dat zij ze zag, die lieve stralende oogjes ha-
rer kinderen, thans door tranen verduisterd,
dat zij de zachte lipjes de hare voelde kussen,
de armpjes voelde strengelen om haar hals.
Nog eenmaal zou zij ze zien en dan
maar daaraan dacht zij niet. Zij stelde zich
-slechts voor het wederzien, niet de scheiding
daarna. Want zij wist, dat, wat er ook ge
beuren zou hare kinderen voor haar verlo
ren zouden zijn. Waarschijnlijk zouden zij
daar ginds ver weg in het land blijven aan
de overzijde van den Oceaan. Maar al kwa
men zij weer, al zag haar oog hen nogmaals
hun hart zou van haar vervreemd zijn. Want
zij zouden terugkomen, beschaafd, wel opge
voed en ontwikkeld, maar men zou hen ge
leerd hebben zich te schamen voor haar, die
wel hunne moeder was, maar niet hun vaders
vrouw. Ach, volgens hare begrippen van ze
delijkheid was er geen schande in dat tijde
lijke huwelijk, hare godsdienst liet het toe.
Waarom moet zij dan behandeld, waarom
beschouwd worden als eene vrouw, die niet
waard is hare kinderen op te voeden? Vol
gens de wetten van haar volk had zij schande
gebracht noch over haar zelve, noch over
hare kinderen, met opgeheven hoofd kon zij
onder de hare rondgaan. Waarom moet zij
dan al de vlijmende smart der scheiding on
dergaan, al de pijn der verlatenheid dulden
Naast haar staat de man, die wel beter wist,
die volkomen op de hoogte was van de wet
ten van zijn land, zoo geheel verschillend
van de haren, die zulk een tijdelijke ver
bintenis onwettig vinden, wiens godsdienst
haar niet toestaat. Maar over dit laatste be
kommert hij zich minder hij doet zoo als
anderen zijn godsdienst is voor hem een
kleed dat hij aantrekt ot aflegt, naar het
hem goeddunkt. Of hij herziet den godsdienst,
zij moet immers meegaan met zijn bescha
ving Op haar ouderwetsch standpunt kan
zij niet blijven staan. Zoo knipt hij hier en
daar wat af dat hem hinderlijk is en zoo
past het vrij wel voor iedere gedaante, die
hy verkiest aan te nemen.
Gij moet dien man niet zeggen, dat hij
niet om godsdienst geeft, hij zou u dit kwa
lijk nemen. Maar veeleischend moet hij niet
zijn. Wel fatsoenlijk en bovenal gemakkelijk.
De zijne, zooals hij thans is, beeft hem niet
belet van de hare te profiteeren. Daarom
heeft hij er ook zorgvuldig voor gewaakt,
dat zij wijzer werd dan zij is. Dominés, zen
delingen, allemaal onzin inlanders, die Chris
tenen werden, zijn per se lui en veeleischend.
Zij verliezen hun onderdanigheid. Zij worden
te wijs! Neen, het is veel beter (lees gemak
kelijker) dat die menschen in hun eigen eeu-
voudigen godsdienst blijven. Dan zien zij geen
kwaad in sommige dingen, waarin wij, als
wij nu eens precies gingen redeneeren, wel
kwaad zouden vinden. Maar wij redeneeren,
niet meer precies. Daarvoor zijn wij tenieu-
werwetsch. Wij gingen met de beschaving
meê. Wij zijn Christenen, dat is eenmaal zoo
on het is eveneens niet weg te cyferen, dat
het Christendom sommige lastige eischen stelt.
Welnu, daar is wel wat op te vinden. Wij
zijn het er eenvondig niet mee eens. Ieders
opinie heeft immers recht van bestaan Wij
stellen daarvoor in de plaats de gemakkelij
ker zyde van het Mahomedaansche geloof.
Niet de bekrompen zijde, daar zijn wij veel
te verlicht voor! Nu zijn wij klaar. Iedere
godsdienst is immers even goed?
Zoo heeft die man voortgeleefd tot op dezen
dag. Het waren aangename theoriën, en zij
maakten hem het leven gemakkelijk, zoolang
hij bij die vrouw in Indië bleef. Maar nu
komt de praktijk, en het is eenmaal een waar
heid, niet zoo gemakkelijk door een andere
te vervangen, dat op het oogenblik van het
afscheid het hart weeker en teederder gestemd
is dan anders. Wanneer een mensch sterft,
zoo zegt men, dan gaat voor de scheidende
ziel nog eenmaal het leven voorbij in al zijn
bijzonderheden, zijn vreugd en droefheid, zijn
kwade en goede oogenblikken. Ieder afscheid
is een soort van sterven, het tijdperk, dat wij
achter ons laten is dood, een nieuw wordt er
geboren. Wij treden er in als in een onbe
kend jong leven, met het oude hebben wij
afgedaan.
