tot eere Zijns Naams en tot welstand der Kerk.
Namens Diakenen,
J. A. van Nederveen, Voorzitter.
J. «J. Fanoij, Secretaris.
Veere. Zondagmorgen werd onzen beroepen predi
kant, den Eerw. Heer J. C. Raamsdonk, cand. aan
de Theol. School, door Ds. W. H. Oosten in zijn dienst
werk bevestigd, naar aanleiding van 2 lim. 4 1
en 2. Des namiddags Verbond zich Ds. Raamsdonk
aan de gemeente, sprekende naar aanleiding van 1
Cor. 1 28:24.
Beide malen was het Kerkgebouw door een belang
stellende schare geheel bezet.
Het bovenstaaande is gedeeltelijk overgenomen uit
het Kerkblad.
Axel. Na des morgens bevestigd te zijn door Ds.
L. Bouma van Ter Neuzen met een rede naar aanlei
ding van 2 Tim. 4: 1:2 deed Ds. A. v. d. Linden
Zondag nammiddag zijn intrede in de Geref. Kerk
van Sehoondijke met de woorden van Psalm 122 8:9.
Beide malen was het Kerkgebouw vol belangstellenden.
Verantwoording van Liefdegaven.
Door den boekli. der K. Kas in dank ontvangen:
uit de Collecte van 26 Nov. 3 Dec. f 1,50 voor de
plaats. II. C. f 2.50 voor de plaats. O. B. een Munt
biljet f 10.f 4.00 voor de K. Kas. f 6.00 voor dc
Armen. Door Ds. van de Velden van N. N. fl,00
voor de Kerk f 1,00 voor de armen. Van een Cate-
ehesant f 0.25 voor de armen, f 0,25 voor de Kerk.
I. de Wolff.
Door gecommiteerden voor de zending in dank ont
vangen, uit het busje der Catechisanten f 5.15, en
van P. J C. 1250 gebruikte, en netjes schoonge
maakte postzegels. J. van Aartsen Jz.
Penningmeester.
Vlissingen B.
Ontvangen voor de weezen van N.N. I 0.60, uit de
Catechisatiebus voor de zending f 12.42, Contributie
voor dc zending voor het ontvangen van de Heiden-
bode over 1893 fl.25. Voor Diaconaal Hulpbe
toon f 2en f 1.
Namens den Kerkeraad
P. G. Laernoes. jr.
Scriba.
Doch in de dagen van die koningen zal de God
des hemels een koninkrijk verwekken, dat in der
eeuwigheid piet zal verstoord worden en dat ko
ninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten wor
den het zal al die koninkrijken vermalen, en te
niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid
bestaan. Daniël II 44.
Wederom zijn wij in dien tijd des jaars, dat
bizonder bet oog wordt gevestigd op den Heere
Jezus Christus en Zijn Koninkrijk. Het is
zulk een zalige verkwikking, als in de duis
ternis van velerlei moeite en zorg en strijd en
geestelijke aanvechting, als in de duisternis
der bange worsteling, waarin Gods Kerk met
de machten en boosheden dezer eeuw is ge
wikkeld, de blijde tijding bij vernieuwing tot
de ziele mag komen Vrees nietwant zietik
verkondig u groote blijdschapdie al den volke
wezen zal, namelijk dat u heden geboren is
de Zaligmakerwelke is Christus, de Heerein
de stad Davids. (Lukas II10, II). De Chris
tus, de Zone Gods, is Zijnen volke het licht
•in alle duisternis, de verlossing uit alle ban
den, de uitkomst uit alle nooden. En open
baren zich, onder het voortspoeden van den
tijd, de machten van zonden en hel steeds
schrikkelijker, aan Hem de overwinningEn
Zijn gekocht volk zal in Zijne overwinning
deelen
Heerlijk getuigt het profetisch woord onder
den Ouden Dag, van het koninkrijk dat door
den God des hemels zou worden verwekt, als
Hij Zijnen Zoon zoude zenden tot verlossing
Zijns volks.
Nebukadnezar, Babels koning, heeft een
droom gedroomd, waarin de Heere heeft ter
neder gelegd het lot der volken en den weg
•en toekomst van Zijn Koninkrijk, De Gods
man Daniel zal èn den droom te binnen bren
gen aan den koning èn de verklaring geven.
