het vermogen, dat de Heere aan de ziel des
menschen gaf, om gedachten en indrukken
van buiten op te nemen en tot eigen zegen
te verwerken. Wat wij dan het oor noemen,
is het lichaamsdeel, dat bestemd is bij dat
vermogen der ziel dienst te doen, zoodat bij
het onbruikbaar zijn van het lichamelijk oor,
daarom dat vermogen der ziel nog niet be
hoeft te ontbreken.
Toen God den mensch schiep, was ook het
oor zeer goed. Zij hoorden de stem van den
Heere God, wandelende in den hof, aan den
wind des daags. Maar het oor is verdorven,
toen het aan Satan werd geleend, ja nu is
het bij alle menschen van nature geopend
voor het kwade, maar onvatbaar voor, ja
vijandig tegen Gods Woord. Wanneer de
wereld zich komt aanmelden met hare be
geerlijkheden. met hare sirenenzangen, met
hare verheerlijking van de zonde en met hare
stofvergoding, dan is de natuurlijke mensch
een en al gehoor. Het kwade, het zondige,
het God onteerende gadert dat oor gretig op.
Maar voor de dingen die Godes zijn, is het
onvatbaar, onaandoenlijk, onverschillig, vij
andig, spotachtig. En de vermaningen van
dood en eeuwigheid, de aankondigingen van
hetgeen naar het rechtvaardig oordeel Gods
is te wachten, laten dat oor onaangedaan.
Schrikkelijk het oordeel in den dag der da
gen Dewijl ik geroepen heben gijlieden ge
weigerd hebt zoo zal ik ook in ulieder
verderf lachen.
En komt nu de Heere zijn volk trekken
uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht,
dan maakt de Heere het oor wederom hoo-
rende. Een hoorend oor en een ziend oog
heeft de Heere gemaakt, ja die beiden. Spr. 20
12. De Zoon Gods zoude naar de beloften
Gods komen, om der dooven oorsn te openen
(Jes. 35 5). En dat ook lichamelijk, maar
bovenal geestelijk. En Hij doet dat door
den H. Geest, bij al degenen, die Hem van
den Vader zijn gegeven en wier hart wordt
geopend als Lydia's hart, om acht te nemen,
op hetgeen de Heere door zijne dienstknechten
doet verkondigenden donder van Sinai, het
Evangelie der zaligheid van onzen Heere
Jezus Christus. Laat ons daarop toch wel
letten, hoe de Heere God in den weg van
verlossing wonderbaar herstelt, wat door de
zonde is bedorven. Christus heelt in zijn
bitter lijden en sterven verdiend, dat de vloek
zou worden opgeheven ook van ons goddeloos
oor en dat oor, aan de macht van Satan
ontrukt, wederom door de genade des geestes
dienstbaar zou worden, om te hooren de
woorden Gods.
En zoo weerklinkt dan ook hetzalig is
hij die leesten zijn zijdie hooren de woorden
dezer profetie(Openb. 1 3a).
Dit is dan nu de van God verordende weg
tot zaligheid, door Hem zei ven in zijn Woord
geopenbaard Zoo is dan het geloof uit het
gehooren het gehoor door het Woord Gods
(Rom. 10 17). En ter zelfde plaatse heet
heten hoe zullen zij in hem gelooven, van
welken zij niet gehoord hebben.
Ook in het openen van het oor en het
doen hooren en verstaan van het Woord,
openbaart de Heere zijne bijzondere genade
en zijne vrijmacht aan zijne uitverkorenen.
De Heere Jezus spreekt het duidelijk uit
tot zijne discipelen u is het gegeven de ver
borgenheden van het Koninkrijk Gods te ver
staan maar Aot de anderen spreek ik in ge
lijkenissenopdat zij ziende niet zienen hoo-
rende niet verstaan.
Die anderen zijn degenen, die de Heere
besloten heeft te laten in de ellende en het
verderf, waarin zij zich zei ven hebben ge
worpen. In hun eeuwige straf zal de recht
vaardigheid Gods worden verheerlijkt. Hun
zal het Woord zijn tot een reuk des doods
ten doode. De verborgenheden van Gods
Koninkrijk in de gelijkenissen en in het ver
der onderwijs des Heeren neergelegd, werden
door hen aangehoord, opdat zij hoorende niet
verstaan. Dit ligt niet aan dat heerlijk on
derwijs des Heeren, maar aan hunne boos
heid, waarin zij door eigen schuld als zon
daars liggen verzonken. Door de prediking
zal dus ook aan hen Gods raad worden vol
voerd. (Vergel. Jesaja 6 9, Rom. 11 8,
Hand. 28 23).