Voelde de man dit alles terwijl hij het
afscheid gadesloeg van die moeder en zijn
kinderen Of hij het wilde of niet, hij stelde
zich de vraag hoe zijn leven geweest zou
zijn zonder haar. Hij was alleen aangekomen,
als een vreemdeling in een vreemd land, hij
had afscheid genomen van alles wat hem
lief was. Niet zooals de oude evangeliepredi
kers deden, omdat hij aan die onbeschaafde
heidenen iets had te brengen, neen, eenvou
dig om van de rijken en meer beschaafden
onder hen iets te halen. Hij ging om zijn
fortuin te maken, Maar hoe ellendig was
zijn leven in den eersten tijd geweestHij
kwam aan onbekend met de taal, de zeden
van het volk, de waarde der eenvoudigste
benoodigdheden. Hij werd bedrogen en be
stolen, slecht gevoed en slecht gekleed, hij
wist zich niet goed te beveiligen tegen de
brandende hitte van het klimaat. Bijna had
hij het moeten opgeven tot dat hij deze
vrouw, neen, deze huishoudster kreeg.
Toen is zijn leven als met een too verslag
veranderd. Zij was handig en knap, eene
uitmuntende huishoudster. Zij hield zijne
kleederen in orde, maakte zijn woning confor-
table en gezellig. Zij had een goed humeur,
zij was de gedienstigheid zelve. En als hij
ziek was of ongesteld, hoeveel middeltjes
kende zij niet. Die inlandsche vrouwen zijn
halve dokters, zoo verzekerde hij later meer
dan eens aan zijne Europeesche kennissen.
Heel wat knapper dan de Hollandsche vrou
wen, die van niets verstand hebben. Zoo had
hij met haar geleefd, jaren lang. Waarlyk
het is niet demoraliseerend voor zulk eene
vrouw, verzekert hij, iedereen leeft en volgens
hare begrippen is er geen kwaad in. Toen er
kinderen kwamen, hoe dierbaar was zijne
woning hem geworden. Het waren zijne kin
deren, die hij zijn naam zou geven. Zij
waren flink gezond en verstandig. Zij de
den hem denken aan zijn eigen broers en
zusters, eene zelfs aan zijne moeder, wier
naam zij droeg. Neen, hij zou ze niet in In
dië achter laten, schoon het volstrekt
niet zoo slecht zou zijn, want hoe velen deden
hetmaar ze naar Holland brengen en
daar laten opgroeien. Meer en meer raakten
de kinderen op den voorgrond en de vrouw,
die toch hunne moeder, neen ik vergis mij
die de moeder was van zijne kinderen, ver
dween daarachter. En toch het was vreemd,
maar op dit oogenblik van scheiden kon hij
niet denken aan ieder afzonderlijk, hij zag ze
steeds te zamen. Of had zij niet voor hen
gewerkt en gezorgd Had zij niet aan hun
bedje gewaakt als ze ziek waren Had zij
ze niet gekleed en gevoed en als de duister
nis plotseling inviel en koelte bracht na de
hitte des daags, hadden de zachte eentonige
liederen van haar volk ze niet in slaap ge
zongen Spraken zij niet hare taal Droegen
zij niet hare gelaatskleur Waren dat niet
hare oogen, hare trekken, de bewegingen ha-
rer ledematen, die hij in hen terugvond
Maar hij behoeft dit alles niet te vragen.
Zie hoe ze schreien, zooals slechts een kind
het doen kan, dien men van zijn moeder af
scheurt. En de vrouw, zij wil ze niet laten
gaan. Zij klemt ze aan haar hart, zij schreeuwt,
zij roept om hulp. Het zweet breekt den
man uit, hij zal forsche maatregelen moeten
nemen. Er is geen tijd te verliezen, de boot
moet weg. En hij zegent het in zijn hart,
dat zulk een aanval van heftige smart niet
lang kan zijn en door een soort van dofheid
wordt opgevolgd, die al duurt ze kort, hem
toch den tijd laat, de kinderen weg te bren
gen. De boot roeit hem naar het schip en
het allereerste deelt van hun Europeesche
opvoeding hebben zij achter den rug.
