de kerkvisitatie op te stellen.
Tot deputaten voor hulpbehoevende kerken wor
den aangewezen Ds. L. Bouma en Ds. W. A. Vrolijk.
Tot afgevaardigden naar de provinciale Synode
worden gekozen de B. B. predikanten L. Bouma en
F. W. J. Wolf, tot hun Secundi Ds. A. v. d. Linden
en W. A. Vrolijk, de B. B. ouderlingen J. H. Taze-
laar en B. de Die, tot hun secundi C. Smies en H.
Siemens.
De consulentschappen worden voorloopig geregeld.
De predikbeurten zullen aangekondigd worden in
de Zuider-Kerkbode.
Het onderzoek volgens art. 41 D. K. O. loopt be
vredigend af.
De kerk van Ter-Neuzen wordt aangewezen om in
de maand October de classis in gewone vergadering
samen te roepen.
Met dankzegging wordt door den voorzitter de
vergadering gesloten.
Namens de classis,
f. W. J. Wolf, Scriba.
Axel. De Classis verzoekt dat alle stukken aan
haar gericht gezonden worden aan den actuarius
Ds. F. W. J. Wolf, te Axel.
Dc vergadering der Cicreformeerde
Kerken iu de €la»si» HEKTOGE\*
BOWC.II, zal zoo «Ie lïeere wil plaat*»
hebben op Donderdag den 2ficn Juli
a. in de f oiuistoric der ftcrcf. Kerk
te flertogenboscli. Aanvang morgens
9 uur.
Verantwoording: van liefdegaven.
Idiotengeslicht VS HEEREN L00
Met vriendelijken dank ontvangen van Mej.H. f2,
gevonden in de collecte Geref. Kerk, (C) f0,25.
K. le Cointke, Correspondent.
Of als een, die zich met eens anders doen
bemoeit. 1 Piin. 4 15ft.
Van liet volk Gods wordt gevorderd, dat
zij onderling een opzicht der liefde zullen
oefenen. Een iegelijk zie niet op het zijne
maar een iegelijk zie ook op hetgeen der ande
ren is. En dat, uit kracht der levensge
meenschap met den Zone Gods, die zich zeiven
heeft vernietigd, de gestaltenis eens dienst
knechts aangenomen hebbende. Philipp. 2 4
vr. En dat opzicht moet dienen tot de eere
Gods en des naasten welzijn. En laat ons op
elkander acht nemen tot opscherping der liefde
en der goede werken. Hebreen 10 24. Onze
catechismus handelt hiervan bij verschillende
gebodenleerende dat God, verbiedende den
nijd, haat en toorn, gebiedt, dat wij onzen
naaste liefhebben als ons zeiven, en jegens
hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barm
hartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen,
zijne schade zooveel als ons mogelijk is, af-
keeren, dat ik mijns naasten nut, waar
ik kan en mag, bevorderemet hem alzoo
handele, als ik wilde, dat men met my han
delde dat ik ook mijns naasten eer en goed
gerucht naar mijn vermogen voorsta en bevor
dere bij het gebedwaarin wij niet maar onze
eigene geestelijke en tijdelijke nooden, doch
steeds ook naar den wil des Heeren, die der
anderen hebben te gedenken, en vooral bij
de gemeenschap der heiligen, waar wordt ge
leerd, dat elk zich moet schuldig wetenzijne
gaven ten nutte en ter zaligheid der andere
lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te
leggen. Dit opzicht der liefde, gaande over de
eeuwige, maar ook over de tijdelijke belangen,
en dat moet geoefend worden met verlooche
ning, volkomene verloochening van zich zeiven,
mag niet ontbreken en kan niet worden ge
mist. De zuivere en onbevlekte godsdienst voor
God en den Vader is dezeloeezen en weduwen
bezoeken in hunne verdrukking en zich zeiven
onbesmet bewaren van de wereld. Jac. 127.
Indien er nu een broeder of zuster naakt zou
den zijn en gebrek zouden hebben aan dage-
lijksch voedselEn iemand van u tot hen zoude
zeggenGaat henen in vredewordt warm en
wordt verzadigden gijlieden zoudt hun niet
geven de nooddruftigheden des lichaams, wat
nuttigheid is dat Jac. 2 15 en 16. En wij
zijn schuldig voor de broeders het leven te
stellen. 1 Joh. 8:16.
Doch tegenover dit opzicht der liefde staat
nu het zich bemoeien met eens anders doendat
Gods Woord afkeurt, ja strengelyk verbiedt.
