Uit Kerk en School. van deze wetenschap, die niet ven de geïnstitueerde kfcrken uitgaat. Hiertegen zal niemand iets weten in te brengen. Het is eenvoudig zoo. En dit punt althans is hier mee afgedaan. Hetzelfde nu blijkt uit wat we in de tweede plaats opmerkten aangaande de officieele erkenning van de Theologische faculteit der Vrije Universiteit. Deze faculteit gaat niet van de geïnstitueerde ker ken uit, maar is opgekomen uit de kerk als orga nisme. Toch pretendeert ze Theologie te beoefenen, Theo logie te onderwijzen en in de Theologie op te leiden. Hadden nu de kerken het standpunt ingenomen, dat de beoefening der Theologie alleen van de geïn stitueerde kerken uitgaat, dan hadden zij natuurlijk deze pretentie der Theologische faculteit niet kunnen noch mogen erkennen. Ze hadden dan moeten zeggen - Gij matigt u aan wat u niet toekomt. Theologie beoefenen is ons monopolie. Althans het opleiden in de Theologische kennis is iets dat ons uitsluitend toekomt. Gij hebt dus uw opzet te laten varen. Gij hebt als Theolo gische faculteit afstand van uw titel te doen. Geen uwer kweskelingen kan door ons erkend worden. En in geen geval rekenen wij dus met u, of willen wij ook maar eenigzins geacht worden in eenig opzicht U als beoefenende de Theologie officieel te eeren. En toch zoo deden de kerken niet. Integendeel zoo officieel mogelijk hebben ze de Theologische faculteit in eene reeks synodale beslui ten erkend er meê gerekend haar kerkelijke pri vileges toegekenden zelfs aan de hoogleeraren in deze faculteit het recht van praeadvies op de Syno dale vergadering gegeven. Ook hieruit spreekt dus de besliste overtuiging der kerken, dat er buiten de geinstitueerde kerken wel terdege beoefening van de Theologie is en zijn kanj en dat de kerken ook met deze buiten/cerksche Theo logie, als we het zoo noemen mogen, winste hebben te doen. Voor ditmaal gaan we nu in on9 betoog niet verder. Het is ons genoeg, zoo maar duidelijk uitkomt, dat de kerken én te Amsterdam én te Dordrecht, klaar en duidelijk het standpunt hebben ingenomen, dat er, ook buiten de bemoeienis der geïnstitueerde kerken, op onderscheiden wijze een beoefening der Theologie kan bestaan, bestaat en zóó bestaat, dat de kerken er meê rekenen kunnen en mogen. Indien derhalve iemand beweert dat de beoefening der Theologie van Christus'wege, als speciaal man daat, aan de geïnstitueerde kerken is opgedragen, dan staat zulk een hiermee een gevoelen voor, dat niet met de stellige uitspraak dezer beide Generale Synoden overeenkomt. Dit eens duidelijk in het licht te stellen wa9 daar om noodzakelijk omdat in het tegenovergestelde ge val, een ieder in onze kerken, die zijn opleiding niet aan onze Theologische School had genoten, dan ook geen Theoloog zou kunnen zijn. Bezaten toch alleen de geïnstitueerde kerken het monopolie van de beoefening der Theologie, dan zou alleen onze Theologische School u Theologie kunnen bieden, en met schrijver dezes zou heel een reeks van mannen te kwader ure tot de ontdekking komen dat ze, om iets vau de Theologie te weten te komen, nog eerst drie jaren naar. Kampen zouden moeten gaan, Dit spreken we met opzet zoo \iit, om het onge rijmde van het exclusieve standpunt, dat een enkele hierbij poogt in te nemen duidelijk te laten uit komen. Men kan dit ook op andere wijze doen. Bijvoorbeeld aldus. Is de beoefening der Theologie aan de geïnstitu eerde kerken opgedragen, zoodat zij alleen de Theo logie scheppen en bestendigen kunnen, dan komt ze er nooit, en ze is ook niet in Kampen. Immers, toen onze Theologische School is opge richt, zijn daar als leeraren mannen geroepen, die nog géén van allen aan een school van de geïnstitu eerde kerken waren opgeleid. Vader Van Vel ven en vader Brummelkamp waren kweekelingen, niet van een Theologische school, maar van een Universiteit. Bezaten nu de geïnstitueerde kerken het monopolie der Theologie, dan waren alzoo deze mannen geen Theologen. Zeiven geen Theologen, konden ze dan ook als docenten geen Theologie beoefenen, noch Theologen vormen. En het eind van het lied zou dus zijn, dat er wel bezien nergens beoefening van de Theologie was, ■noch aan onze Theologische School, noch aan de Theo