De man had zelf een paar dagen noodig
om van de aandoeningen, of zooals hij het
zelf noemt van de drukte van dat afscheid
te bekomen. Ook was het lastig, dat de kin
deren voortdurend om hunne moeder riepen.
Hij had daarop gerekend, en allerlei nieuw
speelgoed meegenomen waarvan zij niet wis
ten. Dat gaf hij ze, benevens ruimte van
lekkers en toen waren zy spoedig getroost.
Zoo zijn kinderen. Ook die vrouwen moet
men zich vooral nief te sentimenteel voorstel
len, zoo redeneerde hij. Voor geld doen ze
heel wat, eigenlijk is het een inhalig geslacht.
(Wij Hollanders zijn dat niet.) Zij troosten
zich bovendien spoedig. Zij vinden spoodig
een anderen man, en krijgen andere kinderen.
Dat is volstrekt niet demoraliseerend voor
haar maar zeer geoorloofd, volgens hare be
grippen.
Neen het is niet demoraliseerend voor haar
voortdurend te noeten scheiden van het lief
ste wat zij heeft, het bitterste leed te onder-
vindeh als een zeer natuurlijke zaak. Niet
demoraliseerend, voortdurend beschouwd te
worden als de mindere, niet slechts van haar
man, maar ook van hare kinderen. Niet de
moraliseerend, om nooit iets beters te leeren,
maar steeds behandeld te worden alsof zij
beter wist. Niet demoraliseerend telkens de
huit/ioudster te worden van een anderen man
en men behoeft niet te denken, dat het ge
halte van die mannen er beter op wordt.
Somtijds zien wij dan ook, dat die vronwen
er anders over denken. Men hoort dan van
plotselinge sterfgevallen, of van een langza-
nien dood aan een onbekende ziekte, van
een lijden dat aan vergiftiging doet den
ken. Doorgaans staat dit dan in verband
met een voorgenomen vertrek naar Hol
land of met de komst van eene vrouw
die, naar men haar meldt, de gouver
nante der kinderen is, maar van wie zij ver
onderstelt dat zij nog wel iets anders wor
den zal. Zoo spreekt zij dan zelf het laatste
woord uit van het stelsel dat haar
niet demoraliseert.
Men klaagt er over dat het Christendom
zoo weinig invloed heeft tegenover het Ma-
homedanisme. Is dat wel zulk een groot
wonder Moeten zij het Christendom niet
allereerst beoordeelen naar de Christenen
die zij kennen. En wat dan te denken van
den godsdienst van menschen, die haar niets
leeren, maar alles van hen eischen, en die
hen voortdurend behandelt zooals zij zelf in
geen enkel opzicht zouden wenschen behan
deld te worden M. P.
Uittreksels uit een veelgelezen Indisch dag
blad, die bewijzendat het bovenstaande
stuk de zaken bij het verkeerde eind heeft,
1, De toestand is zoo slecht niet.
Verleiding of uitoefening Yan onrechtma-
tigen invloed met onzedelijke bedoelingen,
»komt hier zeker voor, elders niet
»maar het is er verre af, dat men zoo iets
»zou mogen schetsen als een gewonen toe-
stand,"
2. Hij is zelfs zeer wenschelijk voor den
Javaan.
Ieder, die wat heeft rondgezien, weet dat
»de arme Javaan, die volgens van der Steur,
>als een lam, zonder zich te mogen verdedi-
»gen, zijne dochters moet laten wegvoeren,
tn den regel niets liever doet dan die doch
ters tegen behoorlijke betaling aan een Euro-
»peaan als tijdelijke levinsgezellin at te staan."
3. Hij demoraliseert volstrekt niet.
Winstbejag van ouders en kinderen
ziedaar verreweg in de meeste gevallen de
drijfveer."
4. Hij geeft zelfs een zekere reinheid van
levensopvatting.
»En nu is het ook ai weer geheel onjuist
voorgesteld, dat de meisjes daardoor onge
lukkig zouden worden. Integendeel, zij zijn
»zeer tevreden en volstrekt niet in minach
ting by hare landgenootental van bruine
»broeders zouden het zich eene eer rekenen,
tater met haar in het huwelijk te treden."
5. Ieder zal dus met volkomen instemming
het volgende lezen.
Daarom is het gezeur van die onprakti-
»sche mannen, die slechts naar den hemel
»en daardoor over de menschen heenzien,
»my (den redacteur n. 1. van het Indische
»blad) schoon ik de goede bedoeling erken
>en waardeer altijd min of meer een