In dank ontvangen in de collecte 50 cent voor de
Zending. -A-. Krijger.
Diaconaal'Hulpbetoon.
In hartelijken dank ontvangen in de collecte f 1
en 50 cent.
Idioten gesticht VS HEEREN LOOI
Met vriendelijken dank ontvangen van NN. f0,25.
K. le Cointre, Correspondent
Genesis 49 IS. Op uwe zaligheid wacht ik, Heere 1
Tot de zoogenaamde wijsheid dezer negen
tiende eeuw op het gebied der H. Schrift
behoort ook de leering, dat eigenlijk de on
sterfelijkheid en de eeuwige zaligheid van
Gods kinderen eerst onder den nieuwen dag
zouden zijn geopenbaard en gekend en ge
leerd door den Heere Jezus en Zijne Apos
telen. Onder den ouden dag, zoo heette het
dan, wist men daar niet van. In de boeken
des Ouden Testaments vindt men daarvan
niets vermeld Eenige oppervlakkig aange
haalde woorden uit psalm 6, psalm 30 en 38
en 115 en uit Jesaia 38 moesten dit dan
bewijzen, terwijl niet werd gelet op de vele
en duidelijke uitspraken, waarin het geloof
aan het leven na dit leven en aan de
eeuwige gelukzaligheid van Gods kinderen
duidelijk en klaar uitkomt.
Hoe is het ook denkbaar, dat de Heere
Zijn genadeverbond zou hebben opgericht
met Abraham, Izaak en Jakob en hun de
belofte van het eeuwige leven niet zou heb
ben geschonken. Wel onderscheidt zich ook
hierin de Nieuwe Bedeeling van de Oude
Bedeeling des genadeverbonds, dat het leven
en de onverderfelijkheid daarin in meerdere
klaarheid en helderheid zijn aan het licht
gebracht, nu de Zoon Gods in menschelijk
vleesch is verschenen en openbaar geworden
Zijnen volke als de opstanding en het leven.
Maar, om nu tot het Oude Testament te
rug te keeren, klinkt niet treffend Jobs ge-
loofsroem in zijn diepen tegenspoed Want
ik we tmijn Verlosser leeften Hij zal de
laatste over het stof opstaan En als zij na
mijne huid dit doorknaagd hebbenzal ik uit
mijn vleesch God aanschouwen.Job 19 25 en 26.
Van de aartsvaderen Abraham, Izaak en
Jakob inzonderheid vinden wij bij hun heen
gaan vermeld, dat zij werden verzameld tot
hunne vaderenterwijl daarna nog wordt ge
tuigd, dat zij werden begraven. Dit begraven
ziet meer op het stoffelijk overschot, hettot
zijne volkeren of vaderen verzameld worden
op de ziel, die tot de reeds voorgegane va
deren werd verzameld in gelukzaligheid, om
te verwachten den grooten en geduchten dag
der opstanding in de toekomst des Heeren.
De Heere, die Zich de God Abrahams en
Izaaks en Jakobs noemt, is niet een God van
dooden, maar van levenden. Ook Zijne kin
deren onder den ouden dag heeft Hij getroost
met het eeuwige leven. Zij zijn gestorven in
het geloof, verwachtende een beter vaderland
dan dit aardsche.
Aan het hoofd van dit opstel staat eene
heerlijke verklaring van vader Jakob, den
strijder en worstelaar in het geloof, die voor
Farao had getuigd van de dagen der jaren
zijner vreemdelingschappen en nu heeft ver
staan, dat die dagen en jaren een einde na
men die tot Jozef heeft gesproken Zieik
sterfen al zijne zonen rondom zijn sterfbed
heeft doen samenkomen, om hun te verkon
digen, hetgeen hun in de navolgende dagen
wedervaren zou. Overeind zittende op zijn
leger, leunende op het opperste van zijnen
staf, spreekt hij voor zijne zonen door den
Heiligen Geest als profeet, van het recht des
Heeren en Zijne oordeelen, van de vrijmach
tige beschikkingen Zijner genade.
Nadat hij deze gewichtige taak, dit laatste
woord, dit afscheid voor een deel heeft vol
bracht, en zijn geest, die daar met het zie
nersoog in de verre toekomst mocht staren,
door hetgeen hij van de genade Gods en van
Zijne trouwe beloften in het zenden van
vorst Messias uit Juda's stam, maar ook van
de bittere gevolgen der zonden reeds had ge
tuigd, diep was bewogen en ontroerd, had hij
een oogenblik verademing noodig.
