Uit Kerk en School. verkeerd oordeel veile, en niet onze Kerken onder verdenking komen hetzij van gebrek aan beginselvastheid, hetzij van slaafsch zich buigen voor wie maar hard genoeg mocht willen roepen, hetzij van zeer groo'te opper vlakkigheid. In de derde plaats, opdat ook de minder heid, die de voetstappen van onzen Broeder volgt, niet langer geheel onnoodig ontrust wordeen door onjuiste voorlichting een strijd zie, die niet bestaaten worstelen te gen een gevaar, dat er niet is, den zegen dezer Generale Synode zou verliezen. Ten vierde om de eere onzer Kerken zelve. Deze Synode is nu eenmaal (en dat is goed ookniet zonder getuigen geweest. En uit het Bnitenland èn van alle oorden des lands, zijn de getuigen toegestroomd. En honderden hebben den zeer waren indruk medegenomen, dat er zeer gebrekkig gewerkt is. Zij, die voorheen het werken der voorloo- pige Synode van de Nederduitsche Gerefor meerde Kerken hebben bijgewoond, hebben ook met de meest mogelijke lankmoedig heid niet kunnen nalaten, het groote on derscheid op te merken. En niet gaarne zou den wij aan den Hoofdredacteur van De Roeper'' de beleediging aan doen Yan te be weren, dat hij in werkelijkheid het werken van deze Synode voor goed arbeiden zou houden en in ernst zou zeggen: »Zoo zijn wij het nu gewoon." Natuurlijk gebiedt de oprechtheid, deze droevige waarheid te erkennen. Te meer, waar ter Synode zelve o.a. door den Adviseur Prof. Rutgers is uitgesproken (en zoo door de Synode als door het publiek met blijkbare instemming is aangehoord,) dat wij wel een bidstond mochten houden met schuld belijdenis en smeeking om het schuldig on vermogen der vergadering. Maar ook afgezien van dit allesWanneer eert men nu de toen vergaderde Kerken Niet door zulk gebrekkig werken te prijzen. Dan toch zeggen de getuigen in binnen- en buiten-land: »Deze Kerken, zulk werk prij zende, en het dus niet beter kunnende toonen daarmede weinig beteekenend, ondiep, en on geestelijk te zijn." Maar wanneer wij onbewimpeld erkennen »Het tons ook slecht," dan blijken de Ker ken boven dit peil te staan. En wanneer wij dan eerlijk belijden, waarom het zoo slecht moest gaan, en den Heere dank zeggen, dat Hij er toch nog zooveel door tot stand ge bracht heeft, en er nog zoo veel reden is om er dankend op terug te zien, dan ligt daarin het beste pleidooi voor de verstreken Synode en de belofte van een betere toekomst. En eindelijk hebben wij nog een reden ge had voor ons schrijven over deze zaak. Ge heel ten onrechte wordt het telkens voorge steld, alsof de leden der Gereformeerde Ker ken in overgroote meerderheid denken gelijk >De Roeper." Men zegt dan Ons volkdenkt er zoo over. En »ons volkmoet geëerd, ont zien, gevreesd, en (zelfs al heeft het ongelijk) gehoorzaamd worden. Nu is dit wel een tast bare onjuistheid. Maar wat telkens gezegd wordt en niet weersproken wordt ten laatste geloofd. Op dezen eigenlijk revolutionairen weg komt dan telkens de heerschappij aan de aldus roepende minderheden. Daarom sta hiertegen hier (bij dat van verschillende sprekers ter Synode) ook onze waarschuwing en ons protest. En dat om velerlei redenen Ten eersteomdat 1 Corinthe 7 23 ver biedt, te vragen, wie iets wilen dus leert alleen te vragen, of iets naar Gods Woord is. Ten tweedeomdat in de Gereformeerde Kerken niet, revolutionair, door de ambtsdra gers moet gevraagd worden, wat de Broeders of Zusters willenmaar integendeel naar Hebreeën 13 17 hun door dezen onderda nigheid moet betoond worden, zoolang niet is bewezen, dat zij tegen het Woord handelen. Kerkelijke vergaderingen, hoezeer ook tot dienen geroepen, staan dus in dezen zin niet onder, maar boven sons volk." Ten derde omdat in zulke