terrein werkzaam te zijn ook weten wij, dat alleen Gods werk volmaakt en het onze, zelfs het beste, onvolmaakt en met zonde bevlekt is. De wijsheid en de kracht, die van Boven is, hebben wij allen noodig, en daarom ook het gebed onzer lezers. Zy nu die weten, dat al onze bekwaamheid uit God is, alsmede van hoeveel gewicht de arbeid der pers is, zullen het begrijpen en goedkeuren, dat ik dezen arbeid aanvang met diep gevoelde be hoefte aan hun gebed. Eerlijk gezegd zie ik er tegen op en gaarne had ik een ander, indien de arbeid moest vervangen worden, aan het werk ge zien. Ten slotte was hetDe nood is mij opgelegd en nu hoop ik het weer maar ge willig te doen. Doch wat Ds. Wolf in zijn afscheid" zeide, namelyk dat de Kerkbode er bij zou winnen", vond ik wel zeer be scheiden maar durf ik niet over te nemen. Neem ik dit over, dan moet ik natuurlijk ook meer en beter werk leveren dan deze broeder deed. De lezers houden het mij ten goede dat ik dit in de verste verte niet be loof. Hij sprak van beproefder krachten," en daarvan is dit zeker waar, dat mijne han den ouder zijn en meer beven dan de zijne. Maar wanneer wij van anderen eenig werk overnemen dan behooren wij gedachtig te zijn aan het Woord des Heeren »Die zich aan- gordt beroeme zich niet, als die zich losmaakt." ioogheidsgevoel is eene ongelukkige kwaal. En er is reden om tegen het overnemen van dezen arbeid op te zienwant we mo gen het ons niet verheelen, wij allen weten het, dat er ook, zij het dan op onderge schikte punten, nog verschil van overtuiging en zienswijze is. Op deze punten moeten wij elkander nog beter leeren verstaan, tot meer dere gelijkmaking komen en begrijpen, dat noch de methode van '34 noch die van '86, na '92, alleen en in alle bijzonderheden kan en mag vastgehouden en gevolgd worden. De Heraut zegt: *Weg met A. en Bik ver oorloof my te zeggenlaten de twee metho den gelijk en tot ééne methode worden ge maakt, en A. en B. zullen wegvallen. In betrekking tot de opleiding van de dienaren des Woords is dat moeielijk, maar m. i. niet onmogelijk. Drie wegen kunnen hier om tot eenheid te komen worden inge slagen. De kerken kunnen zachtkens aan hare theologische School opheffen en de opleiding alleen aan de theologische faculteit der Vrije Universiteit doen plaats hebben. Overeenge komen is dit echter niet, en de Kerken be sloten op hare Synode met algemeene stem men dien weg niet op te gaan. In de tweede plaats zou de Vereeniging voor Gereformeerd hooger onderwijs in over leg met de Kerken kunnen besluiten, hare theologische faculteit, en allèen deze facul teit, aan de Kerken over te dragen, opdat zij, vereenigd met de theologische school, na in verband gebracht te zijn met de andere faculteiten, eigendom der kerken zou zijn en van de Kerken uitgaan. Ieder gevoelt, dat men dan ook éene plaats van opleiding, denzelfden studiegang en de zelfde hoogleeraren zou hebben. Daarenbo ven houden dan de Kerken, naar de over eenkomst by de vereeniging, eene eigene in - richting voor de opleiding harer dienaren. Maar als nu de kerken het eerste niet wil len, en evengenoemde vereeniging het tweede niet, dan blijft er niets anders over dan het te houden zooals het nu is, met meerdere gelijkmaking va» den studiegang en van de examina. Daarbij kan men elkander naderen. Als men staat op denzelfden grondslag en men stelt gelijke eischen dan is er ook een heid van opleiding. Hier herhaal ik, dat er reden is om tegen het overnemen van den arbeid op te zien want hetgeen naSr mijne overtuiging in dezen wijs, heilig en goed is, mag ik in de rubriek »Kerk en School" niet onder stoelen of ban ken steken. Dat mag ik niet, al weet ik dat hooggeschatte broeders en hooggeleerde hee ren ten dezen op sommige punten van mij verschillen. Van broeders, ja