Uit Kerk en School. «Deputaten" en »Bestuurders" zijn twee geheel tegenovergestelde begrippen. Deputa ten kunnen soms ruime volmacht hebben, en vèr-strekkend mandaat. Zij kunnen soms niets binnen de grenzen daarvan zeer krachtig en doortastend optreden. Zij kunnen soms daden verrichten van groote beteekenis en van verreikende gevolgen. Meestal is dit niet het geval. Maar het kan zoo zijn. En omgekeerd kunnen zich noemende Kerkelijke Besturen soms zeer stil zijn, schier vergoten, zich hunner macht niet bewust en niet tot doortastend handelen gezind. Zelfs dun nog is een Bestunr het omgekeerde van een De- putaat. Een Bestuur regeert de Kerken, ont vangt van haar geen last, en is haar geen rekenschap schuldig. Een Deputaat dient de Kerken, is aan haar lastgeving gebonden, binnen de grenzen daarvan besloten, en re kenschap daarvan verschuldigd ter beoordee ling zijner zenders. En zoo is dan het laat ste even nuttig en onschadelijk als het eerste schadelijk en veroordeeld door het Woord Gods. Herinnering De vergadering in zake Gereformeerde ziekenverzorging in Nederland is nu al zoo lang geleden. Ons zy vergund even te herin neren aan het toen aangenomen voorstel Barger »De vergadering, alles gehoord hebbende besluitniet te moeten overgaan tot oprich tingen van eene vereeniging voor de afge vaardigden, die oordeelen dat deze zaak van de Kerken moet uitgaan, hebben kunnen trachten deze zaak langs Kerkelijken weg op gang te brengen. Daarom zal de vergadering zich verdagen tot in October a. s. en noodigt zij bovenbe doelde afgevaardigden uit, eenigen uit hun midden t6 benoemen om deze zaak op voor noemde wijze te beproeven." De benoemden, DD. Barger, Feringa en Wijminga, hebben, gezorgd, dat deze zaak bij de a. s. Generale Synode kunne aanhan gig gemaakt worden. Welk antwoord zullen de Kerken nu geven aan het wakkere comité dat de vergadering in Juni had bijeengeroe pen en vóór October het antwoord wacht Zij er gebed en zelfonderzoek Feringa. Uniecollecte De tijd om te geven voor de Uuiecollecte is weer gekomen. Moge ook in het Zuiden des lands nu lust tot offeren zijn. In Zeeland zijn niet vele christelijke scholen. En toch is christelijk onderwijs in Zeeland even hard noodig als elders, en geldt voor de ouders in Zeeland evengoed als voor alle oudersin de andere provincies dit gebod des Heeren laat de kinderhens tot mij komen. Met Neutraal onderwijs voor zijn kind mag niemand tevreden zijn. Neutraal onderwijs toch, dat is onderwijs, dat noch voor noch tegen den Christus wil wezen, is niet uit God, maar is uit den ver foeilijken tijdgeest. Neutraal onderwijs, dat noch voor noch tegen den Christus wil wezen, is juist daarom beslist tegen den Christus. Dit moet men ook in het Zuiden goed verstaan. Laat men in elk dorp, tot het kleinste toe, zyne roeping dan verstaan. Laat elk dorp tot het kleinste toe, verstaan, dat men niet alleen elders christelijk onderwijs noodig heeft, maar dat zulk onderwijs ook in eigen kring zoo hoog noodig is. En dat men dan overal de hand moge beginnen uit te steken om zulk een onder wijs voor -het. zaad der Kerk te zoeken, als waarop dat zaad recht heeft. De Uniecollecte roept ons toegeeft dank baar, geeft ruim voor wat gij reeds hebt. De Uniecollecte roept ookbegint toch te geven, eindelijk te geven voor wat uwe I kinderen nog missen, maar wat ook uwe kinderen zoo noodig hebben. Zegene de Heere onze 15de Uniecollecte. Eigen inrichting Helder moet ieder dit inzien, dat nooit door eene der beide groepen van Gerefor meerde Kerken bij de vereeniging bedongen is, dat de Theologische school te Kampen de eigen inrichting tot opleiding van Bedienaren des Woords zou zijn. Nooit is iets anders bedongen dan dit, dat de Kerken eene eigen inrichting tot opleiding van Bedienaren des Woords zouden hebben. Hoe die inrichting heeten zalhoe die in richting er uit zal zienwaar die inrichting gevestigd zal zijn, dit alles zijn zaken, waar van niets bepaald werd. Dit een en ander moet nog door de Kerken ter Generale Sy node worden uitgemaakt. Het komt ons voor, dat sommigen deze dingen uit het oog gaan verliezen, zoo zij ze al niet van den beginne af uit het oog verloren hebben. Dit moeten zij echter niet doen. Zoo doen de toch wordt allerlei misverstand onder de menschen gebracht en van misverstand is wantrouwen het ellendig gevolg. Herinneren wij ons dan maar goed, dat niets bepaald werd dan dit, dat de Kerken eene eigen inrichti g tot vorming van predi kanten zullen hebben, maar dat de Kerken er nu nog eerst aan toe zijn om te gaan uitmaken hoe en waar deze eigen inrichting wezen zal. Wolf. Het volgende nemen wij nog over uit de Utrechtsche Kerkbode Ten slotte. Nog een paar woorden tot besluit van hetgeen wij meenden te moeten inbrengen tegen het ongegronde verzet, dat van ééne zijde tegen de bekende concept-Regeling wordt gevoerd. Als men n. 1, leest, wat door onze Depu taten wordt voorgesteld, dan is 'ttoch zoo klaar en duidelijk, dat m$n van zekere zijde daarin al krijgt, wat men maar verlangt. De eerste conclusie van het concept luidt »Dat