Slechts één publieke instelling big ft er in
Nederland over, waarin de socialisten vrij en
onverlet hun verwoestend werk kunnen uit
voeren.
En die instelling is het hervormd Kerkge
nootschap.
De overheid doet daar niets tegen. Zij stelt
slechts haar schatkist ter beschikking, om de
predikers, die in dat genootschap het socia
listische zaad willen uitstrooien, den kost te
geven.
Of liever, zij eischt van de bevolking, hier
voor hunne belastingpenningen op te brengen.
Zij moest dat toch niet doen. Zij moest
toch gevoelen, dat dat niet gaat. Zij moest
de verantwoordelijkheid voor dat vergiftigen
van 't volk toch van zich werpen door de
finantiëele banden met een genootschap, dat
een werktuig van zulke geesten kan zijn, los
te maken. Of liever nog door haar zonde
van 1816, waardoor zulk een genootschap
tot stand kwam, voor zooveel haar aangaat
te bekennen en, zooveel nog mogelijk is, on
gedaan te maken.
'tls onbegrijpelijk, hoe tal van mannen,
die het socialisme verfoeien, op overheidsge-
bied aan 1816 trouw bljjven, en hoe zells
christenen onder de volksvertegenwoordigers
voor de banden van 1816 waken of er nau
welijks wat van durven zeggen, in plaats van
ten ernstigste niet slechts om de kerk, maar
om het volk deze dingen bij hun waren naam
te noemen en op losmaking dezer knoopen
aan te dringen, eer het te laat is.
De schoolopziener, die geen socialistische
onderwijzers in de openbare scholen voor zijne
rekening neegit, maakt zulke overheidsperso
nen en volksvertegenwoordigers beschaamd.
Toch zal de dag komen, wanneer het
dan nog kandat Overheid en Kamers
het nietsontziende genootschap zullen willen
loslaten en van zich stooten.
Slechts één lichaam is er, dat ook hiertoe
alle moed en kracht mist. En dat is de Haag-
sche synodehet genootschapsbestuur.
Vlak in haar gezicht wordt het haar ge
zegd, dat zij geen vinger heeft om tegen
het socialisme te verroeren, maar dat zij het
recht der predikers ora het nieuwe evangelie
der socialisten te prediken, heeft te erkennen
en te handhaven. Zij is er om te zorgen, dat
die geesten onverlet hun gang kunnen gaan.
Dat tractementen, kerkgebouwen, zitplaatsen,
pastoriën en alle middelen, die daarbij be-
hooren, den socialisten ongestoord ten dienste
staan. Zij heeft de patrones te worden van
de oproersprofeten. Zij heeft hierin geen keus.
Zij moet.
Dit is het oordeel Gods, waarin zij over
gegeven is.
En allen, die niet ophouden de slippen
van haar kleed te dragen, moeten dat oor
deel met haar deelen.
'tls merkwaardig. Heel de conservatief-
aristocratische-godsdienstige kring huivert en
rilt voor de socialisten, nog meer dan voor
al die afgescheidene" en »doleerende" lui,
die met heel de kleine burgerij door de con-
servatief-aanzienlijken als een minder soort
menschen beschouwd worden en toch dra
gen al die heeren en dametjes met veel gratie
en deftige vereering den sleep der matrone
die de schutsvrouw van het socialisme is.
Dat is zelfs de godsdienst" van het grootste
deel dier arme ontwikkelden", die met al
de liefheid, die tegenover zoo'n diertje be
taamt, het wolfje in hun schoot streelen,
warmen en kussen, dat straks een wolf zal
blijken, die al deze wijzen als het onnoozel
roodkapje verschalkt heeft en eindelijk ver
slindt.
Een ontwikkeld" mensch kan erg dom
zijn.
Nog dommer zelfs dan die domme afge
scheidenen" en doleerenden".
Heusch.
En dom met open oogen en ooren, terwijl
ieder de wolf in het wolfje reeds zien en
hooren kan.
Hij huilt reeds.
Hij laat zijn tanden al zien.
Hij beet al.
