Uit Kerk en School. Zoo dan, mijne geliefde broederszijt stand vastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere. 1 Cor. 15 28. Wij hebben wel eens de beschuldiging gehoord, van ongeloovige zijde tegen de Belijders der Waarheid ingebracht, dat zij namelijk altijd droomden over den hemel en hunne aardsche en tijdelijke roeping verga ten. Neen, zoo heette het dan, dan was het nuchter ongeloof beter, dat den mensch van onzekere bespiegelingen afriep tot trouw en ijver in de vervulling van zijne tegenwoor dige en tydelijde roeping. Maar die beschuldiging is ten eenenmale onwaar. Niet, dat er wel niet eens zieke lijkheden bij Gods kinderen kunnen voorko men, die tot dergelijke gedachten bij den oppervlakkige en onkundige kunnen aanlei ding geven, maar hier hebben wij dan ook juist met afwijkingen van de Waarheid te doen. Ons tekstwoord spreekt het duidelijk en krachtig uit, hoe juist de ware Belijdenis der Waarheid roept, en de Heere de Zijne be kwaamt tot een onvermoeid werkzaam zijn in alles, waarin de Heere wil, dat wij hier werkzaam zullen zijn, een werkzaam zijn met moed en hoop en blijdschap, zoolang de Heere daartoe krachten verleent. En waar de mensch zonder God voortdurend meer het droevige en smartelijke zal moeten ervaren, gelegen in het ijdele, voorbijgaande, onbestendige van al wat hij verwerft en uitvoert en opbouwt, zoo mag Gods kind het weten, dat wat hier in den Heere mag worden gearbeid, niet meer vergaat, maar zijne vruchten door Gods ge nade zal dragen tot in eeuwigheid. Metckn arbeid in den Heere wordt in de eerste plaats en rechtstreeks de geestelijken arbeidde vrucht des Geestes bedoeld, maar verder ook, al wat in den Heere wordt verricht. En moet daartoe niet ons gansche bestaan worden gebracht De zaak is deze, het kind Gods, de bege nadigde zondaar, heeft het ware leven weder- gekregen. Hij is verlost uit de banden des doods. Zijn Heiland heeft die verbroken. En nu mag hij dat ware leven smaken en daarin toenemen. De wereldling van zooeven kent dit leven niet. Voor des wereldlings leven heeft de in Christus levendgemaakte geen smaak meer. Hij sterft dat leven af. Ook hierdoor is de verkeerde beschouwing van den ongeloovigen, wiens beschuldiging wij aan den aanvang nederschreven, te verklaren. De Apostel vermaant de Corintbiërs. om standvastig te zijn in hun geloof, onbewege lijk in de stormvloeden der beproevingen en aanvechtingen, volijverig en steeds toene mende in het werk, dat de Heere in hunne zielen heeft gewrocht, en in alles, waartoe Hij hen roept. En nu de grond dezer vermaning, die de Heere door den H. Geest Zijnen kinderen doet verstaan Het is de Opstanding van den Heere Jezus Christus tot onze rechtvaardigmakiug, heilig making en volkomene verlossing Door des Heeren sterven en verrijzen is ook de zalige opstanding van Gods kinderen verworven. Wilt gij heerlijke overwinnings klanken Verneemt ze uit den mond van een verlost zondaar, den Apostel Paulus in de laatste verzen van dit hoofdstuk Dood waar is uw prikkel Helwaar is uwe over winning De prikkel nu des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dankdie ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus Zie hier de heerlijke vruchten van het ware geloof in en van de geloofsgemeenschap met den verrezen Heiland. Is dat geloof reeds uwe troost, uwe kracht Moogt gij ook met den Apostel alzoo den jubelzang aanheffen Laat dan niets uit uwe vastigheid stooten. En wees overvloedig in het werk des Heeren Hulsebos. Artikel 7 der Kerkenordening. I: De uitgave der Kerkenordening gelijk zij na 1893 bestaat met de eenige daarnevens kracht hebbende algemeene bepalingen door wijlen Prof. de Cock en DD. Hessels en Feringa is zoo allerwege bizonder gunstig beoordeeld, dat een dankbare buiging voor het geëerd publiek wel het eenig antwoord der schrijvers kan zijn. Een enkele billyke, opmerking aangaande het kleed van dit boeks- ke beamen zij, met dank aan de welwillende raadgevers. En mocht hun doel bereikt zijn, de Kerken er door verlost te weten van de honderden bepalingen die langzamerhand waren opgestapeld, en wier groote ophooping zij als Deputaten inzake de huishoudelijke bepalingen met hartelijke afkeuring hadden aanschouwd, zij zouden zeker zeer verblijd zijn. Te meer nog, indien ook het andere deel hunner wenschen mocht bereikt worden den Kerken door deze uitgave het gaan in de rechte sporen gemakkelijker te maken. Een enkele opmerking echter van enkele Kerkboden meent schrijver dezes niet onbe antwoord te moeten laten. Het geldt de be- teekenis van Artikel zeven der Kerkenorde ning eri is van groot belang eenerzyds voor den arbeid der >Inwendige Zending en By- belcolportage" in Noord-Brabant en Limburg en anderzijds voor de Zending onder Heide nen en Mohammedanen. Aanmerking is namelijk gemaakt op het feit, dat genoemde Broederen de bepalingen der Generale Synode inzake de zending in een aanhangsel (en niet bij Artikel 7) geplaatst hebben om niet vooruit te loopen op de be slissing der volgende Generale Synode, welke plaats de zending heeft in te nemen ten aan zien der Kerkenordening. Nu heeft natuurlijk eenig nadenken en onderzoek de beoordeelaars wel reeds over tuigd, dat de Heidenzending niets ter wereld met genoemd art. 7 te maken heeft. Dat zal dan hoogst waarschijnlijk ook wel het gevoelen der uitgevers zijn geweest. Maar al waren zy van het gevoelen der beoordeelaars geweest (ja al hadden den broederen Schot en Wagenaar zeiven genoemde uitgave gedaan) zij hadden niet anders kunnen handelen dan door hen gehandeld is. Genoemd boekje toch is door hen niet sa mengesteld naar eigen opvatting. Dan zou het voor de Kerken geen waarde gehad heb ben. Maar zij hebben daarin zoo getrouw mogelijk weergegeven, den uitslag der gene rale synode van 1893. Deze synode nu heeft door aanvaarding der rapporten van Ds. J. H. Feringa (in verband met het daarin door de commissie, wier rapporteur hij was, be oordeeld rapport in zake huishoudelijke be palingen) aan elke huishoudelijke bepaling haar plaats ten aanzien der kerkenordening aangewezen. Desgelijks was de plaats der andere besluiten duidelijk bepaald. Maar in zake de Heidenzending vond de Generale Synode in het rapport der betrokken depu taten een verschil tusschen drie opvattingen aan haar oordeel onderworpen. De BBds de Gaay Fortman en Dr. Wagenaar wilden de Zending afleiden uit art. 7 der kerkenorde ning; Ds. Feringa wilde doen uitspreken dat zij niets met dit artikel te maken heeft; en de meerderheid hield tusschen deze uitersten het midden. De Synode stelde de beslissing hiertusschen drie jaren uit. De uitgevers der kerkelijke bepalingen moesten dus ook hun plaatsaanwijzing drie jaren uitstellen. Maar wat beteekent dan nu art. 7 der Kerkenordening? Dr. Wagenaar heeft ge vraagd »Als dit geen zending is, wat is het dan Antwoord het is geen heidenzending; maar het is het antwoord op zijne verklaring, niet te begrijpen, welke positie Ds. Bmneraa toch inneemt in Noord-Brabant en Limburg. Wij verzoeken hem daarom onze artikelen in zijn Kerkbode te willen