de kerken in den aangeduiden zin een poging zullen aanwenden, om hare The- ologische school met de Theologische Facul teit der Vrije-Universiteit in verband te zet ten. 1). Terwijl uit de 2e tot de 5e conclusie blijkt, dat de Deputaten voorstellen, dat deze Gene rale Synode nog niets beslist maar alles voor- loopig zal besluiten, om eerst op een volgende Synode de zaken tot een beslissing te brengen. Er is dus overvloedig tijd en gelegenheid, om allerlei wijzigingen en veranderingen voor te stellen. Boven Bijlage A. van de Concept-Rege ling staat: Concept-statuten voor de The ologische school." Art. 1. »De Gereformeerde Kerken in Ne derland onderhouden ook voortaan hare The ologische School1) ten dienste van hen, die voor den Dienst des Woords wenschen te worden opgeleid." Als dit nu niet de bedongen zaak is, wat is 't dan Doch verder. Art. 4. bepaalt, dat de Ge nerale Synode Deputaten benoemt, die voor deze kerkelijke Theologische school hebben te zorgen Art. 5 bepaalt, dat de Generale Synode de hoogleeraren en lectoren dezer Kerkelijke school aanstelt en ontslaat Art. 6 bepaalt, dat de vakkenwaarin elk professor of lector zal onderwijs geven door de Generale Synode worden aangewezen Art. 12 bepaalt, dat de Synodale Deputaten naar den maatstaf der belijdenis toezicht oefe nen zullen op de belijdenis en het onderwijs der professoren en lectoren. Daartoe moeten deze niet alleen de 3 Formulieren van eenig- heid onderteekenen, maar ook belovenzich aan t toezicht dezer Deputaten te zullen onderwerpen. (1) Wij cursiveeren. Red. Nu willen wij toch gevraagd hebben, wat wil men nog meer En hoe moet men een verzet noemen, dat uitgaat van de bewering, dat de Deputaten niet hebben gegeven, wat hun opgedragen was en dat zij tegen de bedingen zijn inge gaan, ja dat durft voor den dag te komen met een beschuldiging van kwade trouw Waarlijk indien er vanbezwaar sprake kan zijn, dan kan dit niet zijn aan de zijde der kerken, die te Amsterdam het bekende beding hebben gesteld, maar dan kon dat ingebracht worden door de Vereeniging voor Hooger onderwijs op Gereformeerden grond slag. Het is toch zeer de vraag, of deze Ver eeniging het met haar beginsel en haar ge reformeerde opvatting^der zaak kan overeen brengen en goedkeuren, dat een der Facul teiten van haar Universiteit zóó wordt aan banden gelegd, als onze Deputaten dit voor stellen in Bijlage B. van hun voorstel. Waren dan ook de Deputaten vrij geweest, waren zij niet gebonden geweest aan het be kende beding, hadden zij zich daaraan niet gehouden, dan zou men hiervan zijn wij zeker een geheel ander voorstel van hen ontvangen hebben, dan nu aan de Synode aangeboden is. Met ingevingen en allerleigemoedelijke redeneringen komen wij dan ook in deze zaak geen stap verder. Wij hebben Gods Woord en wij hebben de historie. En nu kan men weten, dat mannen als Calvijn, Knox, Voetius, en dat onze Neder- landsche Gereformeerde Kerken geoordeeld hebben, dat ook de Kerken voor de opleiding van haar Dienaren een Universiteit noodig hebben; dat niet de Kerken die Univer siteit moeten stichten dat zij geen kerkelijke Hoogeschool hebben gewild. Dat hebben zij maar niet zoo in eens uit hun duim gezogen, dat was maar niet zoo'n inval, zij hebben daarvoor gronden uit Gods Woord gehad. Laten nu zij, die wat anders willen, die deze gereformeerde leer en praktijk verwer pen, aantoonen dat die mannen, die Kerken gedwaald hebben. Dan komen wij verder. Laten zij dan aantoonen, wat beter is en hoe dat betere er komen moet. Op hen rust deze bewijslast. Met daaraan te voldoen ter plaatse waar het behoort, zullen zij de Kerken dienen. Zij echter die verstand van zaken hebben weten, dat onze Gereformeerde Kerken, nu er door Gods genade een vrije Gereformeerde Universiteit is, dan ook voor deze zeer moei lijke vraag staan hoe moet de verhouding het verband zijn tusschen de Theologische Fa culteit eener Gereformeerde Universiteit en de Gereformeerde Kerken. Deze vraag is zoo moeielyk te beantwoor den, omdat men daarbij rekening moet houden met de rechten en belangen van twee ver schillende lichamen n.l. de Kerk ten de School. Waren wij roomschdan was 't gauw klaar, want dan was 'tvoor ons duidelijk, dat de Universiteit van de Kerk moet uitgaan en onder haar hoogheid staan moet. Maar nu zijn wij door Gods genade Gere formeerd en nu moeten wij rekenen met de School én de Kerk zooals beiden van God gewild en gesteld zijn. Ook is de beantwoording zoo moeielyk, omdat dit vraagstuk naar 't oordeel van be voegde mannen nog nimmer voldoende is op gelost. En zie, nu leidt de Heere het in zijn aan biddelijk bestuur zóó, dat nu onze Gerefor meerde Kerken én onze Gereformeerde Uni versiteit gedwongen worden, om een vol doende oplossing te vinden. Moesten wij nu niet God ootmoedig en blijmoedig danken, dat Hij dan ook nu aan Kerk en Universiteit mannen geschonken heeft met al die gaven van verstand en hart bedeeld, die noodig zijn, om Kerk en School zijn weg te wijzen ook in deze zaak,

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1893 | | pagina 3