logische faculteit te Amsterdam. ?Loo is het nu natuurlijk door niemand bedoeld, maar zij men dan voortaan ook wat doorzichtiger met zijn zeggen, dat aan de kerken het Woord Gods en dus ook de beoefening der Theologie is toebe- trouwd. Consequent doorgeredeneerd hebben dan ook onze Gereformeerde kerken in de dagen van Trigland, Voetius, Maastricht a Marck, Brakel en Smijtegelt slechts bij vergissing gemeend dat ze Theologen waren. Neen, de Theologie is dan eerst begonnen met de opening van de School te Kampen midden in de 19de eeuw, Ex absurdo, d. i. uit het ongerijmde, heet een be toog als we hier voerden. Doch ook zulk een betoog is door de meesters in de redeneerkunde steeds voor uitnemend gehouden. Het is zoo noodig dat we elkaar leeren verstaan, en over en weer tot klaarheid komen. En zooveel althans zal dan nu wel worden toe gegeven, dat én de Synode van Amsterdam én die van Dordrecht, beslist en duidelijk getoond heeft de beoefening der Theologie ni^t te beschouwem als iets waarvan het monopolie bij de geïnstitueerde ker ken berustte. Feringa. De lagere School, de Overheid en de Kerk zou men kunnen schrijven boven het artikel, dat hier volgt. Met het schoone betoog van de hand des heeren de Kruijter, waarin vóór veertien da gen in deze Kerkbode aangetoond werd, dat de lagere school noch van de Overheid noch van de Kerk, maar van de ouders moet uitgaan, kan de ondergeteekende zich volko men vereenigen. Het heeft hem inderdaad bevreemd dat blijkbaar deze en gene zijner vrienden daarover anders dachten. Het kan daarom ter wegneming van mis verstand zijn nut hebben, deze volkomene overeenstemming, nu uit te spreken en daarenboven mede te deelen, of te herinneren, dat door hem, vóór hierover, althans in den laatsten tijd gesproken werd, op eene samen komst van de Kerkeraden der gereformeerde Kerken alhier, dit onderwerp aan de orde gesteld en ook alzoo besproken en verdedigd is en dat dit daarna door hem gedaan is in den kerkeraad en later weer in eene hier voor belegde vergadering van mans-lidmaten der gemeente, die hij sinds vele jaren dienen mag; alsmede, dat door hem op onze pas gehouden Generale Synode op een voorstel van Dr. Kuyper, of liever een advies, dat door overneming een voorstel werd, op het voorstel, waarbij door de Kerken zou uitge sproken worden, dat Vereenigingen voor ge reformeerd onderwijs behooren opgericht te worden, een amendement 4is ingediend, lui dende Dewijl de School van de ouders be hoort uit te gaan." Geen wonder dus, dat de ondergeteekende zich zoo volkomen met het betoog des heeren de Kruijter kon vereenigen. Wij zijn gelukkig nietp in Sparta, waar de kinderen van de vroege jeugd aan, Staats eigendom worden verklaard. Voor ons is het eene uitgemaakte zaak, dat God aan de ouders de kinderen gegeven heeft, dat zij voor de opvoeding en het onder wijs moeten zorgen, dat zij in de eerste plaats rekenschap in betrekking tot hunne kinderen voor den Heere zullen moeten geven. Doch daar de Heere, hoewel Hij van het huisgezin uitging en dat tot grondslag van het leven in al zijne geledingen maakte, toch ook verschillende levenskringen en levensterreinen gaf; daar Hij Overheden gaf voor het onderlinge, maatschappelijke leven en eene Kerk met hare opzieners voor het geestelijke en hemel- sche leven, en daar dientengevolge de kinderen ook tot den kring behooren door God der Overheid aangewezen en ook kunnen ^behooren tot de zichtbare en geinstitueerde Kerken (kinderen nu die ook daartoe behooren heb ben wij thans op het oog) zoo hebben ook Kerk en Overheid, zoolang zij er toe behoo ren en onder staan, van Godswege zeggen schap over henalsmede belang bij en in het onderwijs en de opvoeding hun gegeven. Niet, omdat men niet anders kon of onder de overmacht moest bukken, evenmin als modus vivendi, maar uit overtuiging en ten gevolge van bovengenoemde overwegingen is in en door de Wet-Mackay aan de Overheid het toezicht, ook over het bijzonder onderwijs, voor zoover zij er mee te maken heeft, gela ten en gegeven. En niemand vindt het vreemd dat vanwege de Overheid eene School- opzienër de School binnentreedt en eenig on derzoek naar den gang van het onderwijs in stelt. Niemand denkt