Uit Kerk en School. -worden uitgezonden. Staande de regeling der overname van bedoelden arbeid door de Ker ken, is het niet de zaak dier Vereeniging om uit te zenden, terwijl toch die uitzending zelve niet raag worden vertraagd. Reden waarom Deputaten besloten hebben,Dr. Scheu- rer uit te zenden in overleg met de Ned. Geref. Zending-Vereeniging. Deputaten dit ter kennisse der Kerken brengende doen tegelijkertijd, door de respec tieve Kerkeraden, een beroep op hare bereid willigheid om, door eene bijzondere geldelijke bydrage, te voorzien in de kosten aan de uit zending en eerste vestiging van Dr. Scheurer verbonden. Als ieder der 700 Gereformeerde Kerken van Nederland, naar vermogen, iets bijdraagt, dan zal de benoodigde som spoedig en zonder moeite bijeengebracht zjju. De re geling hoe zulks in iedere bijzondere Kerk het best geschieden zal, kan onder geen be tere zorge zijndan die des Kerkeraads. Waarom Deputaten de vrijheid nemen, Wel- eerw. en Eerwaarde Broeders, u te verzoeken ook hierin, voor uwe Kerk, de zaak des Heeren, in de uitbreiding Zijns Koninkrijks, te willen dienen. De ingekomen gelden kun nen gezonden worden aan de ondergeteeken- denaan den heer de Moen, penningmeester, te Doesburg, of aan den penningmeester der Ned. Geref. Zend.-Vereen., den heer Stoové, Vjjzelstraat, Amsterdam. En bovenal, dat deze eerste uitzending, uit Nederland van een arts in den dienst der Zending in het gebed moge worde gedacht voor des Heeren aangezicht. Onze verwach ting van zegen op den voorgenomen arbeid van den Zendeling-arts is alleen van den Heere onzen God, in algeheele afhankelijkheid van de leiding des Geestes, naar het onfeilbaar Woord. Doch de Heere wil om die leiding en zegen gebeden zijn. Dat er dan veel ge- beds opga uit onze Kerken, opdat deze dienst den Heere welgevallig moge zijn en van Hem gezegend. Met heilbede en groete, verblijven wij Wel- eerw. en Eerw. Broeder», De Deputaten Synodi van Gereformeerde Kerken tot de Zending onder Heide nenen en Mahomedanen, Namens hen, J. H. DONNER. F. LION CACHET. Leiden, 23 Januari 1893 Rotterdam Het volgend door ds. Sikkel in de Zuid- Hollandsche Kerkbode geschreven bieden wij der nauwgezette lezing aan, aan alle lezers van de Zuider-Kerkbode, vooral aan de ambts dragers der Kerken. De samenkomst der Gemeente Eén der kerkeraden ten plattenlande in onze provincie besloot, in ons blad bespreking te verzoeken van de vraag, of het gebruik, om voor den aanvang der godsdienstoefening en na het eindigen daarvan in de kerkeraadska- mer als kerkeraad samen te komen tot gebed en dankzegging, aanbevolen of ontraden moet worden. Moest die vraag eenige weken blijven lig gen, we mogen toch de bespreking niet wei geren. En dan verhelen we het niet, dat we eerder tot ontrading dan tot aanbeveling te vinden zijn- Niet omdat eenige samenkomst tot gebed niet goed is. Maar ter wille der gemeente en van den kerkeraad. Alle scheiding van gemeente en kerkeraad loopt uit op clericalisme. En is in den grond reeds clericalisme. De gemeente" afzonderlijk te laten vergaderen en den kerkeraad" af zonderlijk te laten vergaderen is met het wezen en het karakter der gemeente van Chris tus in strijd. Gemeente en kerkeraad zijn één. Noemt gij de vergadering zonder üerkeraad gemeente" en de vergadering zonder gemeente kerkeraad", dan hebt ge reeds het clerica lisme gehuldigd. Gij scheurt daarmee het ééne lichaam van Christus in tweeën. Naar onze kerkenorde is de vergadering van den kerkeraad dan ook de vergadering der gemeente. En de clasicale vergadering is een vergadering van gemeenten of kerken. Het onderscheid tusschen een godsdienst oefening en een kerkeraadsvergadering is dan ook alleen in