weêr uit tot een waarschuwing min of meer
aan ons adres, om toch niet op dl Ie slakken
zout te willen leggen. Juist zoo had ook on-
dergeteekende er over gedacht. Nu echter
tóch zout op deze slak gelegd is, en „De
Heraut" er nog al heel wat zout bij gelegd
heeft, wil hij even zijn instemming met de
door alle dezen gemaakte bedenkingen be
tuigen. En nu nog dit ééne korreltje voegen
bij de de vele handenvol van Ds. Wolf, Dr.
Schot, en Dr. Kuyper dat men toch toezie,
niet zoo eigenmachtig te handelen in strijd
met het ter Generale Synode bepaalde. Men
schaadt daarmede de zaak, die men meent
voor te staan en is daarbij toch ook niet
vrij voor den Heere.
Handelingen in strijd met besluiten van
meerdere vergaderingen" als dit aannemen
van een niet-gegeven naam, of in strijd met
de aangenomen Kerkenordening als het be
sluit der Classis Axel inzake de Korte pre-
aicatie" zijn zoo gevaarlijke voorloopers van
erger willekeur in later tijden. En, ook af
gezien daarvan, zijn zij wel recht
Oefenaars.
Onze zuster »De Hoop" toont zich in no.
475 wat ontstemd. Daardoor zegt zij wel
wat te veel en rekent zij wat onjuist Dat
kan licht gebeuren, wanneer men wat knor
rig wordt. En blijkens het bekende verhaal
in »De kleine vossen" vallen er dan wel eens
scherpe en onverdiende terechtwijzingen. Dat
onze opmerkingen over haar voorslag in zake
Oefenaren" haar mishaagden, is te begrijpen.
Dat de Zuid-Hollandsche Kerkbode dit stukje
overnam, doet bij haar den beker overloopen.
De Zuider-Kerkbode is onkiesch, onbescheiden,
en onkundig gebleken. Onkiesch" .nu,
dat zij dan zoo. Er zijn kiesche zaken, die
men soms moet besprekenomdat daarin de
wissels verkeerd gezet worden en dan valt
gewoonlijk de schijn van mindere teederheia
op hem, die ter herstelling van zulke fouten
noemen moet wat anders beter ongenoemd
gebleven ware.
»Onbescheiden" Onze zuster is na
tuurlijk nu alweder zeer goed te spreken, en
begrijpt nu zelve evenmin als wij, wat on
bescheidenheid er in is, dat wij een advies
aan een onzer grootste Kerkelijke Provinciën
bespreken, en de kleinere Provinciën op het
gevaar van eventueele navolging opmerkzaam
maken. Maar wij zijn niet geheelop de hoogte.Im-
mers, indien »DeHoop" juist oordeelt. Zij zegt
»Van de op dit oogenblik in Zuid-Holland
wonende Oetenaren, samen ten getale van:20
hebben hunne maatschappelijke positie
niet verlaten8
zijn vóór 1886 Evangelist of Gods
dienstonderwijzer geweest 7
is door den arbeid (vooral in Noord-
Brabant) de gezondheid geknakt van 1
samen.16
Dit blijft dus als degenen, die
vallen buiten de door die Kerk
bode aanbevolenen, van de 204."
Schijnbaar komt het advies der Zuider-Kerk
bode hierdoor inderdaad in een eigenaardig licht
te staan. Maar onze knorrige zuster vergist
zich. Ze is knorrig, blijkens de onkiesche
invoeging »vooral in Noord-Brabant". En
ze vergist zich deerlijk. Ten eerste door 4/;o,
d. i. 20 01> (en dus voor geheel Nederland
tusschen 30 en 40 personen)zoo weinig te achten.
