Zoo ook in de dagen van Jozia. Ja, er waren er ook toen, die met den koning niet alleen tot uiterlijke, maar ook tot innerlijke reformatie waren gekomen. Dezen spreekt de profeet aldus aan: Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands. Hier worden zij genoemd met de kentee- kenen, die 't werk der genade Gods in hen openbaren. Zij zijn verootmoedigd, van wege hunne en des volks zonden, bij de wereld niet geacht, en daarom stillen in den lande. Die zijn recht werken. Het recht Gods hebben zij voor oogen, zij vreezen den HEERE en openbaren dat in hun leven, vreezende voor Zijn heilig gebod, ook zooals dat in de tweede tafel Zijner wet is beschreven. Dat volk heelt leeren begeeren, en kent aanvankelijk eene verlossing uit zijne nooden. Zij worden opgewekt den HEERE te zoe ken, dat is Hem ernstig aan te loopen in het gebed, om verlossing uit hunne zondaars- nooden, om bevrijding uit het naderend oor deel, maar ook tevens, om nog meer de ge rechtigheid te zoeken, die uit God is, ook in 't wandelen naar Zijne inzettingen, ook de zachtmoedigheid, dat is de verootmoediging nog meer na te jagen. Hierbij is nog het navolgende op te mer ken. Wat de zachtmoedigen hebben af te bidden is het eeuwig oordeel, maar ook het tijdelijke, als het den HEERE behaagt. Voorts, hoewel hun de verlossing is toege zegd en geschonken, zoo moeten zij er toch om biddende zijn. Dit is de beteekenis van misschien zult gij verborgen worden in den dag van den toorn des Heeren," voor zoover dit ziet op het laatste oordeel. Aan Gods zijde ligt de verlossing zijns volks vast, aan onze zijde heet hetStrijdt om in te gaan. Eindelijk. Terwijl de toenemende zonde en afwijking de onbekeerlyken, tenzij de HEERE ze bekeert, steeds zorgeloozer maakt, wil de HEERE zijn volk, door hen daarop te doen wijzen, tot meerdere verootmoediging en teederder wandel leiden. Ook aan het volk van Nederland heeft de HEERE reformeerend doen arbeiden. Hij heeft zijn Woord doen brengen en zijne ge zanten doen roepenTot de Wet en de Ge tuigenis. Eenmaal in de zestiende eeuw, andermaal •en wel herhaaldelijk ook in de negentiende. Doorzoek u zelf nauw, ja doorzoek nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt. Toch mogen wij ook hier zeggen en de uitkomst bevestigt het meer en meerhoe ook blijdschap over de reformatie de harten van vele kinderen Gods vervulde en er mocht worden getuigd de HEERE heeft bij ons wat groots gedaan, de oordeelen Gods zullen niet uitblijven over een volk, dat den HEERE verlaten en anderen goden gerookt heeft, opdat zij Hem tot toorn verwekten met alle werken hunner handen. Duidelijk en klaar is de ongerechtigheid van het Synodaal genootschap gebleken en nog steeds gaan eene groote menigte belijders der Schriften voort, in eene zondige vermen ging met allerlei ongeloof te leven. Leeraars, die zeggen Christus te verkondigen, willen het onmogelijke beproevenChristus te ge hoorzamen en te buigen voor machten, die met de krijgsknechten van Pilatus Hem eenen schijnkoning noemen en bespotten. En groote scharen volgen hen. En zoo blijft het ook verre van de ware ver ootmoediging en terugkeering tot den HEERE. Zoo blijft men in eene zondige vermenging van Kerk en wereld hangen, en er is geen bekommering over de verbreking Jozefs. Vij andschap en haat wordt hun betoond en toe gedragen, die in Gods kerk ook naar Gods Woord wenschen te leven en, al is het ook in veel gebreks, hebben betoond, vaak met verlating van veel, dat hun dit ernst was. Verbittering en tegenwerking is er tegen hen, die ook in de regeering des lands wen schen God te erkennen als den oorsprong van alle gezag. En is voorts in alle rangen en standen de afval niet algemeen? O weet 't. Het besluit zal baren. Gelijk