VI fMSsi liggen B. De collecte voor de kas voor
Emeriti pred. enz. heelt opgebracht f 12,-28 Voorts
ontvangen: Studiefonds Vrije Universiteit 1*4,50,eeue
fift van vijf gulden, waarvan f2,50 voor de weezen,
2,50 voor de Kerk. Nog ontvangen voor de Kerk
f8, voor de Bewaarschool te Arnemuiden f 1 en
f0,50, en voor de Geref. Zendi g, contributie fl,25,
fl, f 1 en 1 1,50. Nog ontvangen voorde Bewaar
school te Arnemuiden uit Souburg f2,50 en 10,50.
Voor Diacoonaal Hulpbetoon 2 giften a 1* 2,50.
Namens den Kerkeruad,
J. P. Brand Smith, Scriba.
St. Law-en'-Gapinge. Alhier is tot Bedienaar des
Woords beroepen Ds. W. den Hengst te den Helder.
Verantwoording van liefdesravrn.
In de collecte 9 Oct. door den Boekh. van de K.
Kas in dank ontvangen Voor de plaats NN. 1*1,25,
den 10 Oct. plaats'NN. f,S5, door Br. C. H. de
Wagemaker voor de plaats O. 1*2,door Br. A. B.
Crncq plaats NN. f3,
Bezorgd bij C. Verhage van Wed. M. voor de
plaats f 2,
«J. «J. Dockheee.
In dank ontvangen voor de Zending in de collecte
Zondag 16 Oct. W. 1*7,uit liet busje van de Ca
techisanten 1*5,51. A. Kkijgek, Penningm.
Want, God is niet onrechtvaardig, dat Hij
uw werk zou vergeten, en den arbeid
er liefde, dien gij aan zijnen naam
bewezen hebt, als die de heiligen
gediend hebt en nog dient.
HeBUEËN 6 i0.
Wij beleven eenen tijd, waarin zeer veel
gevraagd wordt van de Christelijke liefde.
Vooral van hen, die in waarheid den weg
van reformatie wenschen te bewandelen, wor
den vele opofferingen gevorderd, en het veld
van werkzaamheid, dat door de reformatie
wederom aan ons oog wordt voorgesteld,
wordt nog steeds ruimer Nauwelijks is aan
de eene behoefte gedacht of eene andere doet
zich al wederom voor. Zending, school, barm
hartigheid in al hare vertakkingen, de ker-
kedienst
Het is niet te verwonderen, dat er wel eens
in dezen arbeid en strijd oogenblikken van
moedeloosheid en zuchten voorkomen, waarin
dat alles te zwaar en te moeielijk voorkomt.
Welnu, de Schrift bevat ook in dezen de ware
besturing, vermaning en rijke vertroosting.
De barmhartigheid in Christus gedaan, roemt,
fdoet zich verblijden) tegen het (aanstaand)
oordeel (hetwelk niet komt over d,e ware ge-
loovigenterwijl een Onbarmhartig- - ordeel zal
gaan over dengene, die geene barmhartigheid
gedaan heeft. Doch laat ons goeddoende niet
vertragenwant te zijner tijd zullen wij
maaien, zoo wij niet verslappen. Werken der
'liefde als vruchten des geloofs zijn onmisbaar
bij Gods volk. Zij brengen door Gods genade
eene liefelijken en rijken zegen mede voor de
ziele. Dat toont ook het Woord der Schrift,
hetwelk wij, waarde lezeru heden tot on
der wy zing wenschen voor te houden. Het
dringt ons eerst tot zelfonderzoek, daarna
kunnen deszelfs vertroostingen worden voor
gesteld.
Hoewel er geen afval der ware geloovigen
is, zoo wordt toch Gods volk tot waakzaam
heid ernstig vermaand en zal ook juist de
vreeze voor zulk eenen afval, ziende op eigen
zwakheid en ontrouw, menigmaal de ziele
van Gods kind vervullen, en Zijne sterkte in
die vreeze zal alleen de onwankelbare trouw
zijns Gods zijn. Zoo wijst ook de apostel, na
dat hij heeft gesproken van de traagheid der
geloovigen in het opwassen in de kennis, op
het gevaar, om af te vallen. Hy wijst hen
op de schrikkelijke gevolgen van zulk eenen
afval. Hy voegt er evenwel bij, dat hy hun
deze dingen onder het oog brengt, om hen
te waarschuwen. Hij verwacht betere dingen
van hen, kenteekenen van de ware, onwan
kelbare behoudenis. Zijne vermaning is, dat
zij in alles wat tot de zaligheid behoort, in
Gods kracht zullen volharden.
