Eenige werkzaamheden worden wegens het Tergevorderde uur verdaagd. Het onderzoek volgens Art. 43 der Kerkenordening levert geene bijzonderheden op. Na de lezing der korte notulen door den scriba sluit de voor zitter de vergadering en gaat Br. Visser op zijn verzoek voor in dankgebed. Klundert, 24—2—'92. De classicale correspondent J. H. FERINGA, V. D. M. Joh. 6 26. Jezu9 antwoordde hun en zeide Voorwaar, voorwaar zeg ik u gij zoekt Mij niet omdat gij teekenen gezien hebt, maar om dat gij van de broeiden gegeten hebt en verza digd zijt. De Heere Jezus spreekt hier van een twee erlei zoeken van Hem. Er is een zoeken van Hemomdat men teekenen gezien heeft, waardoor men verzekerd is, dat Hij de Zoon Gods, de beloofde Messias is. Er is ook een zoeken van Hem, omdat men van de broo den gegeten heeft en verzadigd is Er is dus een zoeken van Hem, waarbij het te doen is om den Heere Jezus zelf, om Hem als Verlosser te kennen en te bezitten. Er is echter ook een zoeken van Hem, niet om zijn persoon of om de verlossing van zonden en dood, die Hij heeft aangebracht, maar alleen om de tijdelijke zegeningen, die Hij schenkt, waar Hij langs verschillende we gen in de stoffelijke behoeften Zijner Kerk en in den nood der behoeftigen voorziet. En dezen nu zijn, in het tegenwoordige, in de genen, die tot de kerk behooren in hare uiterlijke openbaring,steeds ondereen gemengd. Het staat niet aan ons, of aan iemand, hier de grenslijn te trekken en de brood christenen eens voor goed uit de Kerke weg te doen. Neen, de Heere kent degenen, die de Zijnen zijn. Eenmaal zal Hij den dorsch- vloer doorzuiveren. En soms breken zij, die Hem zijn gevolgd, omdat zij van de brooden gegeten hebben en verzadigd zijn, ook reeds in den tegenwoordigen tijd openlijk met Hem. Dit geschiedt, als verdrukking ot vervolging om des Woords wille komt, of soms wanneer krachtiglijk en beslist hun wordt aangezegd, dat de Heere Jezus is het brood des levens en dat, tenzij iemand het vleesch des Zoons des menschen eet en zijn bloed drinkt, hij geen leven heeft in zich zeiven. Zoo lezen wij ook in vers 66 van dit hoofdstuk Van toen af gingen vele zijner discipelen terug en wandelden niet meer met Hem. En als nu de Heere aan de twaalven de vraag steldeWilt gij lieden ook niet heen gaan toen sprak uit het antwoord van Simon Petrus door den H. Geest het ware volgen van den Heere Jezus zich aldus uit Heere! tot wien zullen wij heengaan Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. En zoo zal zich in de Kerk ook bij voort during onder verschillende schuddingen en beroeringen, het ware volgen van den Heere Jezus tegen het volgen, omdat men van de brooden gegeten heeft en verzadigd is, af- teekenen. Doch, zooals wij reeds opmerkten, het staat niet aan onsde levende belijders van hen, die bijoogmerken hebben, te scheiden. Eenvoudig, omdat wij geene hartenkenners zijn. Maar, wel is het de eisch van Gods Woord, is het de wil van den Heere Jezus, dat bij voortduring ernstig in Zijne gemeente wordt gepredikt: Werkt niet om de spijze, die ver gaat, maar om de spijze die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des menschen ulieden geven zal, want dezen heeft God de Vader verzegeld en, dat tegen dit kwaad worde gewaakt, en, waar het zich openbaart, het met ernst en liefde worde bestraft en tegengegaan. Maar wijzen wij eerst nog met een enkel woord op de omstandigheden, waaron der de Heere Jezus deze bestraffende en zoo diep ernstige woorden spreekt Voorwaar, voorwaar zeg ik u, gij zoekt Mij niet omdat gij teekenen gezien hebt, maar omdat gij van de brooden gegeten hebt en verzadigd zijtwoorden, zoo diep ernstig, omdat zij betreffen het