De oorspronkelijke taal heeft voor deze ge-
heele uitdrukking slechts één woord, dat (let
terlijk vertaald) beteekenteen opziener over
anderenDit moet echter niet in gunstigen,
maar in ongunstigen zin worden verstaan.
Het duidt op het tegendeel van het opzicht
der liefde. Velen verklaren dit woord (dua de
uitdrukking der Schrift: of als een, die zich
met eens anders doen bemoeitaldusiemand,
die ongeroepen, op anderer zaken toeziet,
zich daarin mengt, een rustverstoorder. Onze
Statenoverzetters geven deze uitleggingmet
eens anders ambt of zaken uit curieusheid
(bemoeizucht) of albestierigheid (zich te be
moeien), waardoor dikmaals verwarringen,
twisten en scheuringen voortkomen, hetgeen
derhalve ook strafbaar is.
Het woord bemoeien heeft voor den goeden
hoorder reeds op zich zelf een onaangenamen
bijsmaak, duidende op iets, dat niet voortvloeit
uit liefde maar uit zelfzucht. Wij zien, hoe
zeer het opzicht der liefde en dit zich bemoeien
met eens anders doen van elkander zijn on
derscheiden. Door het eerste, dat uit den
Heiligen Geest is, wordt God verheerlijkt en
de Kerk opgebouwd, door het laatste, dat
niet de liefde van Christus maar de zelfzucht
tot oorsprong heeft en uit den Booze is,
wordt Gods naam gelasterd, en ontstaat ver
warring, twist en scheuring.
En toch kan men in dezen nog zoo lichtelijk
dwalen, en is de wijsheid, die van Boven is,
zoo noodig, ora rechte paden te maken voor
onzen voet. Waar is de grens, waar houdt
het opzicht der liefde op en vangt de bemoei
en bedilzucht aan Een zekere maatstaf is
ongetwijfeld deze. Vraag u zei ven af, of
waarlijk de eere Gods, de liefde van Christus,
de liefde tot de broederen u dringt, of dat
uwe ijdelheid, uwe kennis, uw hoogmoedig
vleesch, uw zucht, om de meerdere te zijn
en geëerd te worden in het spel zijn. De
leiding en besturing des Geestes en zijne on
derwijzing in het Woord, tot de ware wijs
heid, zijn hiertoe voor Gods kind onmisbaar.
De fleere Jezus vermaantOordeelt nietop
dat gij niet geoordeeld wordet. De apostel zegt
Wie, zijt gijdie eens anders dienstknecht oor
deelt. Jacobus vermaantZijt niet vele mees
ters, mijne broeders wetendedat wij te meer
der oordeel zullen ontvangen. Zalig de discipel,
die ook in deze dingen het beeld des Heilands
dragen mag. Simonik heb u wat te zeggen
zoo.spreekt Hij den farizeër aan, die te be
straffen is. Wie heeft mij tot een rechter of
scheidsman over ulieden gesteldzoo wordt de
mensch door hem afgewezen, die Hem wilde
wikkelen in dingen, die buiten 's Heeren weg
lagen.
Degenen, aan wien Petrus brieven allereerst
gericht waren, leden veel van de vijanden.
De apostel vermaant hen, toe te zien, dat
hun lijden alleen mocht zijneen lijden om
den naam des Heeren, dan zouden zij er rijke
vrucht van smaken. Het lijden wegens eigene
verkeerdheid is geen lijden als een Christen,
en onder dat lijden noemt de 'apostel ook,
het lijden als een die zich met eens anders
doen bemoeit. Zeker behoorde daar ook onder
het hard en liefdeloos bestraffen van den te
genstander, het willen laten nederdalen van
vuur, waarvan de Heere Jezus eenmaal zeide
Gij loeet niet van hoedanigen geest gij zijtmaar
ook bet liefdeloos zich inlaten met en beoor-
deelen van elkanders zaken, moeiten, ver
keerdheden, het willen heerschen over elkan
der, het niet willen erkennen, dat een iegelijk
niet van zijnen naaste, maar van den Heere
afhangt, en dat de u^cfergeborenen door den
H. Geest in Christus vrij geborenen zijn. En
is het dan te verwonderen dat, waar Gods
kinderen nog zoo vaak zich aan bemoeizucht
bezondigen, daar door hen bitterheid en on
vrede worden geoogst En als zij dan klagen,
moet het antwoord zynDoch dat niemand
van u lijde of als een, die zich met
eens anders doen bemoeit. Maar indien iemand
lijdt als een Christendie scliame zich niet
maar verheerlijke God in dezen deele.