van hoogge leerde heeren onder hen, te verschillen is niet aangenaam en maakt de taak niet gemakkelijk. Op de laatstgehoudene Synode hoorden ande ren en ik zeggenHet is wat hij durft van dr Bavinck en dr Kuyper te verschillen Wat dat kost, weet niemand beter dan hy, die het durft te bestaan Doch men heeft hier slechts tweeërlei keus. De eene is het de hooggeleerde heeren al leen te laten zeggen en weten, en dus slaafs en in alles te volgen hen te maken, tot het einde van alle tegenspreken. De andere isU door hen te laten voorlichten en alzoo van hunne meerdere wetenschap te profiteeren; doch, waar ze u niet hebben overtuigd, met alle bescheidenheid uwe bedenkingen uit te spreken en te handhaven, totdat zij het u hebben duidelijk gemaakt dat hunne ziens wijze overeenkomstig het Woord en den wil van God is. Het laatste is nog altijd myne keuze ge weest en zal ze, hoop ik, blijven. En wel, omdat het eerste m. i. erger is dan Roomsch. De roomschen gelooven nog wat de Kerk gelooft en leert, terwijl zy, die de hooggeleer den het laten zeggen en weten en slaafs vol gen, slechts twee of drie personen daarvoor in de plaats stellen. Nog eens. Het laatste is naar mijne keuze omdat naar mijne bescheidene meening het eerste in strijd is met hetgeen de Heilige Schrift van ons eischt in strijd is met het reformatorisch beginsel, met onze belijdeais en met het gereformeerd Kerkrecht. Geen oogen- blik twijfel ik er aan, of onze hooggeleerde heeren zullen dit toestemmen ik weet dat zelf standigheid door hen zeer op hooge prijs wordt gesteld. Voor ditmaal genoeg. Ik hoop naar overtuiging en naar mijn besten weten voor u te schrijven. A. Littooij. Vervolg Zendingreferaten. Nadat door de vergadering Psalm 117 ge zongen was, hield Ds. L. Van der Valk een referaat overHinderpalen voor de Zending en heeft daarbjj ongeveer als volgt gesproken Zal er iets goeds tot stand komen, dan moeten overal hinderpalen uit den weg ge ruimd worden. Dit geldt vooral ook op het gebied van het Koninkrijk Gods, want daar vinden wij den grootsten tegenstand. En de strijd tusschen zonde en genade, licht en duisternis, wordt weer het meest zichtbaar op het gebied der Zending. Daar zyn mach tig veel hinderpalenhinderpalen, die wel niet geheel en al het werk der Zending on mogelijk maken, maar toch otrzaak zijn, dat niet gedaan wordt, wat gedaan kan worden. Waneer wy tot u spreken over hinderpalen voor de Zending, dan zal men vermoedelijk wel denken, dat wij u wyzen willen op het arbeidsveld onder de Heidenen. Dat is ech ter niet onze bedoeling. Daar zijn ook vele hinderpalen, meer nog dan wy weten, maar ook in ons Vaderland zyn hinderpalen voor de Zending, die moeten weggenomen worden. In den brief aan de Romeinen is geschreven En hoe zullen zy hooren, zonder die hun predikt? en hoe zullen zy prediken, indien zij niet gezonden worden (Rom. X14 en 15.) Wy doelen dan ook op hinderpalen, die niet het ftoorenmaar het zenden in den weg staan. En zulke hinderpalen vinden wij dan in een verkeerd oordeel over het werkde taak en de vrucht der Zending. a. Er is een verkeerd oordeel over het werk der Zending. Eftn gereformeerde zal het werk der Zending niet onnoodig achten want hij weet dat er geschreven is Gaat henen in de geheele wereldpredikt het Evangelie alle aan creaturen." Maar yelen zyn van oordeel dat er toch iets anders is dat nog meer noodzakelijk is, namelijk de arbeid in eigen kring. Ea deze gedachte vertolkt zich in het woord We hebben nog zooveel Heide nen in onze eigene omgeving." Het is begrijpe lijk dat men tot zulke gedachten komt, zien de op den schreiende nood, waarin ons volk verkeert. Maar met de Schrift in de hand moet men die gedachte laten varen. Wie zoo spreekt zondigt tegenhet eene doen en het andere niet nalaten." Zeker heeft