Zoo blinkt en blijkt Gods Majesteit aan het
hof en voor het aangezicht van den trotschen
wereldheerscher. De wegen, waarin de Heere
Zijn raadslagen openbaart, zijn zoo groot en
zoo wonderlijk. Wanneer de tijd gekomen is,
dat de Heere Zijnen raad wil openbaren, kan
niets dit belemmeren of verhinderen. Daar is
het volk Israël, Gods bondsvolk, geslagen en
vernederd in de boeien vanBabel. En nu juist
zal daar in dat zelfde Babel de grootheid en
heerlijkheid van Gods Koninkrijk en deszelfs af
komst, en aard, en heerlijk doel worden ge
openbaard en door den machtigen gebieder der
volken, uit des profeten mond worden verno
men. God uit den hemel is de Stichter, het
zal niet als andere Koninkrijken vergaan, het
is geestelijk en eeuwig. Het zal alle mach
ten, die zich tegen hetzelve verzetten, overwin
nen en ais het eenige koninkrijk overblijven.
Wat wordt hier van dit koninkrijk geleerd
De tijd van deszelfs komst wordt beschreven.
In de dagen van die koningen. Dit slaat terug
op hetgeen in het onmiddellijk voorafgaande,
van het ijzeren of Romeinsche rijk is gezegd.
De Christus, met wien dat koninkrijk op aarde
komen zou, zou verschijnen in de dagen, dat
het Romeinsche rijk zijnen hoogsten bloei be
reikte, de dagen van keizer Augustus. En
nu zou dat rijk zijnen loop beginnen onder de
volken, om onweerstaanbaar dien loop voort
te zetten tot het einde, van God den Vader
verordineerd. Het middel, waardoor de Heere
Zijn koninkrijk doet komen, is de predikatie
des Evangeliums. En in die dagen kwam Jo
hannes de Dooperpredikende in de woestijn
van Judéa en zeggendeBekeert u, want het
koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Mat-
theus 3:1.
Dit koninkrijk zal in der eeuwigheid niet ver
stoord worden en het zal aan geen ander volk
overgelaten worden. Allen aardsche machten
en koninkrijken, groot en klein, wacht ver
storing, verwoesting, maarde poorten der
helle zullen de Gemeente van Jezus niet over
weldigen. Integendeel, het Koninkrijk des
Heeren zal al die koninkrijken vernielen.
Daarom heeft koning Nebukadnezar gezien,
dat uit een berg een steen zonder handen af
gehouwen is geworden, die het ijzer, koper,
leem,zilver en goud vermaalde. Het rijk zal zich
uitbreiden door vernieling, verplettering, ver
maling. Hiermede is tweeërlei aangewezen.
Vooreerstde bekeering, die meermalen door
verbrijzeling en verbreking wordt aangeduid,
ten andere de vermorzeling van de hardnek
kige tegenstanders. Gij zult hen verpletteren
met eenen ijzeren schepter gij zult hen in stuk
ken slaan als een pottebakkersvat. Psalm 2 9.
Gods Kerk is zijn heirleger, dat Hij onder
deszelfs Hoofd en Koning Christus, roept, om
Zijn Koninkrijk uit te breiden. De Kerk was
er van af het Paradijs, het koninkrijk, voor-
gebeeld in Israël, kwam met Christus kribbe,
met Christus kruis.
O Hoe moet hetgeen van dit koninkrijk en
Zijnen heerlijken Koning wordt verkondigd
door den Heiligen Geest, den moed van Gods
kinderen doen herleven. Wie zal beschuldi
gen, wie hen scheiden van de liefde Gods.
Zijn wij waarlijk Zijne onderdanen, verbrijzeld
door de wet, opgericht door het Evangelie
der genade En nu zijn eigendom Is er
ware onderwerping aan den Koning bij toe
neming
Hulsebos.
Twee overgenomen stukken
Bij het vele goede, dat wegens gebrek aan
ruimte niet onder de oogen onzer lezers kan
gebracht worden, willen wij toch ditmaal
voor een tweetal stukjes een uitzondering
maken. Wij laten ze hier volgen
Hoeveel uitverkorenen, hoeveel levendige
kinderen Gods houdt Satan gebonden door
onkunde Ze leven wel, maar als het plantje
in een bloempot onder de bedstee. Ze hebben
zoo weinig de rechte bediening van Gods
Woord genotenveelal slechts het ge wieg
en gewiegel van een man, die hun gevoel
raakte en hen opwarmde. Contemplatiever
zinking in zichzelf, dat is hun leven geworden.