gevallen eigenlijk niet de Broeders of Zusters Jzich uitspreken, maar zij slechts door een of anderen hen aandrij- venden Broeder als spreektrompet worden ge bruikt, Ten vierdeomdat »ous yolk" iets an ders is, dan »De Roeper" schijnt te meenen. Wij hebben in onze Kerken allen gelijk recht. »Ons volk" is dus n;et de voorheen Christe lijke Gereformeerden. Ook niet de voorheen Nederduitsche Gereformeerden. Evenmin de groote meerderheid uit de samenvloeiing dezer twee, die zich door »De Roeper" niet laat ontrusten. Veelminder nog de kleine minder heid, bij welke dit wel het geval is. >Ons volk" in den eenigen zin, die in dit verband aan deze foutieve uitdrukking kan gegeven, kan dan alleen beteekenenAl de leden der vereenigde Gereformeerde Kerken te samen En het is miskenning van deze Kerken en hare leden, een klein deel daarvan uittegeven voor »ons volk. Er ware wel meer te zeggen. Maar met >De Heraut" oordeelen wij verder op deze zaken niet te moeten ingaan. Slechts meenden wij ter wille van onzen Broeder, en ter wille van de Kerken, onzen Consciëntie te moeten bevrijden. Nu hopen wij weer voort te gaan met belangrijker en aangenamer zaken. Over het in dit Artikel besproken onderwerp kan meenen wij bij deze het laatste woord door ons zijn gezegd. Feringa. Ook bij de voorstelling die De Heraut vóór een paar weken over de opleiding van de die naren des Woords te Kampen gaf, kwam het uit, dat men een medaille van eenen kant kan laten zien. Het was enkel den eisch der wetenschap dien zij zien liet, en wel in optima forma. De beschrijving liep uit, op hetgeen door mij in de brochure over de Concept-regeling" is gezegd: als kinde ren namelijk moet men reeds bestemd worden voor den dienst des Woords. Daar is de ge- heele berekening, daar zijn de eischen alleen lijk op gebaseerd. De Heraut toch zegt dat zij op 12jarigen leeftijd van de lagere school naar het Gym nasium moeten enz. Daar nu heb ik op zich zelf beschouwd niets tegen. Maar met de gedachte zoo hon derden malen in de kringen der vromen en der godzalige ouders in betrekking tot hunne kinderen uitgesproken, met de gedachte: >als gij Jezus liefhebt en mits dien de liefde Christi u dringt, dan eerst, dan moogt gij er aan denken om leeraar te worden en om den Heere in het Evangelie te gaan dienen want een leeraar zonder hart, zonder die liefde is het ongelukkigste mensch op de wereld, en kan de gemeente niet ge ven wat ze vraagt en wat haar toekomt, zie, met deze gedachte wordt bij de becijfering van de Heraut gansch geene rekening gehou den ze wordt zwijgend voorbij gegaan het is, alsof er voortaan geene rekening mee moet gehouden worden. Op de wetenschap en op de wetenschap alleen, wordt de nadruk gelegd. Dat nu noemt de ondergeteekende, de eene zijde van de medaille te laten zien. En hij wenscht dat ook voortaan, dat ook door de vereenigde Kerken, met die gedachte, omdat ze z. i. goed is en proefhoudend is be vonden, rekening zal gehouden worden. Naar zijne bescheidene meening is ze in de laatste jaren gewaarmerkt, en wat nog meer zegt, in de Heilige Schrift gegrond. De Christelijke, Gereformeerde Kerken" zijn meerendeels door mannen naar die gedachte, en waarvan dus hier sprake is, gebouwd. En al wordt dezen mannen nu den naam van wetenschappelijk" in »De Heraut" laat het dan zijn te recht ontzegd, desalniette min veroorloof hij zich te gelooven dat zij, in de gemeente en als er sprake is van het beantwoorden aan de behoefte der gemeente, naast de leeraren kunnen staan, die niet van het in De Heraut zoo druk en vrij besproken Kampen komen. Ach, men moét soms roe mende onwijs zijn, en zeggen >Gy hebt mij genoodzaakt." Laat men zich het zwijgen opleggen, omdat