Uit Kerk en School. De ervaring leert het anders Nog voor eenigen tijd herinnerde De Barmhartigheid'' aan de volgende mededeel ing van George Müller Eene kreupele en zwakke vrouw, »die vroeger niet wist, hoe aan haar brood te komen en nu gedurende 10 jaren de gewoon te had gehad, om, naarmate de Heere haar zegende, voor Hem iets at te zonderen, begon met een zeer klein deelzij gaf voor zijne weeshuizen één stuiver in de weekmaar God zegende haar beplanten van een stukje land met aardappelen op zulke wijze, dat zij in 1858 f 120. aan aardappelen bezat Nu gaf zij een halven stuiver eiken dag, dus stuiver in de week en aan het einde van 1859 had zij f 180 aan aardappelen. In 18 >0 gaf zij tweemaal zooveel als het vorig jaar en bezat aan het einde vau het jaar f240. In 1861 gaf zij dagelijks 10 cents of 70 cent in de week, en hare bezitting was aan het einde van 1861 tot f 360 ge stegen. Gedurende het jaar 1862 gaf zij dagelijks 15 cents en aan het einde van dat jaar had zij f 540. In 1863 gaf zij 20 cent dagelijks en had zij aan het einde f 756. Gedurende het jaar 1864 was deze arme kreupele in staat om 30 cent dagelijks te geven, en aan het einde van het jaar had zij weder meer dan het begin, want toen bezat zij aan var kens en aardappelen f 900. In 1835 ver meerde zij hare bijdrage tot 40 ct. per dag, en hare bezitting aan het einde van dat jaar was toen f. 1032. In 1866 gaf zij 50 cent per dag en hare bezitting was vermeerderd tot f. 1116. Gedurende 1867 gaf zy 60 ct. per dag, en nu bezat zij aan het einde des jaars f 1800. Toen zij mij schreef, ging zij altijd vooruit, altijd meer gevende. De reden, dat ik dit zoo nauwkeurig opgeef, is om te toonen, hoe waar God is in de uitspraken van Zijn Woord, waarvan ik er nu uit zoo velen slechts één zal aanhalenGeeft en U zal gegeven worden eene welgeschudde en gedrukte en overloopende maat. Want met dezelfde maat, waarmede Gij meet zal u weder genieten worden" (Lukas 6 38). Waarom wij dit woord van George Müller waaraan men 2 Corinthe 8 en 9, Male- achi 3, enz. kan toevoegen overnemen? Om te herinneren, dat men van geven naar Gods gebod niet arm wordt. Men bedenke wèl waaporn, en waaraan men geeft. Maar vreeze dan ook niets Wie zou geven om op bovengenoemde wijze rijk te worden, zou verarmen, Immers hij gaf niet aan God, maar dreef met God han del. Maar wie geeft om Gods wil, dien mag deze herinnering de vreeze wegnemen, dat 't hem zou schaden. Geeft dan den Heere Kerk, Zending, Diakonie, Onderwijs en Phi- lantropie, willen zich met het aan Hem over brengen van uw gaven belasten. Nog te rooskleurig. In het Handboekje ten dienste der Gere formeerde Kerken in Nederland, schreven wij op blz. 18, van het aantal zendelingen op de arbeidsvelden dezer KerkenHet hoogste getal in de eerste maanden is niet duizend maar tien". Helaas, dat wij heden deze sombere tee- kening nog te rooskleurig moeten noemen Het hoogste getal onzer in Indië aanwezige zendelingen is indien een ons ter oore gekomen gerucht juist blijkt, en indien in aan Deputaten noodzakelijk gebleken maat regelen niet alsnog verandering komt, weldra niet tienmaar vijf. "Vijf zendelingen voor tien millioen heide nen, is ongeveer wat in Nederland mits daar ook bijna'alle ouderlingen, christelijke onder wijzers, oefenaars en geloovige christenen ont braken, er bijna geen Bijbels waren, en van de e nkele christenen bijna niemand kon lezen en ni emand geld had om te reizen) twee pre dikant en zijn zouden. Twee predikanten voor geheel Nederland, waarvan dan de een bijv. woonde op Texel