Maar 't big ft nog maar altijd bij hen »dat
lieve, goede, vrome dier".
Och, weet ge, dat is nu eenmaal zoo de
mode.
Vroeger was het een engel", waarmee
men dweepte. Tegenwoordig is 't een lief
>dier\ Daar is een mensch niets bij. Als hij
't heel ver brengt, wordt hg ook nog eens
»een lief dier."
Welnu»ontwikkelde" menschen denken
natuurlijk zooals de mode denkt. En gevoelen
zooals de mode gevoelt. En sprekenzooals
de mode spreekt. En gedragen zich, zooals de
mode zich gedraagt. En doenzooals de mode
doet.
Dat is juist ontwikkeling.
Wie dat toegeeft en meegaat, die is ont
wikkeld".
En nu, de mode ziet nog maar altijd in
't lieve diertje geen wolfje, dus is 't ook
geen wolf.
Maar dat huilen dan
En die tanden en pooten
Welke
Te Arnhem sprak in Musis Sacrum de heer
Bax, predikant van het Hervormd genoot
schap te Zaandam.
Hij verklaarde zich ronduit vereenigd met
het socialisme, en voor afschaffing van per
soonlijken eigendom.
De bekende socialist Van Emmenes meende
er beter achter te zijn dan de predikant Bax,
door er bij hem op aan te dringen, zijne be
trekking als predikant te verlaten, zooals ook
Domela Nieuwenhuis gedaan heelt, en zich
buiten, het erf der Haagsche Synode aan het
socialisme te wijden.
Maar die man had de slimmigheid niet
gevat.
Dat heeft Bax wel. Domela Nieuwenhuis
had juist in den dienst der Haagsche Synode
zijn weg en kracht moeten zoeken. Zóó denkt
en doet de heer Bax. Dat is de weg om het
volk om te zetten in socialisten. En op dien
weg is geen enkele slagboom. Uit de schat
kist wordt hg onderhouden en door het
schild der Haagsche Synode gedekt. Op elke
plaats vindt hij prachtige vergaderlokalen in
de oude kerkgebouwen. Diaconale fondsen
staan ten dienste voor den partijgenoot. En
wie in geen Walhalla komen wil, kome zóo
vanzelf onder en in het net.
Maar de Haagsche Synode dan
Het werd aan den heer Bax ronduit ge
vraagd. En wat antwoordde hij Och, hij
had niet de minste reden om er een geheim
van te maken, daarom sprak de predikant
Bax van het hervormd kerkgenootschap het
te Arnhem uitle. Op den kansel van de
Ned. Hervormde Kerk heb ik geheel en al de
vrijheid om hetzelfde te spreken als hier in
Musis Sacrum en 2e. Mocht men omtrent mijn
ijveren voor de Sociaal-democratische denkbeel
den mij ook aanklagen, zoo ben ik ten volle
overtuigd, dat de Synode der Ned. Herv. Kerk
mij daarin toch vrij spel zal latend1
Met die woorden daagt de heer Bax al de
vriendjes en vriendinnetjes van het wolfje uit.
En de heer Bax heeft daarin gelijk. Die
Haagsche matrone kan niet van hem afko
men. Zg moet hem handhaven en den weg
voor hem vrijhouden.
Maar toch blijven mannen van naam
wijze mannen, christenmannen, en niet het
minst de dames, de Haagsche Synode steu
nen en het hervormd genootschap hun kerk
noemen. En ze vinden 't vreeselijk, dat wij
toch niet eenigen eerbied voor die instelling
hebben.
'tls toch geen wolf, maar een heerlijk
dier", nietwaar heeren en dames
O, zegge toch elk waar herder van Jezus'
kudde, dat het een wolf is
Niets minder, niets anderseen wolfdie
's Heeren schapen wil stelen en alle zielen
wil moorden. S.
(Zuid HolL Kerkb.)
INGEZONDEN STUKKEN.
(Buiten verantwoording der Redactie.)
Iets over de korte Predicatie naar
Art. 41 D. K. 0.