Daar heerscht een plechtig stilzwijgen. Zal
het stervend oog nog eenmaal schitteren door
helderen levensglans Zullen de bleeke lip
pen des geliefden grijsaards zich nog eenmaal
ontsluiten
Hoort, daar heet het in den toon des ge-
bedsOp uwe zaligheid icacht ikHeere!
En daarna vernemen de nog overige zonen
hetgeen hun in de navolgende dagen weder
varen zal. En als hij voleind had aan zijne
zonen bevelen te geven, zoo lei.de hij zijne voe
ten samen op het bed en hij gaf den geest en
hij werd verzameld tot zijne volken.
Van zijne kinderen af, wendt dan de ster
vende grijsaard, de vermoeide pelgrim, het
oog op zijnen God.
Hij spreekt van uwe zaligheidd i. de za
ligheid, de verlossing, die de Heere aange
bracht heeft, aangebracht voor hem en al
zijne uitverkorenen, voor het ware Israël door
alle tijden en eeuwen, aangebracht heeft in
den Messias, die Jakob als den Silo heeft
aangekondigd en die ook bij het naderen
van den dood voor hem en al zijn volk eene
volkoraene uitkomst is. Het woord door za
ligheid overgezet, is in het oorspronkelijk
jezua, dat is de naam, dien onze Heiland ont
vangt bij Zijne komst in het vleesch.
De oude Joodsche godgeleerden hebben
deze bede aldus verklaard: »Niet op de ver
lossing Gideon, Joas' zoon, ziet mijne ziel
want deze is slechts voor eenen tijd. En
evenmin op de verlossing door Simson, Ma-
noachs Zoon, richt zich mijn verlangen want
deze zal voorbij gaan. Maar mijn geest haakt
naar die volkomen verlossing, welke Gij, o
mijn God, Gij zelf in uw woord hebt be
loofd. Op uwe verlossing hoop ik, o Heere
op de verlossing door den Messias, Davids
Zoon, die eenmaal Israël verlossen en uit zijne
eeuwenlange ballingschap zal bevrijden. Op
deze verlossing staart mijne wachtende en
hopende zielwant deze verlossing is eene
eeuwige verlossing, van eeuwigheid be
paald en voor de eeuwigheid bestemd
Eindelijke en volkomene verlossing ver
wacht de aartsvader niet van menschen maar
van God zeiven.
Mocht Israël verstaan, dat die verlossing
in Jezus Christus is gekomen en dat de steen
dien de bouwlieden verworpen haddentot een
hoofd des hoeks is geworden.
Zoo heeft dan ook deze aartsvader op zijn
sterfbed gewenscht den dag van den Zoon
des menschen te zieu en heeft Hem gezien
en is verheugd geweest.
Zult gij ook, lezerbij het naderen van
den dood de bevende handen kunnen vouwen
en de veege lippen kunnen ontsluiten tot de
bede des geloofs Op uwe zaligheid wacht, ik,
Heere Ach, wij weten niet wanneer en waar
en hoe ons de dood zal aantreffen en of wij
een sterfbed zullen hebben, waarbij wij in
het volle bewustzijn zullen mogen henengaan.
De Heere is ook hierin vrijmachtig. Het
sterfbed van Jakob is een eenig sterf bed. Maar
hij is niet de eenige, die op des Heeren za
ligheid wachtte. Eene schare, die niemand
tellen kan, zag Johannes rondom don troon.
Maar die schare kwam uit de groote ver
drukking. Ja, daaraan zullen zij gekend wor
den. De druk van wege hun zonde en schuld,
de druk van wege hun onreinheid, de druk
van wege de boeien der zonde, de druk van
wege de wereld en het zich aan God niet
onderwerpend vleeschDie nooddruftigen,
mitsgaders die ellendigen, die daar roepen,
zal Hij, de opgewekte Heiland, tot Redder
zijn. Bij Jakobs sterfbed behoort Jakobs le
ven, niet Jakob en zijne natuur, maar wat
Jakob was door Gods genade. Zult gij in
vrede sterven en in hope ontslapen, dan zult
gij in dit heden uw Bethels en uw Pniëls
moeten kennen en hebben. Onderzoekt u zei
ven nauw, ja zeer nauw. En werkt de Heere
in u door Zijnen Geest, dan zal Hij u ook
kastijden en vreemdeling doen worden
hier beneden, en u een beter vaderland doen
zoeken
Welgelukzalig is hijdie den God Jakobs
tot zijne hulp heeftH.