men geen wetenschappelijk man is, dan heeft de wetenschap zoo goed als alleen het woorddan zegt zij aan de Kerken hoe het is en wezen moet. Omdat de ondergeteekende gelooft, dat onze roeping voor God eene andere is, daarom laat hij zich het zwijgen niet opleggen. Hij gelooft niet, dat een weinig latijn, grieksch en he- breeuwsch meer, ons alleen de kracht, de be voegdheid en het recht tot denken en spreken geeft. Geoordeeld naar het bedoelde en bewuste artikel in De Heraut zijn er onder de vroe gere Christelijke, Gereformeerden, zelfs in Kampenzoo goed als geen die den naam van wetenschappelijk hebben en dies meespre ken mogen. Desalniettemin is de ondergeteekende er niet voor om de geheele opleiding voor den dienst des Woords uitsluitend in te richten voor hen, die reeds als kinderen bestemd worden voor het herders- en leeraarsambt. Zoo gaarne zag hij dat daarbij ook rekening werd gehouden met de boven uitgesprokene ge dachte, dies met hen, die op rijperen leeftijd tot de zelfbewuste keuze komen om den Heere in het Evangelie te dienen. Dit een en ander noemt hij de andere zijde van de medaille, die De Heraut ons zien liet. Van de boven uitgesprokene gedachte zijn ook onze kassen voor de opleiding altijd uitgegaan, dienovereenkomstig toch waren en zijn hare eischen. Zij, die daarin opgenomen werden, moesten vóór de opneming plaats had, proeven leveren van hunnen aanleg voor de wetenschap, maar dat niet alleen, zij moesten, en wel in de eerste plaats, ook getuige» nis afleggen van hunne liefde tot Chris tus en van hunne begeerte naar den dienst des Woords. Als er nu iemand komt, van bijv. 22 jaren, welk een geheel eenig mensch moet hij dan niet zijn om klaar te komen en hoe oud eer hij naar den aangegeven regel voor den dienst des Woords kan bevestigd worden. De ondergeteekende zou wenscken dat men het dezen mannenbroeders en dia kassen niet zoo goed als onmogelijk maak'e, om tot het doel, tot de vervulling der levens begeerte, te komen. Hij zou wenschen dat by het opmaken van het studie-plan ook met hen een weinig rekening werd gehouden. Ver mindering van de nu gestelde eischen heeft hij daarbij volstrekt niet op het oog. Maar hij vreest, dat bij eene regeling als De Heraut wenscht, daarmee geene rekening zal gehouden worden hij vreest, dat de goede ge dachte, zoo honderden malen door godvruch tige ouders uitgesproken, te veel op den ach tergrond treden en langzamerhand verloren zal gaanhij vreest, dat met de z. i. goede traditie in dezen dan weldra zal gebroken wordenhij vreest, dat wij alzoo den weg op zullen gaan van de genootschapskringen, waarin men vele jaren weinig of geen reke ning hield met de oprechte begeerte om in derdaad den Heere en alzoo de gemeente te dienen hij vreest, dat de stellingwij moeten aannemen dat onze kinderen we dergeboren zijn alsmede, dat zij in de jeugd wedergeboren of kunnen wedergeboren zijn en eerst bijv. op 24 jarigen leeftijd tot be keering komen, daarbij een mindergewensch- ten invloed zou kunnen uitoefenen. Wat men met de Dordtsche vaderen aanneemt als ze zijn gestorven, kan men wel eens evenzeer gaan aannemen bij het bestemmen voor dit heilig ambt. Dit nu staat m. i. niet gelijk. Men gaat daarbij te veel van de gedachte uit dat zij die uit Israël zijn, ook Israëlieten zijn in den waren zin des woords; en ach daar is zooveel kaf om het koren. Met den eisch, dat de liefde Christi drin gen moet, moet zoo goed rekenschap worden gehouden als met den eisch der wetenschap. Littoou. Op uitnoodiging van de Geref. Jongel. Ver Spr. 23 23a te Middelburg hield Ds. J. J. Impeta van Leeuwarden, Maandagavond in

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1893 | | pagina 3