Zeer Geachte Redactie der Zuiderkerkbode.
Dat het houden der korte Predikatie"
naar Art. 41 D. K. O. op de Classis-verga
deringen minder welwillend ontvangen en
geoefend wordt, als dit wel zou behooren, is
mij en velen bekend.
Al hetgene hier voor en tegen gesproken
wordt op te halen is mijn voornemen niet
toch dacht mij met uw goedvinden het vol
gende, dit aangaande, in de Kerkbode te
plaatsen.
Het spreekt van zelve, dat niemand die
onder de vigeerende D. K. O. leeft, zich
daar tegen mag verklaren (daarmede compro
mitteert zoo iemand èn zichzelven èn de Kerk,
die hem deputeerde), veel min een besluit
tot afschaffing mag uitlokken.
Doch dit daargelaten we zijn nu eenmaal
gewoon ons willekeurig te gedragen, zoodat
er nog wel wat tijd verloopen zal, aleer men
algemeen de klem der D. K. O. vat, die zoo
mild en ruim, echter zoo nauw bindt aan 't
geen tot eer van den Koning der Kerk kan
strekken, en Hein in Zijn onvervreemdbaar
recht laten.
Na dit vooruit gezegd te hebben, merk ik
nog op, dat genoemd art. 41 zeer duidelijk
spreekt, wie over het gehoorde hebben te
oordeelen; doch hoever dit oordeel gaan mag,
wordt aan de Christelijke consciëntie, die aan
het Woord gebonden is, overgelaten, n. 1.
»Uwe bescheidenheid zij alle menschen bekend."
Dit behoeft dus niet nader geformuleerd te
worden.
Een bezwaar echter, dat meestal de over
hand behoudt is dat om des tijds wil de pre
dicatie niet kon worden gehouden, ofschoon
het genoemd artikel met recht een punt van
het agendum uitmaakt.
Ik erken gaarne, dat de Classis vergaderin
gen, om verschillende redenen, en dat meestal
niet tot onze eer, met werkzaamheden over
laden worden, toch is het houden der korte
predicatie m. i. van groot gewicht, en springt
het in het oog, hoe onze vaderen dezen plicht
opvatten.
Vroeg mij iemand hiervan verklaring, ik
deed het aldus
De beteekenis der korte predicatie is niet
om den Dienaar des Woords, wien de beurt
is opgelegd, te onderzoeken of hg wel gere
formeerd isdit behoeft niet, want wekelijks
kan men dat hooren, de kerkeraad moet daar
op toezien, ook stellen de kerkvisitatoren
daarnaar een ernstig onderzoek in, ook kan
ieder theologant zich dan gemakkelijk ver
mommen, dat men hem toch niet vat, gesteld
zijn voorstel was in de gewone bediening niet
zuiver. Daar zou men dus niets mede win
nen maar hierop dient gelet, en het is met
alle bescheidenheid dat ik dit schrijfOnze
vaderen en allen, wien de waarheid, waarheid
geworden is in het binnenste, hebben bevon
den, dat de waarheden, die door de H. Schrift
geopenbaard in de formulieren van Eenigheid
zgn vervat, van eene uitgebreide beteekenis
zijn, en het Woord van God eene fontein is,
die niet uitgeledigd kan worden, ook door
den meest begaafde niet; zoodat de korte
ontwikkeling eener waarheid dienstbaar kan
zijn tot opscherping van het gereformeerde
denken, en vooral voor het hart, het zou de
conscientien meer binden in de discussiën.
Feitelijk is de tijd daaraan besteed dus niet
verloren, maar wordt de winst grooter naar
mate de Heere en het Woord der waarheid
mag worden geëerd. Wanneer art. 41 niet
nageleefd wordt, loopt de Classis-vergadering
bijna uitsluitend over administratieve aange-
legenheden, die, hoe noodig op zich zelf
geestdoodend zijn.
En kan nu een minder begaafd Leeraar
het niet zoover brengen, als een die hem
aanhoort, daarvoor behoeft die spreker zich
niet te schamenneen, veeleer zal een op-