Uit de goede beginselen, die de apostel
aanschouwt, verwacht hy ook een goed einde.
Want God is niet onrechtvaardigdat Hij
uw werk zou vergetenen den arb id der liefde
dien gij aan zijne naam bewezen hebt,als die
de heiligen gediend hebt en nog dient. De apostel
is dus overtuigd van hunne zaligheid, omdat
God hunne werken niet kan vergeten. Zou
de apostel hieV de zaligheid voorstellen als
verdiend wordende door de goede werken
Geenszins. De eenige bron der zaligheid is
de v»-ye genade Gods. Dit is de doorgaande
leer der schrift. Over deze onomstootelijke
waarheid wordt hier door den apostel niet
opzettelijk gehandeld Dat de Heere echter
hier en daar loon belooft op de werken, dit
vloeit voort uit Zijne genadige belofte, waar
door Hij ons als Zijne kinderen aanneemt en
ons met zich verzoent, onze zonden ons niet
toerekenende. Het loon toch is aan de wer
ken toegevoegd niet uit verdienste, maar uit
loutere goedheid Gods. En deze genadige
vergelding wordt ook niet gekend, dan nadat
wij door Christus verdiensten zijn aangeno
men in genade Daarom betaalt de Heere ons
niet, wat Hij schuldig is. maar Hij betoont
zijne trouw aan zijne uit vrije genade gege-
vene belofte, en terwijl Hij over ons en onze
werken verzoening doet, ziet Hij niet zoozeer
die werken aan, maar het werk zijner genade
in die werken. Hieruit vloeit voort, dat Hy
de werken niet vergeet, omdat Hij zich zei
ven en het werk zijnes Geestes daarin er
kent Dit is dan ook de rechtvaardigheid,
waarvan de apostel spreekt, om dat de Heere
zich zei ven niet kan verloochenen. Zoo heet
het dan ook in Philippensen 1 6 Vertrou
wende ditzelvedat Hij, die in u een goed
werk begonnen heeftdat voleind.gen zal tot
op den dag van Jezus Christus. Wat kan
de Heere toch in ons vinden, waardoor Hy
wordt bewogen, om ons te beminnen, dan
hetgeen Hij ons eerst heeft gegeven. Dit is
dan de rechtvaardigheid Gods in het vergel
den der werken, omdat Hij getrouw en waar
achtig is. Hij maakte zich tot onzen schul
denaar, niet door iets van ons' te ontvangen,
maar door alles genadig te beloven, gelijk
Augustinus zegt. Zoo handelt Calvijn over
dit Schriftwoord in zyne uitlegging Er is
nog meer bij op te merken, maar laat ons
hierbij even rusten.
Gij offert veel, waarde lezervoor kerk en
school en zending en den dienst der barm
hartigheid. Gij hebt u niet onbetuigd ge
laten bij de herhaalde collecten voor de pro
ceskosten onzer Kerken. Een onbarmhartig
oordeel zal gaan ov£r dengene, die geen barm
hartigheid gedaan heeft. En er zal ook eene
ware volharding moeten zijn. Laat ons goed
doende niet vertragen.
Maar, kent gij nu uwe werken al, gelijk
ze hierboven zyn beschreven. Zijn ze in God
gedaan Zijt gij door Christus verdiensten
als kind Gods aangenomen Hebt gij bij
aanvang kennis aan die werken, die God in
Christus heeft voorbereid, opdat wij in dezelve
wandelen zouden? Is uw werk uit Go 1, dan
zal God er ook alleen de eere van hebben
en geen roem zyn in u zeiven. Maar, hebt
gij hieraan geen kennis. Doet gy, hetgeen
gy doet, omdat nw lêeraar het zegt, omdat
uw verstand van het noodige en goede is
overtuigd, en misschien met de heimelijke ge
dachte, iets verdienstelijks voor God te mogen
verrichten. Dan is het nog zeer droevig met
u gesteld en gaat gij met dat al verloren.
Eer dat gij den Heere wilt dienen, laat u
door Christus dienen. De Zoon des menschen
is niet gekomen om gediend te worden, maar
om te dienen.
Maar wat is het nu daarentegen eene zalige
vertroosting bij den strijd en de opofferingen,
gebracht in de zaken van het koninkrijk
Gods. Nu ook die zalige belofte uit genade
te mogen kennen en ervarenWant God is
niet onrechtvaardigdat Hij uw werk zou ver
geten en den arbeid der liefdedien gij aan
Zijnen Naam bewezen hebt. By de menschen,
vaak by de broeders ook, wordt die arbeid
vergeten of miskend, niet alzoo bij den Heere.
