Offlelëele mededeellnsen. Van de Kerk van Vlissingen- Zitting eener commissie uit den Kerkeraad, Maan dag, 7 Maart des avonds van 8—10 uur. Vergadering van den kerkeraad met Diakenen Woensdag, (J Maart, des avonds te acht ure. Ontvangen: voor de Zending, van A. P. en P. S, ieder 11,25. Buitengewone gave voor de kerkelijke kas t' 10,—, voor de weezen f3,— voor het tekort der Diaconie f 3,50, voor de armen eene broche. Namens den Kerkeraad, J. P. Beaïjd Smith, Scriba. Vrijhoeven Kapel. Zondag jl. trad alhier in de morgen- on middagbeurt voor de gemeente op de heer Zijlmana van Raamsdonk, cand. aan de vrije Universiteit en beroeDen predikant te Rozenburg. Zeer velen, die nog onder het Synodale juk verkeeren, ook van zijne dorpsgenooten en familieleden waren tegenwoordig en waren eenstemmig in h<*t getuigen, dat zulk eene gereformeerde prediking op geen staats universiteit kou geleerd worden. De jeugdige bedie naar des Woo ras heeft getoond, hoeveel er aan de opleiding gelegen is en door ziju prediking algemeen gesticht. Arnemuiden. Uit het bestaande tweetal is door den Kerkeraad tot herder en leeraar alhier beroepen, Ds. J. Brouwer te Naaldwijk. Verantwoording van liefdegaven. In dank ontvangen door den boekk. van de K. Kas bezorgd bij den koster voor de kerk van N. N. fl.door Br. de Wolff voorde plaats van N. N. f2,50, door Br. v. Noderveen van N. N. voor het orgel f0.30. Voor de kerk van N. N. f 1,In de collecte: van Mejufvr. M. voor de plaats f2. Orgelfonds Februari. Mejufv. M. Damen f 6,80 P. G. Tazelaar 5,80 J. G. Boutens 5,05 G. J. Boutens 5,80 24,05. J. J. Dockueer. Idioten gesticht »'5 HEEREN LOO\ In dank ontvangen van een landbouwer f 1,als- voren 25 ct. K, le Cointre, Corresp. Genesis 12 2b. En wees een zegen 1 Merkwaardig en schoon is de roeping van den vader aller geloovigen, Abraham, gelijk wij die in Genesis 12 van vers 1 tot en met vers 3 vinden beschreven. In de geschiedenis van Abraham treffen wij bijna overal den Verbondsnaam HE ERE aan. Zoo ook hier. Uit den rijkdom Zijner eeuwige genade roept de Heere Zijnen dienst knecht. Allereerst roept Hij hem tot afzon dering. Drie kringen moet hij verlaten zijn land, zijne maagschap, zijns vaders hui9. De kring wordt steeds nauwer, de afzondering steeds volkomener. Hij moet verlaten zijn volk, te midden waarvan hij woont, waarvan hij maatschappelijk deel uitmaakt, maar ook zijne nabestaanden, zijne familie en eindelijk ook het huis zijns vaders. Zal Abraham voor het menschdom ten zegen worden, dan zal hij eerst moeten worden afgezonderd. Dit is steeds gebleken de goddelijke gedachte des Heeren te zijn over Zijn volk, aan hetwelk Hij de kennisse Zijns Naams wilde toever trouwen. Zoo heet het ook onder den nieuwen dag uit den mond van den Heere Jezus Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon en dochter lief heeft boven Mij, is Mijns niet waardig. En dit alles verlatende moest Abraham gaan naar het laud, dat de Heere hem wij zen zoude. Een hem onbekend land. Zoo leidt de Heere de blinden in eenen weg, dien zij niet geweten hebben. Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam ge weest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zoudeen hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zoude. Hebr. 11:9. Abraham wist niet, dat dit land juist het land Kanaan was, werwaarts zijn vader The- rah blijkens Genesis 11 31 reeds voornemens was geweest te trekken. Maar tegenover al dat verlaten en verza ken nu, waartoe Abraham wordt geroepen, komt de Heere met eenen onuitsprekelijken rykdom van beloften. Het zijn beloften voor hem en beloften voor vele anderen, voor wie hij door het welbehagen des Heeren tot een bron van zegen zou worden gesteld. Beloften voor hem zeiven. En Ik zal u tot een groot volk maken. De Heere zou hem, den eenzame om des Heeren wil, een talrijk zaad geven, vleeschelijk maar ook bovenal geestelijk. Den vader aller geloovigen zou hij genaamd worden. De Heere zou hem zege nen, Hij zoude Hem rijke geestelijke en tij delijke zegeningen schenken. De Heere zoude den naam van den vreemdeling in een vreemd land groot maken. Ja, hij zou een vriend, een liefhebber Gods heeten, hij zou weten te zijn ingeschreven in het boek des levens, maar ook hier beneden zal zijn naam groot zijn, als uit wien Vorst Messias zou voortkomen, zooveel het vleesch aangaat, groot onder al len, die uit hem dien zegen1 ontvangen. Ja zelfs de wereld zal zijn naam met eer bied moeten noemen. Maar er zijn ook beloften voor die allen, voor wie de Heere Abraham ten zegen wil stellen. En wees een zegen. Hierin ligt alles te zamen gevat, wat de Heere in Abraham aan anderen, ook zijne uitverkorenen, wilde geven. Neen, niet alleen zou Abraham van den Heere gezegend zijn, hij zoude ook anderen ten zegen worden. En hoe heerlijk en hoe rijk nu de Heere dit naar Zijn vrijmachtig welbehagen eu den eeuwigen raad Zijns vredes aan Abraham wilde vervullen, staat in het volgende vers aangeteekend. En in u zullen alle geslachten des aard- rijks gezegend worden. Elders (22: 18) heet het: Ën in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde. Het zaad Abrahams is Christus, de Heere. In Hem komt het heil des Heeren tot alle volken. Zoo wordt de afzon dering Abrahams allen volken ten zegen. Het heil komt tot alle volken, het Evangelie des Koninkrijks moet gepredikt worden allen volken, hun tot eene getuigenis, opdat de uitverkorenen het heil verkrijgen. En hierop slaat nu ook in alle volheid de goddelijke verklaring En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt. Ja, zoo zal de Heere Zijn gunst openbaren over Abraham en over al Zijne kinderen in deze wereld. Waar Hij hen stelt tot eenen zegen, tot Zijne getuigen, daar zal Hij zegenen, die hen zegenen, en vervloeken, die hen ver vloekt. Maar in alle volheid en kracht ziet dit op het zaad Abrahams, den Christus, den Zone Gods. Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, de toorn Gods blijft op hem. Zie, deze wordt gezet tot eenen val en op standing veler in Israël en tot een teeken, dat wedersproken zal worden. Zoo vinden wij hier dan in een kort be stek het gansche voornemen des Heeren met Abraham en wel verstaan met al zijn volk geteekend, het beloofde heil in Christus, gelijk zich dit naar 't eeuwig goddelijk Besluit zal ontwikkelen, voorgesteld en de ontvangst en uitwerking van het Evangelie in de wereld aangewezen. Uit de beloften des Heeren aan Abraham en in hem aan alle geloovigen wenschten wij bizonder de aandacht te vestigen op die eene: En wees een zegen. Natuurlijk, in die vol heid, als de Heere deze belofte aan Abraham gaf, is zij éénig en kan alleen op den Aarts vader worden toegepast. Toch mogen wij aannemen, dat er ook eene belofte in ligt opgesloten voor al Gods volk, eene belofte, eene vermaning. Gods kind is tot eenen zegen door den godzaligen wandel, door het getuigen van den Heere en van zijne waarheid, door het versterken der broederen. De Heere belooft dit en zal het ook doen. Ik zal maken, zegt de Heere, dat zij in mijne wegen wandelen. En onder den nieuwen dag weerklinkt het getuigenis. Christus heeft zichzelven overgegeven, opdat Hij zich een eigen volk zou heiligen, ijverig in goede