Ten tweede, is het toch zeer vreemd, om
te zeggen 8 van deze 20 broeders moeten
door de Kerken verzorgd worden omdat
zij hun maatschappelijke positie niet
verlaten hebben (en dus gsen zoodanige ver
zorging behoeven). Mogen wij op het ge
vaar af van weer onbescheiden" te zijn
onze zuster eens even helpen cijferen Vol
gens haar opgave wonen er 20
Hiervan vallen volgens haar zelve bui
ten de termen4
en hebben het niet noodig (als nog
zijnde in hun maatschappelijke posi
tie 8
samen12
Blijven dus hoogstens over 8
Ons dunkt, dat het voor de Kerken (allen
nu geschat naar den maatstaf van Zuid-Hol
land, toch nog al verschil maakt, of men voor
8/20 d. i. 40 pet. of voor 20/20 J. i. 100 pet.
te zorgen zou hebben. Een verschil tusschen
150 a 200 personen die naar den maatstaf
van »De Hoop" en' 60 a 80 die naar onzen
maatstaf te verzorgen zouden zijn. En natuur
lijk zou ook al ware het verschil minder
aanzienlijk geweest toch de vraag, wat in
deze onze beginselen eischen, niet minder ge
wichtig zijn.
Beter te begrijpen is de bedenking van
»De Zuid-Hollandsche Kerkbode" over ons
voorstel, dat een oefenaarsacte vervallen zou,
zoodra de bezitter zijn beroep verliet: »daar
het in het particuliere leven dezer broeders
ingrijpt en het aan de Kerken niet te beoor-
deelen staat om welke reden iemand zijn tij
delijk beroep verlaat."
Wij zien echter niet in, dat de Kerken
het toestaan van de verzoeken dezer broeders
om haar te dienen niet aan door de ervaring
in het belang der vragers gebleken voorwaar
den mogen binden.
De wijze, waarop genoemde Kerkbode de
moeilijkheid wil opgelost zien komt ons voorts
evenals aan onze zuster De Hoop" de beste
voor. FER1NGA.
Beroepen te Rinsumageest c. a. F. Dethmers.
te Paesens; te Hoorn F. Zantinge, te Nieu-
wendam; te Schoonebeek J. op 't Holt, te
Beetgum; te Rottevalle F. Kramer candidaat;
te Harlingen (B.) J. W. A. Notten te Ermeloo.
Aangenomen naar Nieuw-Hellevoet door A.
D. C. Kok, cand. te Schiedam. Naar O. en
W. Souburg door C. B. Schoemakers te
Landsmeer. Naar Putten op de Yeluwe door
W. Sieders te Ylaardingen (A).
Bedanktvoor Oudemirdum c. a. door J.
J. Steinhart te Knijpe. Voor Maassluis (B)
door A. v. d. Sluijs te Enkhuizen. Yoor
Rotterdam door C. v. Proosdjj te Baarn.
Het volgende is ons ter plaatsing toegezon
den
EUDOKIA.
Wij vertrouwden, dat vele Diakoniên voor
onze Stichting voor Lijders aan Chronische
ziekten iets zouden doen, maar eenigszins be
schroomd zijn, daar datgene, wat zij konden
doen, van niet veel beteekenis is. Men zou
zoo oppervlakkig ook zeggen, wat zal die
kleine bijdrage baten voor eene inrichting, daar
zooveel noodig is.
Wij zijn zoo vrij Diakoniên, die wellicht
met deze gedachten bevangen zijn, van onze
zijde te verzekeren, dat de kleinste gift met
dankbaarheid wordt ontvangen. Maar wat bo
venal alles afdoet, is de vraag voor iedere Dia-
konie, of zij vrij uitgaat, wanneer door haar,
al is het ook gering, iets kan worden gedaan
tot verzachting van het lijden veler kranken,
en het dan niet doet. En indien er dan door
het van God ingestelde orgaan der oefening
van barmhartigheid in Christus' Kerk wordt
gearbeid naar Gods Woord, dan zegt de Heeré
>Mij is het goud ec het zilver, en het vee op
duizend bergen." Als wij toch bedenken, hoe-
vele jaren de Kerk het heeft kunnen aanzien,
dat zelfs het werk der barmhartigheid haar uit
de hand werd genomen, laat het dan nu niet
gering worden geacht, dat wij nu weer ver
waardigd worden in Eudokia eene Stichting
te zien, die uitgaat van de Gereformeerde Kerk.
Worde Eudokia met al hare belangen niet
vergeten, maar ieder die kan, steune dezen
arbeid met gebed en gaven, opdat vele onge-
lukkigen naar het lichaam ook in de zieken
verpleging de stem kunnen beluisteren van
onzen medelijdenden Hoogepriester, Jezus
Christus.
Slechte gewoonten in betrekking tot den open
baren godsdienst.