kaf gaat de dag voorbij. Wij willen ook dit niet verhelen, dat onder hen, die met het zuiver en heerlijk beginsel der reformatie uitwendig medegaan, nog maar al te weinig breken met de wereld, veroot moediging voor den HEERE en een zoeken naar het ware heilgoed wordt gevonden. En daarom, wie gij ook zijt, die dit leest Doorzoek u zelf nauw. Bidt om wedergeboorte, om verbrijzeling uws harten door den Hei ligen Geestopdat uwe ziele worde gered van den toekomenden toorn en als Gods oor deelen, die reeds aanvangen, ook in de schrik kelijke ziekte, die woedt, over Nederland komen, gij een Zefanja's deel moogt hebben. Zefanja Dien de HEERE verbergt, voor wien dè HEERE Christus Zijn bloed heeft gestort. Gewent u dan zoo aan 's HEEREN wegen o volk, dat met geen lust bevangen wordt Die rechtvaardig is, dat hij nog gerecht vaardigd worde. Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen. des lands, die Zijn recht werken Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedig heid Laat te midden van den afval en het mis kennen van des HEEREN roepstemmen de HEERE Christus wassen en gij minder wor den. En Hij, die een goed werk begon, zal het ook voleindigen. H. £1 SS, In hooge mate van ernstige beteekenis is in menig opzicht de tijd, dien wij beleven, op staatkundig, op sociaal, op Kerkelijk ge bied rijk aan merkwaardige verschijnselen, gewichtige vragen, geweldige worstelingen, veelbeteekenende gebeurtenissen. En ten over vloede bij het vele, dat schokt, en slingert, en roept tot ernst, de krankheid, die niet het minst in het Zuiden van ons vaderland naar het oude Psalmwoord heenwijst van »de pestilentie, die in de donkerheid wandelt" en »het verderf, dat op den middag verwoest." Al te samen boden Gods, die van Zijnent wege de oude vraag van Job komen herha len »Zal het goed zijn, als Hij u zal onder zoeken »Zal het goed zijn, indien God U zal onderzoeken ziedaar wel de meest vergeten en nochtans meest belangrijke vraag. Hetzij ten aanzien van de vergeving der schulden hetzij ten aanzien van de dankbaarheid des verlosten. Ten opzichte van het persoonlijk leven, of wel van de heiligmaking der Kerk ter verheerlijking van haren Heere en Koning, »Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoe ken ook op Kerkelijk terrein Ook inzake vrijmaking en reformatie der Kerkeii Helaas, dat het noodig is tusschen die beide nog onderscheid te maken Dat niet vrijmaking en reformatie in deze volkomen eensluidend zijn kunnen Dat bij zoo menige hoogst gewichtige stap op dit heilig erf, zoo vaak de teedere zin, de ootmoedige gesteld heid ontbreken Hoe betrekkelijk weinig wordt de zelfvernedering openbaar in de ure waarin men met de zelfverlaging breekt. Floe vaak kan met gloeienden ijver voor het recht en de eere Gods gepleit, getuigd, gestreden, ja zelfs geleden worden, zonder dat daarbij veel blijkt van inzicht in eigen onrecht en smart over eigen schuld. Inderdaad, waarheid is dan wat gezegd wordt, en verdiend is dan het uitgesproken oordeelmaar hoe moet niet deze rechter ineenkrimpen ondanks al de waarheid zijner beschouwingen en oordeel vellingen, wanneer de Opperste Rechter hem de vraag op het hart bindt»Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken Wie onzer is hier niet diep schuldig Ja, wij hebben wellicht tijden gekend van inner lijke beschamingtijden waarin het juk der zonde ons waarlijk een juk was tijden, waarin ons het harte leed deed, wanneer wjj zagen van hoe groote beteekenis in Neder lands Kerkelijke toestanden het (slechts ver keerd door hem toegepaste) woord van een nu ontslapen prediker was Mijne Hoorders, hot liegt." Daar waren en zijn tijden, waarin weedom ons harte bevangt over de duizenden, die door blinde leidslieden ten