Zoo is het dan den discipelen uit genade
gegeven de verborgenheden van het Konink
rijk Gods te verstaan. Van nature zijn zij
even blind, even onverstandig, even vijandig
en verhard als de anderen.
Maar nu geeft dan ook de Heere aan Zijne
jongeren en aan allen, die onder het Woord
komen de ernstige vermaningZiet danhoe
gij hoort. Schrikkelijk zal het zijn, als de
toepassing van het Woord op de ziele uit
blijft, maar een hoopvol teeken is het, wan
neer er waarlijk bekommernis mag zijn over
de vraag hoe wordt het Woord door mij
ontvangen, (Hebreën 6 7, 8. Waartoe
heeft de Heere de schoone gelijkenis van den
Zaaier gegeven Juist opdat zijn volk -zich
zeiven daaraan zou toetsenGij danhoort
de gelijkenis van den Zaaier(Matth. 13 18).
opdat zij zouden leeren zuchten onder de
hardigheid van hun hart en zouden leeren
verstaan, wat het zegthet zaad te ontvan
gen in eene weltoebereide aarde Wat zijn
de getuigenissen der Schrift rijk en vele, om
dat ware hooren van het Woord door Gods
volk te beschrijven. Ontvangt met zachtmoe
digheid het woorddat in u geplant wordt
hetwelk uwe zielen kan zalig maken. En zijt
daders des icoords en niet alleen hoordersu
zeiven met valsche overlegging bedriegende,(Jacoh.
1 21, 22). Maar het woord der prediking
deed hun geen nutdewijl het met het geloof
niet gemengd was in degenendie het gehoord
hebben, (Hebr. 4 2).
Een ernstig gevaar openbaart zich. Dat
er zoo weinig blijken zijn van het beoefenen
van 's Heeren woord Ziet danhoe gij hoort.
Aangezien dit de middellijke weg is, dien de
Heere met zijn volk houdtZoo is dan het
geloof uit het gehoor, met hoeveel teederheid
moesten de zielen bezig zijn met deze vraag
Wie ben ik geweest onder de Bediening van
Gods Heilig Woord Hoe is dat Woord
door mij ontvangen wij zouden toch zoo
zeggen die vele vermaningen, welke de Heere
in zijn getuigenis geeft, leiden daartoe.
Maar wat zien wij nu De zaak wordt
juist omgekeerd. Men vraagthoe de pre
dikatie is bevallen, en men gaat een meer
of minder gunstig oordeel vellen over de
prediking. Niet, dat er niet zou moeten wor
den gewaakt voor de zuiverheid der leer
Maar dit is eene geheel andere zaak. Het
is eene hebbelijkheid en het is zondig voor
God, wanneer niet in de eerste plaats de ziele
wordt onderzocht, met de vraaghoe het
goede Woord Gods is ontvangen. Nu is het
een oordeelen, een prijzen of laken, waar
onder het hart onaandoenlijk blijft. En zou
er dan zegen kunnen worden verwacht
Lezer! Is uw oor reeds ontsloten? 0, het
geschiedt alleen door genade. Laat het u
smarten, wanneer gij nog niet anders zijt
dan een vergefelijke hoorder. Leer door ge
nade u zei ven, uw steenachtig harte kennen
en bidt dat God uw harte opene.
Hebt gij een oor ontvangen om te hooren
O, hoor danWees er bezorgd, teederlijk
bezorgd voor, met zegen te mogen hooren.
Zoo wie heeftdien zal gegeven worden.
Kind GodsOok hierin reformatie, dat wij
wederom leeren hooren, zoo als Gods Woord
het Gods kinderen beveeltOok in dezen
weggedaan, al wat niet is naar de reinheid
des Heiligdoms. Zalig, die hoorenDe Heere
zal het voor hen voleinden. Eenmaal ver
nemen zij ook dit woordkomt gij gezegende
mijns Vadersbeërft dat koninkrijk, dat u
bereid is van de grondleggina der wereld.
H.
Zij, die tegen de doleantie inbrengen, dat
men liever maar eens had moeten beginnen
getrouw te zijn" dan door vrijmaking Re
formatie te zoeken, wagen zich soms ook
aan de toekomst.