eeuwig wel of het eeuwig wee. Wie Christus zoekt om de broo den, verwerpt Hem als Verlosser. De Heere Jezus werd in de dagelijksche openbaring van Zijn heerlijk ambt, het ver richten van teekenen en wonderen aan kran- ken en ellendigen, zooals die bij Zijne om wandelingen in Galilea geschieden, gevolgd door eene groote schare. Ook, waar Hij eens aan de overzijde van het meer wonderen deed en leerde en allengs in de eenzame streken van Bethsaïda was gekomen, was Hij door duizenden omringd. Daar doet zich de behoefte aan het aardsche brood gevoelen. De voorraad, die er is, is in de verste verte niet toereikend. Ook is er geen geld en geene gelegenheid, om te koo- pen. En hierop verricht nu de Heere Jezus dat heerlijk wonderwerk, om aldus de vijf brooden en twee vischjes te zegenen en te vermenigvuldigen, dat niet alleen de vijfdui zend mannen en de vrouwen en kinderen aten en verzadigd werden, maar er nog twaalf volle korven overschoten. Maar nu openbaarde zich ook, wat in veler harte was. Groot is de geestdrift, maar niet om den Heere Jezus als den Messias te belijden en te begeeren als het brood des levens voor hunne zielen. Neen, een aardsch koning willen zij Hem maken, een wereldsch Koninkrijk Hem doen oprichten, om dan voor het tgdelijke van alle zorgen ontheven te zijn. Doch de Heere ontweek hen. De Heere zendt Zijne discipelen henen met het schip. Iu den nacht volgt Hij hen, wandelende op de baren, en redt hen in den storm. Des an deren morgens zoeken Hem de scharen, die Hij zoo goddelijk ontfermend heeft gespijzigd. Zij vinden Hem bij Bethsaïda niet meer en varen eindelijk ook over met inmiddels aan gekomen scheepjes. Zij vinden nu den Heere in de synagoge te Kapernaüm. Eenigen uit hen spreken Hem toe, zeggende Rabbi, wan neer zijt gij hier gekomen, waarop dan nu de Heere Jezus, de Hartenkenner, het bekende antwoord geeft. Het volgen van den Heere Jezus, het zoe ken van Hem, omdat men van de brooden heeft gegeten en verzadigd is, is een kwaad, waarmede de Kerk te allen tijde in meerdere of mindere mate heeft te worstelen. De Heere Jezus wordt ook gezocht om tijdelijke voor- deelen. Men behoeft hiervoor niet bepaald arm te zijn naar de wereld. Denkt eens aan eenen Simon den toovenaar, (Hand. 8 18,19) die de gaven des Geestes voor geld wilde koopen, ten einde, zoo dacht hij in zijne dwaasheid, met die gaven tijdelijke winsten te behalen en zich alzoo te verrijken. Schrik kelijk was dan ook het woord, waarmede hij door Petrus werd geantwoord Uw geld zij met u ten verderve. En als nu later aan sommige ambten in de Kerk groote tijdelijke voordeelen werden verbonden, openbaarde zich dit ontzettend kwaad, dat gansch ongeschikte personen som men gelds gaven, teneinde zulk een ambt te verwerven. Naar Simon werd deze zonde Si monie geheeten. Tegen deze zonde, in wat vorm ook zich openbarende, hebben de gere formeerde Kerken gemeend steeds te moeten waken door eene plechtige verklaring van de aanstaande dienaren des Woords te vorderen. Maar in de dagen, die dagen waren van uiterlijken bloei in onze Kerken, is het juist het jagen naar de eer, de zucht naar eene goede positie geweest, die mede de Kerken in zoo diep verval heeft gebracht. En zijn zij er niet ten allen tijde, die ter wille van eene vrouw of ter wille van eenen man de Kerke aanhangen. En als het er recht op aan. komt haten en verlaten zij Christus. Is de Kerk in uiterlijken bloei, aanzien, eere, dan is gewis 't gevaar 't meest aanwe zig, om Christus te volgen om den broode. Maar dit gevaar bestaat ook in tijden van druk. In de eerstgenoemde tijden meest on der de aanzienlijken. Zjj zoeken haar dan om eer, om aanzien, om brood. In de