden zending. Wat was het geval Door bijgeloof en ongeloof waren de ker ken in de Nederlandsche gewesten sinds vele eeuwen verwoest. Door de Reformatie kwam nieuw leven. En bij het nieuwe leven, nieuwe samenbinding. In de eerste Synoden zocht men dit leven teregelen. In 1578 (in tegen stelling met den arbeid onder niet gedoopten) hiertoe met het oog op velerlei misbruik en gevaar van verleiding alle rondzwervend pre diken verbiedend. In 1581 zag men op deze lijn voortgaande nochtans de noodzakelijk heid in, de verstrooiden uit de door on- en bijgeloof uiteengeslagen kerken weder bijeen te vergaderen, en gaf daarvoor aanwijzingen. In 1586 verbond men deze met Art. 7 der kerkenordening. In 1619 nam men het een voudig zoo over. En in 1892 en 1893 liet men het onveranderd en onbehandeld voort bestaan. En dat met te meer recht, omdat dezelfde toestanden nog steeds bestaan Vooral in Noord-Brabant en Limburg. Daar is Artikel 7 volmaakt van toepassing om er de honderde verstrooide Protestanten" bijeen te vergaderen kerken vergaderen") om er de allerzijds aangevochten en op aller lei wijze onder druk en kruis gebrachte

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1894 | | pagina 2