Ten allen tijde is de waakzaamheid en de
waarschuwing noodig tegen de zondige be
moeizucht, die de woekerplant is, welke het
ware opzicht der liefde doet kwijnen en ver
sterven.
Maarvooral in dagen van verval der
Kerk in leer en tucht, steekt dit kwaad
krachtig het hoofd op. Het farizeeuwsche
verachten van dezen, die een zondaar of eene
zondares is, het liefdeloos bespreken, beoor-
deelen, verwerpen, verachten van den naaste
enz.
Ook onze dagen leeren dit. En hoe zwaar
het ook zij, de strijd moet met kracht ge
voerd worden in de mogendheid des Heeren
tegen deze zonde. Niemand verachte zijnen
broeder.
En die bestrijding moet alzoo geschieden,
dat het kwade wordt overwonnen door het
goede. De oefening van het ware opzicht der
liefde, het betreuren en dooden der bemoei
zucht, die niet uit God is.
Gewichtige roeping der opzieners ten al
len tijde, maar vooral nu Zelfs zoo onkun
dig, zoo onervaren in dezen strijd Wie is
tot deze dingen bekwaam Maar de Heere
is machtig, om te leeren de kudde Gods te
weidenhebbende opzicht daarover, niet uit
bedwang maar gewilliglijk, niet als heerschappij
voerende over het erfdeel des Heerenmaar als
voorbeelden der kudde geworden zijnde.
Wy hebben gezien, hoe een Christen niet
meer zich zelfs is, maar het eigendom van
Christus en dat dit ook hierin zal moeten
uitkomen, dat hij niet meer in het doen van
eigen wil en zin mag en kan volharden.
Onderzoek u zeiven lezerof gy nog uws
zelfs zijt, of reeds een gevangene van Jezus
Christus. Onderzoek het onder het lezen de
zer regelen Zijt gij nog een vreemdeling in
Jeruzalem O heb daar geen vrede onder.
Och of gij nog bekendet wat tot uwen
eeuwigen vrede is dienende.
Zijt gij van Jezus Christus gegrepen O
dan zijt gij medestrijder in den strijd,
hierboven voorgesteld. Dan zal dit juist een
toetssteen zijn van de waarachtigheid des
geloofs, dat wij, hoe goddeloos ook dit ons
vleesch is, in de zonden niet kunnen blijven.
Dan moet er schuld beleden worden, en de
Heere zal Zijn volk doen zuchten Leer mij
Heere! Uwen wegik zal in Uwe waarheid
wandelen
En eenmaal zal ook in dezen strijd de over
winning worden behaald en de volmaaktheid
worden verkregen door Christus Jezus onzen
Heere, Gode tot heerlijkheid. H.
»Niet: wy zijn er al; maar wy beginnen
pas" moet de leuze zijn der Gereformeerde
Kerken in Nederland. Zoo werd getuigd door
den Voorzitter der voorloopige Synode van
Nederduitsche Gereformeerde Kerken toen hy
uitsprak, dat het woordeke Voorloopig" in
zekeren zin het middel ter redding en bewa
ring dezer Kerken was geweest.
»Nietwij zijn er almaar wij beginnen
pas", dat is ook de ernstige gedachte ge
weest, die op de gelijktijdig gehouden Alge-
meene Synode der Christelijke Gereformeerde
Kerk openbaar is geworden. De gedachte,
die met zooveel instemming door Ds. H. Beu
ker, Assessor dezer Synode, is herinnerd en
beaamd in het Juli-nummer van »De vrije
Kerk." Op blz. 295 zegt hy hiervan het
gevoelen van sommige sprekers vertolkende
het volgende: b. »Als wij in en na 1884 een
of ander toevoegsel bij dien naam (Geref.),
b. v. »Christelijk, Afgescheiden, Gereformeerd"
ons lieten welgevallen, dan was dit altijd min
of meer door den nood gedrongen, wijl de
Regeering van die tijden de Kerk anders niet
erkennen wilde. Wij zeiven beschouwden ons
nooit iets anders te zijn dan de wettige voort
zetting van de Kerk der Vaderen, al was het
ons niet vergund haren volledigen titel te
voeren, c. Het oude spraakgebruik zit er by
ons Nederlandsche volk, vooral in't Noorden,
ook nog in. Men spreekt altijd nog van de
Gereformeerde Kerk, al is men ook in den waan,
dat deze titel nog aan het Ned. Herv.
Kerkgenootschap toekomt. Het volk beseft
over het algemeen niet dat de officieele naam
van het in 1816 geformeerde Kerkgenootschap
is: »Nederlandsch Hervormd Kerkgenoot-