verderve worden geleid tijden, waarin de Liefde des Heilands ons te dierbaar is, om Hem Zijn koningseere te laten rooven, waarin Gods Woord ons te kostelijk is, om het te laten verminken of verloochenenwaarin de ijver voor het recht des Heeren ons dwingt. Maar zelfs in die beste oogenblikken, hoe eenzijdig was dan dat allesHoe kon die erbarming in weekelijkheid, dat rechtsbesef in hardheid, die ijver in zelfverheffing ont aarden En hoe kon in slechter tijden dat alles ondergaan in de doodelijke inzinking van een geesteloos formalisme, dat tevreden was met de oude beproefde paden der Gere formeerde vaderen zonder den Geest, die hen die paden opdreefmet de uiterlijke wegne ming van eenige historisch geworden, schier versteende, ergernissen zonder verandering in het binnenste des harten met de wegwer ping (Gode zij dankvan waarlijk godde- looze banden en ketenen maar zonder die innerlijke vrijmaking, waarin de Geest des Heeren den keten der harte of des levens zonden verbreekt Zij kennen ons niet, die listiglijk lasteren, of dwalende denken, of onnadenkend naspre ken, dat de kerken in doleantie zich voor volmaakte en geheel gezuiverde kerken zou den uitgevenHet is waar, de uiterlijke te genstelling tusschen den mensch in het dwang buis der Godonteerende organisatie van 1816/1852 en de door Gods genade daarvan be vrijde gestalte der KERK, gelijk wij ze leer den kennen, is in het oog loopend genoeg. Is zóó opvallend, dat wij er door tot Pharisae- isme zouden komen, indien God liet varen de werken Zijner handen. Maar God is ge trouw en ontfermendHij laat niet toe, dat Zijn werk in zelfverblinding en formalisme zou ondergaan. Waar het een tijd lang ver geten kon wezen, opent Hij weêr de oogen voor het onderscheid tusschen vrijmaking en reformatie der Kerken. Dan wordt het eerste weêr middel en het tweede wfeêr vurig be geerd en verlangend afgesmeekt doel. Dan komt de vraag weêr in de gedachtenZal het goed zijn, als Hij u onderzoeken zal En met die vraag de zelfbeschuldiging. En met die aanklacht de verootmoediging. En met dat nederbukken de schuldbelijdenis. En met die belijdenis de ernstige smeeking en de teederheid der ontferming. Of wij dan aflaten zouden van het getui gen tegen die kerkelijke ongerechtigheden, waarvan vrijmaking dringend vereischt is, zoo immer reformatie der Kerken zal volgen Of wij dan ophouden willen te roepen tot de Kerken, die nog beklemd zijn in ongoddelijke banden van menschelijke willekeur en onder drukking? Te roepen, dat zij tot zich zeiven komen zullen Dat zij de oogen openen zul len, door valsche ruste geloken of door vrees voor ontnuchtering dichtgedrukt. Dat zij zien zullen den jammer van zielen, die misleid; van Kerken, die verwoest worden, van een volk, dat aan ongeloof en bijgeloof (soms zelfs in openlijk erkende eensgezindheid) wordt over geleverd Dat zij eigen schuld en medeschuld zien zullen, en genade zoeken bij een gaarne vergevend God Dat zij de vergeten belijde nis weêr zullen opdelven uit het muffe stof der archiefkisten, en de van God gewilde Kerkregeering van onder de onwettige Regle mentenbundels Dat zij de Koningseere van den Christus weêr huldigen en het work des Heiligen Geestes in het Kerkelijk leven weêr begeeren straks, met ons, smaken zullen Maar is het dan juist niet het zien van eigen schuld, dat tegen alle zonden doet strij den De wederliefde des verlosten, die de eere des Liefelijken boven tienduizenden doet zoeken De teederheid der ontferming, die doet roepen (al ware het desnoods met een krijschenden angstkreet) en grijpen (al ware het te forsch en te fel) om te waarschuwen voor het gevaar en uit te rukken uit het verderf?

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1892 | | pagina 3