of Ameland en de ander in of voorbij Maastricht. Stel u voor, lezer, dat gij voor uw ster venden of kranken te Middelburg of te Wil lemstad geestelijke hulp begeert, en men u dan zegt: »Ga maar even naar Maastricht". Gij gaat naar Maastricht, maar de predikant is juist op een arbeidsreis door de provincie Overjjsel. Nu vraagt gij, of er dan geen ander predikant is, en men zegt: Welzeker, er is er nog een op Texel. Voor drie maan den hoorden wij hem nog te Rotterdam. Maar of hij nu op Texel is, of te Appingadam, kunnen wij u niet precies zeggen Op zulke onhoudbare toestanden ziende, mogen de Kerken wel met groote dankbaar heid vervuld zijn, jegens de Ned. Geref. Zendingsvereeniging. Deze vereeniging toch heeft sints eenige jaren den moed gehad, af te wijken van het platgetrapte, gelijkvloersche, alledaagsche, en verkeerd bevonden pad. Niet alleen den heiden zoeken maar ook (vooral bij schaarschte van personeeler naar stre ven, dat de heiden den zendeling zoeke. Niet alleen dns de zendeling-prediker en de zen deling-onder wijzer, maar ook de zendeling- geneesheer. De zendelin^-onderwijzer is uitteraard ge bonden aan den goeden wil der heidenen. Hij is onmisbaarmaar onwil der heidenen belemmert en verlamt hem. Tot den zende- \u\g-genecslieer komt echter, natuurlijk, ook de onwilligste in een land, waar bijna geen goede geneeskundigen zijn. De zendeling-pmy^r kan in zoo grooten werkkring niet werken zonder veel verlies van tijd en krachten, door onophoudelijk en inspannend ver reizen. En velen, die hun geestelijke ziekte niet kennend en geen gees telijke genezing begeeren, onttrekken zich hardnekkig aan hem. Maar de lichamelijke ziekten gevoelen zij welen de lichamelijke genezing begeeren zij zeeren zoo komen zij dus gaarne van heinde en ver tot den zendeling-geneesheer. De zendeling-geneesheer kan ten overvloe de zich vestigen in streken waar een ander zendeling geen toegang kan krijgen. Zoo kan hg hun een geopende deur bereiden onder "s Heeren zegen. En ook voor de ge zondheid der zendelingen en hunner gezinnen in zeer moeilijke gevallen, is zijn tegenwoor digheid onwaardeerbaar. Wie trouwens weet, hoe gezegend de geneeskundige zending in China en elders werkt, kan niet anders dan zich verblijden, dat door deputaten voor de zending tot de uitzending van Dr. Scheurer, den zendeling-geneesheer der Geref. Veree niging is besloten. Zulk een geneesheer, die aan de ziek- en sterfbedden der Mohammedanen en heidenen, Christus komt verkondigen, overwint er dui velsdienst en tooverij. En waar ook de on- willigsten tot hem komen, en hij aan elk die komt, tevens het Evangelie verkondigt, kan hij duizend heidenen bereiken en bearbeiden in den tijd en met de moeite, die een ander zendeling voor honderd zou noodig hebben. Komt nu na hem een zendeling die het aan vankelijk gewonnene bijeen vergadert, dan is (middellijk gesproken) een geweldige bres ge schoten in de sterkte des Satans en een rijke zegen gebracht aan het arme heidenland. Zij er gebed voor den begaafden Broeder, die schatten kon vergaderen maar dit prijs geeft ter wille der Liefde van Christus en om den nood der verlorenen F. Splinter en balk. Het feit dat door eene kleine Gereformeerde Kerk gevraagd wordt om eene hypotheek op haar kerkgebouw over te nemen, daar zy bij niet-overname in financieels moeielgkheid zal geraken, wordt door een Synodaal predikant in een Synodaal weekblad aangevoerd als een bewijs, dat er voor de Gereformeerde Ker ken bij het begin van 1893 eer stof tot kla gen dan stof tot roemen is. Welk een bewijs Wij