God ge wild dat wij in eigen kring zouden arbeiden, maar tegelijk ook naar buiten. Van zoo groote beteekenis is het woord van den Heiland Gy zijt het zout der aarde." Hy zag daarin op hetgeen zy voor Israël moesten zijn. Maar van even groote betee kenis was ook zijn woord »Gij zijt het plicht der wereldIn de Openbaringen van Johannes vinden wy Hootdstuk 14 6 en 7, een bevel zinspelende op dien tweevoudigen arbeid. Hier heeft Johannes gezien den toe stand van de gechristianiseerde volken ten tyde van den afval en tegelijkertijd ook het werk der Zending. Hg schijnt een tweevoudig Evangelie te hebbeneen voor hen, die aan afval blootstaan en een voor de Heiden wereld. Zulke opvatting van het werk der Zending is ook geheel in strijd met de bedoeling Gods in onzen tijd. Men is veelal doordrongen van de gedachte dat men de natie in haar geheel eenmaal brengen zal onder de heerschappij van Gods Woord. Maar God is niet op weg om dat te doen. De Heere reformeert menig maal een geheel volkMaar ook laat Hy een geheel volk los om er alleen de geken- den Gods uit te behouden. Israël is menig maal teruggebracht, maar eindelijk in den ban gedaan. En aan de discipelen was het bevel gegeven om te prediken, maar als men weigerde te hooren, moesten zy henen gaan tot anderen. Doet" de Heere zoo nu ook met volken uit de Heidenen Vergelijkt slechts Rom. 11 21. »Want is het dat God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Zie toe, dat Hij ook mogelijk u niet spare." En daarom wat ook roept tot ijverig arbeiden, laten wij nooit zeggen: eerst de Heidenen in onze omgeving en dan de Heidenen daar bui ten," maar beiden tegelijk en even krachtig bearbeiden. Maar daar is nog meer in te brengen te gen het beginseleerst arbeiden in eigen kring en daarna daar buiten." Want het verraadt ook eene verkeerde gedachte van het werk der Zending. Zij meenen dat het Koninkrijk Gods zich allengs moet uitbreiden eerst hier en dan elders. Maar zy vergeten den eisch der Schrift dat het Evangelie over de geheele wereld gebracht moet worden om op die wijze de wederkomst van Christus op de wolkeu voor te bereiden. Zoo heeft het Paulus ook opgevat en als hy soms in stryd met dat beginsel wil handelen, heeft God het anders bestierd. Hy reist voort durend verder en wacht niet tot dat de laatste bekeerd is. In Troas wil hij terug naar Klein-Azie maar de Heere beschikt het zoo dat hij ook naar Europa gaat om het Woord te prediken. De eisch der Schrift is dat het Evangelie eene reis om de wereld maken zal. b. Er is ook een verkeerd oordeel over de taak der Zending. Velen meenen dat de taak van den Zendeling wel moeilijk is, maar toch niet zoo moeilyk als die van een Dienaar des Woords in het Vaderland. Ze meenen dat een predikant een beschaafd en bestudeerd mensch behoort te zijn, maar dat een Zende ling op een lageren trap van beschaving staan kan. En het is dan ook een feit dat jongelingen uit den aanzienlijken stand zich zelden voor den dienst der Zending aanmelden. Wij zyn van oordeel, dat de Zendeling juist op een hoogeren trap van bekwaamheid staan moet dan de predikant. Alleen hij, die de taal van het volk spreekt, heeft vrucht op zijn werk te wachten bovendien moet hij in de gedachten van het volk in leven, en dit is op zich zelf reeds een zware studie. Ook in zooverre wordt de taak der Zending opgevat dat men in den regel wel onder de kleinen, maar niet onder de grooten arbeidt. Dit is fout. Christus is eerst van Kaja- fas naar Herodes geweest, voor Hy op Gol gotha kwam. En Paulus kwam op Cyprus eerst by den Stadhouder om het Evangelie te verkondigen en de Heere heeft hem be keerd onder den dienst van Paulus. De Zen deling moet niet alleen het lagere onder

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1893 | | pagina 3