Dit schijnt trouwens veel lichter. Zoolang
zp zich aan het verleden wagen, logenstraft
hen de geschiedenis. Dan blijkt uit menigte
van droeve gebeurtenissen, dat juist dit
>maar eens beginnen getrouw te zijn" tot
de doleantie aanleiding heeft gegeven Dat
juist zij, die tot dit getrouw zijn moed gre
pen, vroeger of later in de doleantiebeweging
zijn medegegaan. Dat juist in bizonder ge
achte Kerken (Amsterdam, Nijkerk, Klundert
enz.) de doleantie bizonder krachtig bleek.
Dat tal van conflicten bewees, hoe plichtsbe
trachting aan het einde onvermijdelijk moest
voeren tot breuke met de organisatie, waarin
het Genootschap de Hervormde Kerken bond.
Het is waar, niet bp allen kwam het hier
toe. Menigeen keerde terug, toen de strijd
verloren scheen. Sommige karakterloozen,
zoodra de strijd maar wat ernstig scheen te
worden. Anderen vingen de worsteling aan
maar legden halverwege het hoofd in den
schoot. Een enkele zelfs met verloochening
van wat in blad en brochure en rede door
hem herhaaldelijk was geleeraard.
Men had wel geroepen en vermaand, zoo
lang er geen gevaar dreigde. Men had wel
gezegd God te zullen danken, wanneer eens
een Gemeente den moed zou hebben met de
Haagsche z. g. Synode te breken. Maar toen
het er toe kwam, achtte men het na rijp
beraad toch veel wijzer de dankgebeden bin
nen te houden en in plaats daarvan schor
sing- en afzettings-vonnissen te teekenen.
Deze z. g. Synode had nu eenmaal tot
ieders verbazing meer macht dan iemand ge
weten had. Ook zij zelve niet. Een tijd lang
had zij slechts in haar bekenden goedhartig-
vromelijken stijl de ij veraars berispt, die als
de z. g. »Classikale Vergadering van Wijk
bij Duurstede in 1885 of als schrijver dezes
en de Kerkeraad, waarvan hij toen lid was,
tegen hare zondige en gevaarlijke praktijken
in ernstig-dringende adressen hadden gepro
testeerd. Zoo hadden velen gemeend, dat haar
dreigen onschadelijk was. Maar toen het in
ernst tot een schorsen en afzetten kwam,
sloeg velen de schrik om het hart.
Men moet daarom dezen Broederen niet
te hard vallen. Eenerzijds waren zij zoo lang
gestijfd in de meening, dat men getrouw kon
zijn, zonder in gevaar te komen Het tegen
deel te ontdekken, was hun dus een zellbe-
heersching roovende verrassing. Anderzijds
is het niet licht, om zich uit huis en hof
gestooten te zien, gelijk onderwijzers en
eenige andere Gemeenteleden of van alles
verstoken,gelijk als de Bedienaren des Woords.
Wij, die weten (gelijk voorheen onze Chris
telijke Gereformeerde Broederen) hoeveel
zielestrijd moet doorworsteld, zullen waarlijk
niet verachtend op dezulken neêrzien. Wij
weten, dat alleen Gode de eere toekomt, in
dien men door genade ouders of kinderen,
man of vrouw, Bruidegom of Bruid, verwan
ten en vrienden, goederen en verwachtingen,
invloed en eer, prijs geeft om des Heeren
wil. Men voege hierbij de menigte van dwa
lingen en van onjuiste voorstellingen op dit
gebied de persoonlijke grieven den te over
winnen tegenzin; de te verdrijven vooroor-
deelen inderdaad het is verklaarbaar, dat zij
het niet aandurfden.
Verklaarbaarmaar schuldig. En verre
van moedig of getrouw. Of zegt de Heere
nietIndien zij Mij vervolgd hebben, zij
zullen ook u vervolgen"? »ln de wereld zult
gij zegt Hij verdrukking hebben
maar hebt goeden moedIk heb de wereld
overwonnen." En wederom: »Wie zijn leven
zal verliezen om Mijnentwil, die zal hetzelve
vinden." En overduidelijk: »Alzoo dan een
iegelijk van u, die niet verlaat alles, wat hij
heeft, die kan Mijn discipel niet zijn."
Zoo is het dan zachtst gezegd wel
wat bevreemdend van de zijde, waar men
den moed miste om getrouw te zijn, tot
trouw te hooren aanmanen. Om hen, die
zelfbehoud boven plichtsbetrachting stelden,
en nog steeds blijven stellen, den mond hoo
ren vol te hebben van beredeneerde plichts
betrachting. Hen, die niet durfden trouw zijn