laatstgenoemde tijden, maar wanneer het beginsel der barmhartigheid 't zuiverst op den voorgrond treedt, zijn het meer de armeren, die gevaar loopen Jezus te zoeken om de brooden. Hoewel wij ook in de dagen van de ar moede der Kerk voor het uitwendige, toen de Heere Jezus op aarde was, het schrikke lijk voorbeeld vinden van eenen Judas, die Je zus volgde, om zich te verrijken, en tot de schrikkelijke daad kwam zijnen Heerè voor een handvol zilverlingen te verkoopen. Maar het zijn dan meer de armeren, die voor die verleiding bloot staan. De barmhartigheid openbaart zich zoo mild, zoo liefelijk. Hoe gemakkelijk wordt het nu, in vele nooden voorziening te erlangen. Waar de goddelijke ordinantie luidtIn het zweet uws aanschyns zult gij uw brood eten, o, daar wordt het zoo aangenaam ledig langs de huizen om te gaan, ja ook nog met vrome redenen. Waar de barmhartigheid in Christus Kerke zich wederom liefelijk openbaart, komen ook zoo licht zoodanigen, die den mantel der recht zinnigheid omwerpen en wien het eenig om de gave is te doen. Van daar de apostolische vermaningen, om toch niet ledig langs de huizen om te gaan, om in stilte arbeidende zijn eigen brood te eten, en niet te meenen, dat het Koninkrijk Gods tijdelijk gewin zij, ook van de Gemeente niet een koopmanschap te maken. Het is de heilige roeping der Gemeente, inzonderheid der ambtsdragers, maar vooral van hen, die 't Woord bedienen, tegen deze zonde te strijden en te getuigen. Door de prediking. Gelijk de Heere Jezus Zelf hierin voorgaat Werkt niet om de spijze, die vergaat, maar werkt om de spijze, die blijft in het eeuwige leven, welke de Zone des menschen u geven zal, want deze heeft God de Vader verzegeld. Ongelukkigen, die Jezus zoeken, om de spijze, die vergaat, die Zijnen rijkdom tot verzoening hunner schuld en tot hunne eeuwige verlossing niet leeren kennen. Zij la den Zijnen toorn op zich. Zij zijn het, die de Kerk verlagen tot een wereldsch instituut Jezus is hun een aardsch Koning, gelijk de scharen, die de heerlijke bewijzen van zijn Messiaswaardigheid hadden aanschouwd, die alleen oogen bleken te hebben voor de tijde lijke winsten, die daaruit voortvloeiden, en Hem zochten, om Hem aardsch Koning te maken. Ja, zoo zijn er armen, die in Chris tus Kerk niet anders zien dan een comité van liefdadigheid, waarvan zij zooveel mogelijk trachten te profiteeren. Rijkelijk zal de liefdadigheid vloeien, waar Christus niet wordt gezocht om de spijze, maar als het brood des levens. Er is iet3 van gezien in de allereerste dagen ook van de Reformatie dezer eeuw. Een vaarwel zeggen om Christus wil van geld en goed, plaats en positie, eer en gemak. Liefde en offervaardigheid openbaarden zich in stilte ter leniging van den nood van hen allereerst, die om Christi wil medegingen. Maar achChristus wordt zoo spoedig op den achtergrond gedrongen ter wille van het stoffelijke. De berekening komt. De diako- niekassen krijgen het zwaar te verantwoorden. Er wordt veel van gevraagd. Omdat niet wordt verstaan, wat de leeraar behoeft, om zonder zorge met zijn gezin van het Evangelie naar Godes Woord te leven, komen er weder besprekingen en onderhan delingen, strijdende met het apostolisch woord Wie, die in den krijg dient, wordt ingewikkeld in de dingen des leeftochts De Heere moet ons alles waard zijn, zoodat wij in het geven voor de behoeften Zijner Kerk niet moeten vragen wat is mijn wel behagen maarwat is Zijn welbehagen. Geen geven uit vrekheid, dat is waarmede kan ik wel af Maar zoo, dat er voorraad is in Zijn huis, om in de stoffelijke behoeften van leer en eeredienst te voorzien.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1892 | | pagina 3