het doel der samenkomst gelegen. In de godsdienstoefening komt men saam tot den dienst des Woords en der gebeden, tot het gebruik der sacramenten en de handrei king aan de armen, en daarom behoort daar dus elk lid der kerk, elk, die den heiligen doop ontving, tenzjj hij wettiglijk verhinderd is tegenwoordig te zijn. In de kerkeraads ver gadering komt de gemeente samen tot regee ring der kerk en daarom mogen dus zij daar niet ontbreken, die als vertegenwoordigende de geheele gemeente tol regeering der Kerk gesteld en geroepen zijn. Moet er dus een samenkomst tot regeering der kerk gehouden worden, dan komt de ge meente als kerkeraad in de opzieners en dia kenen samen, en is het een kerkeraadsverga dering. Dan houdt de kerk, d. i. de gemeente raad. Maar wordt er een samenkomst tot gods dienstoefening gehouden, dan komen alle leden der gemeente samen, niet als raad in een ker- keraadskamer, maar als de ééne vergadering der geloovigen in de plaats, die voor den dienst des Woords en der gebeden bestemd is. Van een afzonderlijk vergaderen van den kerkeraad mag en kan daarbij geen sprake zijn zonder in clericalisme te vervallen en van de gerefor meerde paden op de Roomsche over te stappen. Ons dunkt dus de weg op den dag de» Heeren niet, dat opzieners en diakenen snaar den kerkeraadgaan, want kerkeraad is er alleen, wanneer er een samenkomst dei- gemeente tot regeering gehouden wordt, maar dat de opzieners en diakenen als ge loovigen met hunne gezinnen tot de vergadering van de gemeente van Christus opgaan. Bovendien. Wanneer de gemeente verga dert, behooren de opzieners wel allereerst in de plaats der samenkomst aanwezig te zijn. Wanneer hun qualiteit als ambtsdragers bij het samenkomen der gemeente afzonderlijk uitkomen moet, dan moei dat geschieden door het ontvangen van de leden der gemeente in de plaats der samenkomst, 's Heeren knechten moeten haar daar als het ware opwachten, om haar in den Naam des Heeren het welkom toe te roepen en in al wat zij tot het rechte samenkomen behoeft, te voorzien. We zou den zóó ook de dienaren des Woords met vrouw en kinderen willen zien opgaan in de schare. In het midden van die menigte op te gaan, daarin lag de vreugde van den psalm dichter, en dat is de weelde, die op 's Heeren dag ook de dienaar des Woords smaken moest. In stilte moest hij daar bij zijnhuis- genooten gaan neerzitten. In overdenking van het Woord blijven. En als de ure van den aanvang der godsdienstoefening geslagen is, moest hij uit het midden der schare opstaan en den kansel beklimmen Zóó zien wij den Heere Jezus in de synagoge te Nazareth, Lukas 4:16, en zóó zouden wij het wenschen, gelijk het schrijver dezes wel eens een enkele maal werd gegund. Van een afzonderlijken kerkeraad", als de gemeente samenkomt, we ten wij niet. Die is er voor ons niet. Ons is het een gemis als het gezang der gemeente reeds klinkt, in een af zonder ljjke kamer te moeten vertoeven, en we doen dit dan ook, als het toch moet, liefst zoo kort mogelijk. W at ligt er een weelde, een zegen van on zen Heere in die eenheid der gemeente. En hoe wordt dan ook op vele plaatsen, gelijk ons meermalen geklaagd werd, in zulk een ker- keraadskamer het gemis gevoeld. Daar is vaak meer ontstichting dan stichting. De stilte, die het opgaan met de gemeente, de voorbereiding tot den dienst des Woords kenmerkt, wordt daar vaak gemist. De kachel trekt soms in den winter meer aan dan de gemeente. Zoo be leed men ons. De eenige reden, waarom de dienaar des Woords dan ook vóór het oogenblik, waarop de dienst aanvangt, in een afzonderlijk vertrek vertoeft, is volstrekt niet gelegen in het apart zijn met een kerkeraad, maar in de wensche- lijkheid, dat zijne