overnemen. Bezien wij eerst eens artikel 7 K. O. in zijn verbandHoofdstuk I handelt van de diensten in de Gemeente Christi. En wel in de Gemeente Christi, die kerkelijke ordening heeft (Art. 1) en onderhoudt, en geregeld wordt inzake Leer, Sacramenten en Ceremo niën, en christelijke straf. En die (Art. 2) in dien geordenden toestand bezit Dienaren des Woords, Doctoren, Ouderlingen en Dia kenen. Al hetwelk de Heidenwereldwaarin dezen- ding arbeidtniet heeftzoolang zij zendings- veld is. Dit alles kan dus op haar niet van toe passing wezen Gelijk men trouwens ook niet op Gereformeerd standpunt een Kerkenorde ning kan geven, zoolang geen gëinstitueerde Kerken zijn openbaar geworden en in onder ling verband getreden. Maar wij lezen verder Deze diensten worden nu onderscheidenlijk behandeld en hare onderlinge begrenzing uit eengezet (Art. 328), en daarbij allereerst gehandeld van den Dienst des Woords en der Sacramenten (Art. 3- 17). Altijd op ditzelfde gebied; namelijk in den kring der voor Kerkelijkeordeningvatbare Ker ken. Over wat daar buiten is, wordt niet gesproken. Evenmin als in Artikelen 41 en 44 (en wellicht ook 47, 50, 79, en 2}, waar toch ongetwijfeld deze zaak had moeien ver meld wezenindien men haar met een der Ar tikelen, tusschen 3 en 17 bedoeld had. Geen wonder dan ook, dat een der grootste ken ners van het Gereformeerd Kerkrecht aan schrijver dezes, in antwoord op zijn vraag verklaard heeft, de Heidenzending niet in Art. 7 te kunnen vinden. Deze Artikelen over den Dienst des Woords en der Sacramenten wijzen allereerst aan de bevoegdheid tot dezen dienst (Art. 39) en daarna zijn verhouding tot de Kerken (Art. 1017) en tot zijn ambtgenooten. Gold Art. 7 dus de Heidenzending, dan had het in deze tweede reeks moeten staan. Nu echter wijst het blijkens het slot van Artikel 4 op gelijksoortige toestanden als in Artikel 63 behandeld worden ten aanzien van het Avond maal. Art. 3 spreekt van indringers en scheur makers, Art. 4 en 5 van wettelijke beroeping, Artikel 8 en 9 van buitengewone toelatingen. Midden hiertusschen in {en dus het gelijksoor- tigen behandelend) spreekt Artikel 6 van den dienst van zulk een Dienaar (aan »de voor gaande Artikelen" nog zorgvuldig verbonden, en dus geheel in de lijst der geordende Ker ken) in particuliere heerlijkheden, Gasthui zen", enz. En dan volgt Artikel 7 luidende als volgt Niemand zal tot den Dienst des Woords beroepen worden, zonder zich in eene zekere plaats te stellen, ten ware, dat hij gezonden worde om hier of daar te prediken in de gemeente onder het kruis, of anderszins om Kerken te vergaderen." Voor zijn handoplegging is in dit geval voorzien in Artikel 4 aan het einde. Blijkens het verband kan dus Artikel 7 niets te maken hebben met de zaak der Heidenzending. Maar er is meer. En hierover spreken wij in het volgend nummer. Feringa.. Den 6den December 1893 was het 39 ja ren geleden, dat de Theologische School te Kampen werd gesticht. Ze was, Gode zij dank, tot steeds rij keren zegen voor ons dier baar Vaderland. Het is algemeen erkend, dat de baniere der Waarheid naar de Heilige Schriftendoor haar ontrold, ook buiten hare kringen, door middel van de leeraren die zij onderwees, bij vernieuwing is ontrold geworden. Daaren boven was zij tot een zegen voor Amerika, waar velen van de lidmaten en leeraren ba rer Kerken henen gingen. Dat was zij ook voor Oost-Friesland, voor de Transvaal en voor onze Indiën. Meer dan één barer lee-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1894 | | pagina 2