Ook niet de beker koud waters, gegeven in
den naam eens discipels. En de vergelding
Die is rijk, want wij hebben met eenen rijken
en almachtigen God en Vader te doen. Har
telijke verzekering van het aandeel aan den
Heere Jezus Christus, vreugde, innerlijke blijd
schap in de ziele, ondersteuning op het ziek
bed, velerlei blijken van Zijne liefde en trouw,
ook in het gevoelen van de broederbanden.
O neenhoeveel er ook wordt gevraagd,
gij zijt nog niet verzadigd van 's Heeren lief
dedienst Gij beklaagt u veeleer, dat gy nog
zoo weinig deedt Gy schaamt u, als gy
denkt, hoeveel in vroeger dagen werd geleden
en geofferd en gij beaamt het Woord Gij
hebt tot den bloede nog niet tegengestaanstrij
dende tegen de zonden. Het wordt u door
Gods genade een zalig voorrecht, eene hooge
eere, dat de Heere u tot die heerlijke werk
zaamheden in Zijn koningrijk mede wil ge
bruiken.
Maar kind Gods leer dan nu ook meer
uit de vruchten verzekerd te worden van de
oprechtheid uws geloofs. Begeert te mogen
ervaren, in volle kracht, wat de apostel hier
aan de Hebreen schrijft.
Daar is neg iets. Er wordt gesproken van
den arbeid der liej de, dat wil zeggen inspan
ning der liefde, niet slechts in geld geven,
maar in alle liefdewerk bestaande, aan Zijnen
naam, dat is ter eere Gods.
En hun liefdewerk wordt alzoo bepaald
als die de heiligen gediend hebt. Ons liefde
werk moet zich eerst bepalen tot de broede
ren, maar verder tot alle menschen.
De liefde tot God gaat voor, daarna komt
die tot den naastemaar wat nu uit die
naasten in Gods gemeenschap door Zijne ge
nade leeft, behoort allereerst voor onze hulpe
in aanmerking te komen.
Als die de heiligen gediend hebt en noq dient.
Is er een heilige orde in het werk der
liefde, er wordt eindelijk ook gesproken van
de volharding. Hierop wordt allerwegen in
de Schrift gewezen. Uit de natuur komt
soms heel wat voort voor eenen tijd, de ge
nade leert volharding
Wij beleven een tijd, waarin zeer veel ge
vraagd wordt van de christelijke liefde. Moge
ook dit teeken der tyden onder het licht van
Gods Woord en Geest tot ontdekking van
on bekeerden, tot bevestiging en vertroosting
van Gods volk rijkelijk dienen
H.
Een kleine opheldering.
Voor eenigen tijd is door den uitgever van
het Handboekje ten dienste der Geref. Ker
ken in Nederland een Circulaire rondgezon
den, de noodige inlichtingen vragende voor
dezen arbeid. Hierin waren enkele vragen
minder zorgvuldig gesteid. Dieufegevolge
vraagden eenige Broeders ophelderingen vooral
ook over de vraag naar het eerste optreden
van een Geref. Kerkeraad, gevolgd door de
vraag, wanneer en hoe deze heeft gebroken
met het Genootschap van 1810 en hoe deze
actie is tot stand gekomen.
Mogen wij genoemden Broederen even ant
woorden, dat bij zulk een vraag ter invulling
door den uitgever van een reeds bestaand
Handboekje, de verklaring ligt in de opgaven
reeds voorheen door dit Handboekje verstrekt.
Daarom kan o. i. de formuleering der vragen
in dit staatje minder zorgvuldig zijn, zonder
bezwaar op te leveren. Zoo niet, dan zou ook
de vraag naar het zielental nader toelichting
behoeven, en deze is blijkbaar, omdat men
met het bekende karakter der Redactie re
kende door niemand gevraagd.
Inderdaad was er alle oorzaak om opgaven
te weigeren, toen de Heer van Alphen voor
enkele jaren zyn vraag om opgaven zond.
Het standpunt in zyn »Nieuw Kerkelijk
Handboek" door hem ingenomen, maakte de
uiterste voorzichtigheid onvermijdelijk Nu
echter de Bedienaren des Woords der Geref.
Kerk van Middelburg (A) en der Ger. Kerk
van Klundert (B) met den uitgever van het
Handboekje der Ned. Geref. Kerken in 1892
en voorheen om deze opgaven komen, is na
tuurlijk geen misvatting in deze te duchten.
Gevraagd is derhalve nietWanneer in de
16e eeuw trad het eerst een Geref. Kerke
raad op? Maar: Wanneer werd, na 1816,
voor het eerst uwe Kerk naar de Dordtsche
Kerkenordening bestuurd. Dit nu is voor
's Hertogenbosch in 1842. (In den algemee-