zouden zoo zeggen, indien ergens, dan is hier stof tot roemen. Maar ééne Kerk in financieelen nooden dat nadat aan zooveel Gereformeerde Kerken al haar goederen ontnomen zijn om ze te geven aan het Genootschap van 1816! Maar ééne Kerk in financieelen nooden dat nadat het Genootschap door proces op proces zoovele Kerken heeft getracht uit te putten in haar geld Maar ééne Kerk in financieelen nood en dat nadat men op menige plaats van de zijde van het Genootschap door hoofdelgken om slag zoo diep in de zakken der Gereformeer den getast heeft Maar êéne Kerk in nood en dat waar in den regel slechts de kleine burgers met de reformatie meegaan N. B. Men moet toch maar durven. Het Genootschap leeft voor een deel uit de goederen der Geref. Kerken. Voor zoover het daar niet uit leeft, krijgt het zijn predikanten bezoldigd uit de beur zen van al de belasting betalende burgers in Nederland, ook der Gereformeerde burgers. Komen er dan nog enkele honderden gul dens te kort, dan kan, zelfs in steden als Amsterdam en Rotterdam, dat restje nog niet door vrijwillige offerande worden bij een ge bracht. Dan moet nog een hoofdelijke omslag worden opgelegd, waarin alle leden van het Genootschap, spotters zoo goed als geloo- vigen, betalen moeten. Einde 1892 komt het rijke maar gierige Genootschap bij de regeering nog bedelen om f1800 voor drie nieuwe tractementen. Van zulk een Genootschap is men lid. In zulk een Genootschap is men predikant. Als predikant van zulk een Genootschap, leeft men zelf mede uit de beurzen van de leden der Gereformeerde Kerken. En ziet, dan durft men Gereformeerde Kerken, die geheel hare huishouding zelve betalen, nog met den vinger nawijzen, omdat in haar kring êéne Kerk dreigt in financieele moeilijkheid te geraken. Waarlijk dat mag heeten den splinter zien in het oog zijns broeders en niet den balk die in eigen oog is. W. Beroepen te Amersfoort (B), W. Ringnalda te Groningente Hule, (Iowa N. Ame rika), J. van Goor te Harlingen te Echten en Oostzee, S. Oudkerk te Zalk te Nijemir- dum c. a., J. J. Steinhart te Knijpete Serooskerke B, P. Segboer te Zwartsluis. Aangenomen naar Ferwerd, door C. J. Eek- hardt te '8 Gravenmoer. Bedanktvoor Meliskerke, door Ds. Los te Oud Vosmeervoor Haastrecht, door D. C. P. Sluijter te Vianen voor Groningen (A), door A. M. Donner te Assen voor O. en N. Wetering,door J. Hania Pzn. te Oosterbiertfm voor Holland (N. Amerika), door K. van Goor te Gorinchemvoor Harlingen, door P. Segboer te Zwartsluisvoor Scheveningen (B), door C. B. Bavinck te Hazerswoude voor Montfoort, door A. Middelkoop te Nij- kerk (Geld.) De I2e Januari was voor de Chr. Jongel. Vereen. Spr. 23 23a te Middelburg eene aan gename ure Toen trad voor haar in het kerk gebouw in de Langedelft op de WelEerw. Heer Ds. P. J. W. Klaarhamer van Utrecht en hield eene lezing over bet onderwerp Het Huisgezin. Nadat in het kort de belangrijk heid, de invloed er van aangetoond en er op gewezen was, dat het van het gezin afhangt, hoedanig kerk, maatschappij en staat zijn zal, ja, ook de pas aangevangen kerkreformatie, werden achtereenvolgens besproken De oor sprong en de geschiedenis Het hoofd en de leden De regel en de roeping De beteekenis van het huisgezin. De onderscheiding, of men het beschouwt uit God of uit het schepsel, leidt tot tweeërlei gezin, onderscheiden in vorm en aard en in wortel en vrucht. In 't eerste geval is het eene afschaduwing van het hemelsche voor beeld. De wortel van het gezin is het huweljjk,

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1893 | | pagina 3