werken. En, want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle menschen en onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldsche begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld. Zonder heiligmaking zal niemand God zien. Maar ook stelt hem de Heere tot eenen zegen in het getuigenis van zijnen naam. Dit volk heb ik mij geformeerd, zij zullen mijnen lof verkondigen. Gij zult mijne getuigen zyn, zoo spreekt de Heere Jezus tot zijne discipe len. Niet stil te zwijgen, maar te verkondi gen de groote daden des Heeren nabij en verre onder de blinde heidenen, is de zegen waartoe de Heere zijn volk verwaardigt, dat Hy van eeuwigheid heeft verheven, heeft ge roepen, heeft vrijgekocht met zijn dierbaar bloed en dat Hij nu stelt als Jeruzalem, ver kondigster van goede boodschap. Maar ook voor de broederen zal Gods volk zijneen zegen. Om broederen en vrienden, wordt naar Ps. 122 gebeden, om den vrede van Jeruzalem. Ziet hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broederen ook samenwonen Ps. 133:1) Hebt de broederschap lief. Zio ver maant de apostel Petrus (I 2 17). Wij zijn schuldig voor de broeders ook het leven te stellen, leert de apostel Johannes (I 3 16). Ziehier drie hoofdzaken genoemd, waarin de Heere tot zijn verloste volk spreektWees een zegen. Het is een woord zijner almacht, waarmede Hij den begenadigde, eertijds een vijand Gods en een hater van den naaste, henen zendt. De Heere volbrengt dit zijn bevel in de Zijnen, ook door hen door den Geest in zijn woord daartoe liefelijk en drin gend te vermanen. Zoo worden zij vermaand: hunnen wandel eerlijk te houden onder de heidenen, den Naam des Heeren te loven, zich zijner niet te schamen, en op elkander acht te hebben tot opscherping der liefde, elkanders lasten te dragen. Lezereen eenig zondaar verderft veel goeds. Zijt gij tot God bekeerd is uwe schuld verzoend en zijn de banden van den zonde- dienst geslaakt, dan spreekt de Heere ook tot uWees een zegen Onderzoek u zeiven nauw, of gy nog onnut en tot schade deze aarde beslaat, of vruchten der bekeering draagt. O, veracht niet den dag der lank moedigheid Gods Moogt gy verstaan be keering en vergeving uwer zonden noodig te hebben, en die ootmoedig van den Heere begeeren Wees een zegenHet is ook tot u gespro ken, kind Gods, die eertijds onnut waart, (Filemon11) maar nu geroepen, gerecht vaardigd en gesteld in den dienst des Heeren Hoe is uw wandel? Onberispelijk te mid den der wereld De wereld lastert, maar geeft gy ook niet wel oorzaak V Om uwentwil wordt de naam Gods gelasterd Wees een zegen te midden van de kinde ren dezer Eeuw Verkondigt gy de deugden desgenen, die u geroepen heeft uit de duisternis, tot zijn wonderbaar licht O zoekt toch biddende de ware vry moedig heid en beijver u dat 's Heeren naam ge noemd woide van volk tot volk Wees een zegen, ook voor uwe broederen Elk moet zich schuldig weten zijne gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te leggen. Hoe weinig wordt ook dat nog onder ons gekend Wat heerscht er nog een egoïsme of zelf zucht, waar door de opbouw en bloei van Zion zeer wordt tegengestaan. Men vraagt alleen naar zich zelf, naar zijn eigen smaak en begeerte. Als men het zelf maar goed heeft. Om der vergaderingen wil is men niet be droefd. (Zefanja 3 18.) En in plaats van de zwakken te sterken, en de dwalenden terecht te brengen, weet men slechts te verhalen, wat de eigene ziel mist of heeft genoten. Het eenvoudige Woord Gods is vaak niet genoeg Een naarstig tot de gemeente komen, op-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1892 | | pagina 2