H 2* B*.
Wie in heden of verleden niet veel liefelijks
of moedgevends bespeurt, zoekt gaarne troost
in een voorgespiegelde betere toekomst. Wie
niet kan ontkennen, zich in een valsche po
sitie te bevinden, verkwikt zich met de ver
zekering, dat het spoedig veel beter zal wezen.
Tevens is wie de hitte van het vuur niet
kent, voor branden volstrekt niet bevreesd
en wie nooit afgronden zag noch steilten
beklom, niet in staat te begrijpen wat geva
ren den moedige bergbeklimmer kunnen be
dreigen.
De behoefte aan een betere toekomst, op
dat men den smaad van het heden vergete,
en de onbekendheid met den ernst van den
strijd, werken samen om tot allerlei kloeke
beloften van toekomstige plichtsbetrachting
te verlokken. Gij zegt, o doleerenden, dat
ambtelijke getrouwheid onder de Besturen en
Reglementen onmogelijk is? Wacht onzen
tijd maar eens afdan zullen wij U het te
gendeel doen zien Al hebt gij door Uw te
onttrekken ons schromelijk verzwakt, wij zullen
getrouw zijn. Geen ongeloovigen zullen wij
toelaten tot de kerkelijke ambten of tot de
gemeenschap der Sacramenten. En zoo zal
Uw doleantie doling blijken."
Nu wij hebben reeds eenige jaren gewacht
en nog niet bijster veel goeds gezien. Wij
hebben Achlums tuchtzaak zien in het zand
loopen, Haarlems kerkeraadszuivering zien
teleurstellen, den strijd tegen het veldwinnend
Socialisme niet zien slagen, Conflicten als van
Dr Hoedemaker gratieus zien heengaan. Wij
hebben Dr Lieftinck als erkend en bewezen
ongeloovige zien komen te Sliedrecht en zijn
orthodoxe» tegenstander het veld zien ruimen
ondanks de pogingen der Sliedrechtsche ge-
loovigen en de hulp der Classicale Besturen
van Sneek en Dordrecht. Wij hebben de
voorgenomen omzetting derBesturen (waarvan,
onbegrijpelijk genoeg na al het ervarene,
soms zelfs nog enkele bejaarde en bedaarde
Broeders zeggen heil te verwachten, tot dus
verre nog niet bizonder zien Slagen.
Natuurlijk zouden, al ware dit alles anders,
de bezwaren niet weggenomen zijn, welke elk
Gereformeerde op grond van Gods Woord
heeft tegen Bestuurscolleges boven den Ker-
keraad. Maar dit belet ons niet, om eens te
zien wat de beloften-bergen dezer Broederen
tot. dusverre baarden. In strjjd met het bekende
spreekwoord was het tot heden minder nog
dan een belachelijk muisje.
Tot dusverre werd bij hen niet anders ge
zien dan een doodig en doodend voortgaan
op den ouden, diep zondigen, weg. Overheer-
sching door ongeloovige Besturen Gods
woord op den kansel maar niet in de kerke
lijke praktijkde belijders tegengestaan en
de bestrijders ontziende leervrijheid niet
geweerd en niet of nauwelijks (in elk geval
zeer veel minder dan voorheen) bestreden de
sacramenten niet beschermd en vaak zelfs niet
verstaan; van tuchtoefening schier geen sprake;
en steeds meer verzwakking in vastheid van
beginsel bij wie dan nog zeggen de waarheid
te willen belgden. Ja, zelfs een ongestoord
verkondigen van het socialisme en een zonder
dwang toelaten van ongeloovigen tot des
Heeren Avondmaal gelijk nog onlangs te
Middelburg is geschied.
Of deze ons bestrijdende Broederen dan
onoprecht zijn Of zij hun verzekering »dat
zij geen modernen zullen toelaten" dan niet
van harte meenen
Ongetwijfeld meenen velen hunner haar in
vollen ernst. Alleen maarbij wat helderder
inzicht, wat ruimer blik, en wat rijker en
rijper ervaring, zouden zij zoo niet in ernst
kunnen spreken. Met oppervlakkige woordver
beteringen en klankveranderingen voldaan,
begrijpen zij niet, dat met hen een spel ge
speeld wordt. Of wel met de gewone dwaas
heid der onervarenen meenen zij, gelijk hun
kinderen na hen van hun werk zullen oordee
len), dat het voorheen niet goed ging, omdat
zij er niet bij waren dat zij het geheel an
ders bezien en aangrijpen zullen. En dat
t