overdenking van het Woord Godsdat hij te brengen heeft, niet gestoord worde. Dat kan soms do^r eene kleinigheid bij het plaatsnemen der gemeente geschieden, en daarom kan het dan beter z n, dat hg zoolang in de eenzaamheid blijft. Toch weegt dit voordeel tegen de schade niet op en zouden we een opstaan in het raidden der schare, zoo als in de synagoge te Nazareth, liever kiezen. Maar in elk geval wordt het doel zeker niet bereikt, wanneer de dienaar in de kerkeraads- kamer, zooals op sommige plaatsen, spreken moet of gesprekken moet aanhooren, of soms allerlei kerkeraadszaken, zelfs brieven, voor zijn aandacht krijgt, die hem verstrooien en juist zijn overdenking storenin plaats van die te beschutten. Maar het gebed dan Wel, de gemeente komt tot gebed samen, en zij eindigt met dankzegging. Is het goed, dat de kerkeraadsleden voor zich een zegen vragen in een afgesloten samenkomst Wij menen, dat het niet goed is. Dat is het gebed der gemeenteen moet daarom in hare verga dering geschieden. En wat ieder voor zich persoonlijk te bidden heeft, dat geschiede in stilte bij het plaatsnemen dat behoort niet overluid. Slechts één reden tot overluid gebed kan er overblijven. Wil de gemeente, vóórdat de dienst begint, haar ambtsdragers, die hebben te prediken en te bidden, en op de leer heb ben toe te zien en de inzameling voor de armen hebben te houden, dus hare dienst doende opzieners en diakenen vooraf den Heere overluid opdragen, dan kan dat op twee wijzen geschieden. Of de dienaar kan dat in het voorgebed doen, óf het kan geschieden, vóórdat hij optreedt en wel door één uit het midden der schare, vanzelf dan door een harer ouder lingen. Doch dan moet het ook bepaald- een bede zijn der gemeente voor hendie tot den dienst in die ure geroepen zijn. Anders toch maakt men het voorgebed van den dienaar des Woords overbodig. En we mogen den Heere toch niet verzoeken, ook niet door noodelooze herhaling van gebeden, die de ziele bezwaart, in plaats van haar te verruimen. Maar dan ook vragen wij, dat dit overluid gebed voor de dienstdoende broederen niet in een afzonderlijke samenkomst van den kerke raad, die er niet is, of van enkele kerkeraads leden, maar in de samenkomst van de ge meente geschiede. Daar heeft reeds in stilte elk lidmaat den Heere gebeden voor zijne knechten. Moet het overluiddat dan ook heel de gemeente er in deele. Wat we dus tot rechte genieting van de gemeenschap des lichaams van Christus zou den wenschen, komt hier op neer le. Wanneer de godsdienstoefening der gemeente gehouden wordt, komen de opzie ners en diakenen nooit afzonderlijk bijeen, maar elk gaat met zijn gezin in de vergadering der gemeente op, en straks ook weer zoo met vrouw en kinderen naar huis. 2e. In de plaats der samenkomst wordt de schare zooveel mogelijk door de opzieners gedimd bij het komen en gaan. 3e. Elk zit voort3 in stilheid neer gesprek ken worden niet gehoudenin stilte worde gebeden Gods Woord worde overluid gelezen en een lied gezongen, om bij het plaatsnemen de stichting te doen heerschen. 4e. Is het oogenblik van den aanvang der godsdienstoefening daar, zoo sta de dienaar des Woords die prediken zalop, of, zoo hij, om niet afgeleid te worden, in de eenzaam heid toeft, zal de ouderling, - die den dienst heeft, opstaan uit de vergadering der gemeente, en hem binnenleiden. 5e Nadat de dienaar den kansel beklom men heeft, zal de bedoelde ouderling andermaal in het midden der gemeente opstaan' en den Heere uit naam der gemeente vragen om ondersteuning en leiding voor den dienaar des Woords daarna zal de dienaar in den gebede gaan en de gemeente en de dienst-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1893 | | pagina 3