Ongeregeld kerkgaan. Ook dit kan gewoonte
worden. Men heeft dan allerlei uitvluchten,
bedenkingen en verontschuldigingen. Neem den
tijd en de gelegenheid waar, terwijl God u
die genadiglijk verleeut, dan zult ge later geen
verwijt hebben over onverantwoordelijk ver
zuim. Eene oude godzalige vrouw, die jaren
lang door lichaamszwakte aan hare woning
gebonden was, verhaalde mij menigmaal, bij
gelegenheid, dat ik haar bezocht: Een ding
verheugt mijik heb de gelegenheid, om op
te kunnen gaan, waargenomen, toen de Heere
mij die gaf. En nu kan ik vrijmoedig zeggen
Heere Gij weet, dat ik nu niet kan opgaan
naar de plaats waar Uw volk samenkomt."
En voor wie komen er geen kwade dagen
Niet meezingen. Ik ken menschen, die slechts
zeer zelden met de gemeente meezingen. Ik
vrees, dat zulke menschen ook niet altijd mee
bidden en medeluisteren. Niemand ga met zijn
lichaam naar de kerk om zijne ziel thuis te
laten. Ook het gezang moet niet dienen om
den tijd zoek te maken, maar om God te
verheerlijken.
Onwaardige en onverschillige houding. Zeker
predikant zag eens iemand zijner hoorders
met zijn rug naar den spreker gekeerd in de
kerk staan. De predikant hield zich een oo
genblik stil, keerde met zijnen rug naar de
hoorders, en na zoo een oogenblik te hebben
voortgegaan, wendde hij zich weder tot de
gemeente.
Meer dan een der toehoorders had, zonder
nadere opheldering, begrepen wat de zonder
linge beweging beteekende. Godsdienst zon
der eerbied ontsticht. Wat niet in de Kerk
kan komen, dan om te ontstichten, blyve er
liever uit. God is heilig.
Druk en hardop redekavelen vóór en onmid
dellijk na de openbare samenkomst in het
huis dus Heeren. Ook dit behoort met nog
vele andere dingen tot de slechte gewoonten.
Broeders uwe bescheidenheid zij allen men
schen bekend bewaart uwen voet, als gij
ten huize des Heeren ingaat.
J Overgenomen
Wageningen. Ouders, die op de Rijks-Land
bouwschool zonen hebben of daarheen mochten
zenden, worden vriendelijk, maar tevens drin
gend verzocht, hiervan bericht te willen doen
aan den voorzitter van den Kerkeraad der
Geref. Kerk alhier.
Dan kan er gezorgd worden voor geregeld,
hun passend catecheties onderwijs, introductie
bij Chr. Gezinnen en wat verder gewenscht
is (voor zoover mogelijk) voor jongelingen,
die op zulken leeftijd de ouderlijke woning
verlaten moeten. Men adressere zich aan het
adres van den kerkeraad Ds. C. L. F. v.
Schelven, Praeses.
Kamperland. Zondag jl. nam onze geliefde
leeraar Ds. A. Delfos afscheid van zijn ge
meente naar aanleiding van Matheus 28.20.
door de talrijk opgekomen schare werd den
scheidende leeraar toegezongen psalm 134 3
en psalm 121 4.
KOEK KEOOKI) E E LI X <T
DE MACEDONIËR.
Algemeen Zendingstijdschrift,
onder redactie van
Ds. H. D ij k 8 tr a te Smilde.
A oor ons ligt de eerste aflevering van den
elfden jaargang van dit tijdschrift.
Het doel van den Macedoniër is de Zen
ding in haar geheel meer bekend te maken
onder ons volk. Op populair, wetenschappe
lijke wijze wordt dan ook in dit maandelijks
verschijnend tijdschrift het voornaamste, wat
op het gebied der zending de aandacht ver
dient, behandeld.
Er is weinig kennis van de Zending onder
ons volk. En de kennis, die er is, is hoogst
oppervlakkig. Gij zoudt zeggendan is de
Macedoniër zeker wel algemeen bekend en
verspreid Gij vergist u, na tien jaren een
moeielyk bestaan te hebben geleid, is deze
nuttige Macedoniër bij de meesten nog een
vreemdeling. Dat dit nu toch eens verandere
De liefde voor de zaak der zending kan
in den middellijken weg slechts blijven en
toenemen, indien de kennis der zending zich