er aan of spreekt er over het recht daartoe aan de Overheid te ontzeggen. Evenmin komt het iemand in de gedachte dat de ouders of de leden van het bestuur der School, door de ouders gekozen, dit wel kunnen en zullen doen ja daarvoor bekwaam heid en bevoegdheid bezitten, dewijl zjj tfech ook leden zijn van den Staat, m. a. w., een deel uitmaken van het Nederlandsche volk in zijn geheel. Ieder goed anti-revolutionair zou immers direct zeggenWacht even. Gij moogt staat, volk en overheid niet verwarren met elkander deze twee of drie niet vereenzelvigendoor de ouders te vertegenwoordigen, vertegen woordigt men nog niet de overheid. Aan eene opdracht van de ouders kan men nooit de bevoegdheid ontleenen om ook de overheid te vertegenwoordigen en haar werk te doen. Dat kan en mag men niet al was men tien maal bekwamer dan degenen aan wie het de overheid heeft opgedragen. De terreinen en levenskringen, de rechten en verplichtingen moeten wy goed uit elkander houden. Doch wat nu in déze waar is, in betrek king tot de Overheid is niet minder waar in betrekking tot de Kerk. De Kerk heeft als zoodanig even groot belang bij het On derwijs als de Overheid. In den strijd voor christelijk Onderwijs is dat, bij en door al les wat hierover door Groen v. Prinsterer, Dr. Kuyper en de Savornin Lohman, om geen anderen te noemen, geschreven is, zóó diep gevoeld en duidelijk geworden, dat be toog overbodig en de toestemming hiervan onder ons algemeen is. In het midden der gemeente hebben de ouders den Heere be loofd dat zij hunne kinderen »hiervan'\ d. i., in de voorzeide verbondsleer, breeder zullen onderwijzen of doen onderwijzen. Bij allen, die voor christelijk onderwijs hebben gepleit en gestreden, stond en staat het vast, dat het doen onderwijzen niet slechts betrekking heeft op de catechisatie, maar ook op de school. Geen wonder als wij bedenken dat er, helaas van het onderwijzen," het zelf onderwijzen, over het algemeen zoo goed als niets komt. Hoeveel ouders zouden er zijn, die hunne kinderen bij het opwassen, bijv. twee uren in de week, in die voorzeide leer onderwijzen? Ik. vrees van zeer weinig. Op het doen on derwijzen" loopt het uitmaar daarom is het dan vooral de vraag, of het en hoe het bij het doen onderwijzen in de lagere scholen ge schiedt. Wanneer de ouders zei ven, of wat in wezen op het zelfde neerkomt, of zij die door de gezamelijke ouders, dat is, louter door een wilsdaad der menschen gekozen zijn, en dus als ouders optreden, hierop toezicht houden, dan controleeren de ouders zich zei ven want eene Yereeniging voor Christelijk onderwijs, met inbegrip harer bestuursleden, ontstaat louter door de wilsdaad der menschen. Daarom kan zij zich zonder bewaar naar de wet op de Vereenigingen, naar de wet van 1855 laten erkennen. Nog meer. Natuurlijk zonder het te we ten of te willen, zeggen ouders, die alzoo handelen, dat de Kerk als zoodanig gansch geene roeping heeft te vervullen, in zake het onderwijs dat de Heere haar niet heeft op gedragen om toe te zien, of de beloften in haar midden den Heere gedaan, wordt nage komen. Of wel dat de roeping der Kerk in deze zoo gewichtige aangelegenheid (immers hier hangt haar voortbestaan als Gerefor meerde Kerk op het allernauwst mee saam, dewijl de kinderen van de jaren, die zij op wassen" en breeder" hiervan" moeten on derwezen worden over het algemeen de meest6 jaren in de school doorbrengen) of wel, dat de roeping der Kerk in deze zoo gewichtige aangelegenheid op de ouders, of op de vereeniging en hare bestuursleden, door hun wilsdaad gekozen, is overgegaan. Dat nu komt hier op neer dat de ouders tegen over de Kerk zouden doen wat zij tegenover de Overheid niet zouden willen doen, en zeker erkennen, dat zij niet zouden mogen doen. Het zou, met andere woorden gezegd, niet anders zijn, dan de lijn uitwissehen, die de Heere God getrokken heeft tusschen ouders, die door eene natuurlijke actie ontstaan en de Kerk, die eene bovennatuurlijken oorsprong heeft. Ontstaat eene Vereeniging door de wils daad der menschen, de Kerke Gods en hare ambten ontstaat door het bovennatuurlijk werk des Heiligen Geest es.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1893 | | pagina 3