Een rechte praktijk der godzaligheid in den
arbeid voor de zaak huns Gods in het midden
der wereld kennen ze daardoor ook niet. Ze
zijn veelszins onvruchtbaar geworden. Er is
wel als bij alle leven een willen uitkomen
van bloesem, maar die verdort eer zelfs het
bloemknopje openging. Ze leven als een oester,
die geen grootere wereld heeft dan zijn schelp,
en deze enkel op een kiertje zet, om zooveel
zeewater in te laten, als hij voor zichzelven
noodig heeft. En komt nu straks de storm
des levens, de vreeze des doods, ach dan
zijn deze kinderen Gods er zoo droevig aan toe.
Ze hebben geen licht.
Ze hebben het licht des Woords verzuimd.
Ze zijn verwaarloosdZij hebben het licht
nooit recht gezien. Ze hebben er nimmer bij
leeren zienop hun pad leeren wandelen naar
den eindpaal, leeren reizen naar huis.
Ze zullen wel niet verloren gaan, maar allen
glansallen vrede, alle rijpe vruchtalle vreugde
van hun kindschap missen zij. De Vader heeft
geen eer van hen. En ze vinden weinig loon
in Gods Huis, want ze hebben schier niets
gedaan dan over zichzelven gedacht, en toch
juist daardoor zichzelven bedorven. Hoogmoed,
gierigheid, traagheid, ongeschiktheid, domheid
bleven hen kenmerken.
Zoo bederven in ons vaderland honderden
zichzelven en elkaar.
't Is om bij te schreien
En er zijn nog altijd voorgangers te vinden,
om voor een bolle broods steun te bieden
aan dit zondige werk.
Wie waarlijk de zielen liefheeft, over hen
^yaakt, en hun wasdom in de genade bedoelt,
die doet dü niet.
Wie deernis met de arme zielen van Gods
kinderen kent, die kan dit niet doen. Integen
deel, die gaat er tegen inzij het ook met
behoedzaamheid, omdat deze arme zielen zich
zoo lichtelijk enkel door onkunde van hem af-
keeren, waar hij ze niet de eenige pap, die
ze leerden eten, geven wil, maar eer tegen
hun wijze van geestelijk leven zich overstelt.
Wie als een dienstknecht des Heeren zijn
volk lief heelt, die kan niet mee in het kit
telende zelfbehagen, in de zoo geliefde zelf
beschouwing, die velen op de been houden
moet; maar die is met innerlijke ontroe
ring en ontferming bewogen over den toestand
van Gods volk ook in deze dagen.
Die bidt voor hen en in hun midden om
verandering.
Geen gevoelsrust met de oogen dicht, een
steunen, een drijven op de zielmaar
geloofsrust met de oogen open, als ziende
den Onzienlijke, heeft Gods volk noodig.
Zóó bad Paulus voor de gemeente. Hij zag,
wat zij behoefde. Hij zweefde maar niet met
haar mee veel minder achter haar aan. Neen,
zijne ziele worstelde in gebed en al zijne
krachten arbeidden voor haar, of de Heere
haar mocht geven de kennisse Gods, en daar
toe verlichte oogen des verstande. S.
Het Parlement der Godsdiensten
Onder al de merkwaardigheden, die de pas
geslotene Tentoonstelling te Chicago te aan
schouwen gaf, was wel het allermerkwaar
digste, dat er ook een Parlement der gods
diensten werd gehouden. Men wilde n.l. al
de godsdiensten der wereld op de Tentoon
stelling vertegenwoordigd hebben ieder ver
tegenwoordiger zou op zijn beurt in het
openbaar spreken, en zoo zoude het blijken
hoe er bij verschil van meening toch eene
zeer opmerkelijke eenheid bestond.
Ten deele is die poging tamelijk goed ge
lukt want al waren er niet alle godsdiensten
der wereld vertegenwoordigd, toch was er
eene zeer rijke verscheidenheid. Vooral was
de Heidenwereld sterk vertegenwoordigd
maar ook Roomsch-Catholieken en Joden, ja
zelfs Protestantsche Christenen hebben met
dat allegaartje mee kunnen doen, tot zelfs
van de n>High Chuarcl" uit Engeland toe.
En o zoo lief is er gesprokenbijna geen
enkele wanklank is er gehoord.
»Sie freuten einander das leben
Und hatten einander so lieb."
Vooral de Heidenen waren druk aan het
woord; ziehier een enkel staaltje van de
wijsheid, die zij ten beste hebben gegeven.
Protab Mosvomdar van de Brahmo Somaj