terug' I Sjm gemeenschappelijk zullen daarop de pylen gericht worden en terwijl elk den boog spant, om op art. 194 te mikken gaat de par tij in kracht vooruit, want steeds helderder zal het elk worden, waarom dit eigenlijk het hoofddoel is. Wie nog laks is, zal na derbij komenwien het nog duister was, zullen de schellen meer en meer van de oogen vallen en het opkomend geslacht zal zich meer en meer voor de zaak inspannen. En terwijl de hoofdaanval op art. 194 ge richt blijft, zullen de andere punten van aanval niet verwaarloosd worden, maar zullen ook die beter worden begrepen. Want wat men ook moge zeggen, de antirevolutionaire partij is niet uitsluitend eene onderwijs-partij. Zij heeft ook beginselen, die het kiesrecht, het leger en niet het minst de kerk be treffen. Haar program eischt voorziening op het gebied van den werkman. Zij heeft een stelsel van beginselen. Het burgerlijk wetboek, dat zij zou geven, zou in vele op zichten van het tegenwoordige verschillen. Het strafwetboek van thans zou niet geheel haar code zijn. De anti-revolutionaire partij streeft er naar om een partij te worden gelijk de Whigs in Engeland. En omdat de aanneming van het voorstel der rechter zijde veler ijver zou kunnen verflauwen, omdat de handen veler kiezers daardoor konden verslappen, verblijdt ons de uitslag der stemming. En daarenboven, de anti-revolutionnaire club zal weer vrijer staan; mij dunkt, dat velen hunner, ook die om der noodzakelijk heid wille meegingen, die band, die aan sluiting minder aangenaam, eenigszins knellend moet geweest zijn en dat zij, na eerst wat bekomen te zijn, uitgeroepen of de stille verzuchting geslaakt hebben God dank, we zijn weer vrij. Zoo deden ook wij Gsd bescherme ons Nederland verder. Naschrift. Zoo schreven we Maandag; dinsdagavond bracht de telegraaf ons de tijding, dat Minister Heemskerk aan de Ka mer medegedeeld had, dat het kabinet den Koning zijn ontslag heeft aangeboden. De lezer kan wel begrijpen, dat, wordt het ontslag aangenomen en wordt Heems kerk minister-af, èn de rechterzijde èn de linkerzijde in een moeielijkc positie zijn. Hij zal een ter ook begrijpen, dat niemand mmder dan wij het heengaan van Heems kerk zullen betreuren, omdat we dat wie beren en dobberen al lang moede zijn. Mr. Keuchenius en lief Amendement der rechterzijde. Over de houding van den heer Keuchenius tegen over het amendement der rechterzijde in zake het onderwijs is veel gesproken en geschreven. Omdat hij met dat amendement niet meeging en er niet voor gestemd heeft, is men hem hard gevallen vooral roomsch-katholieke organen deden dit. Naai* ons oordeel heeft de heer Keuchenius eer lof dan blaam verdiend; ook wij zouden hebben tegengestemd. Onder meer, zeide hij in de zitting van 7 April «Ik meen dat het letterkundig talent van den geachten afgevaardigde uit Breda, onzen dichter- Staatsman, die het mede onderteekende, daarop een te grooten invloed heeft uitgeoefend, zoodat de anti-revolutionaire beginselen, nedergelegd in art. 3 en 12 van het anti-revolutionair program, hoezeer ook omhelsd door mijne drie vrienden, die er toe medewerkten, en ook door hen tot op dit oogenblik niet verloochend, er minder helder uit te voorschijn kwamen dan ik dit voor het belang der partij, dat wil zeggen: voor het belang en het recht des volks, zooals beide door haar begrepen worden, wenschelijk en noodig acht.» En in het oordeel, ite grooten invloed» uitgeoefend, staat immers de heer K. niet alleen, k Zoo oordeelde ook Dr. Bronsveld in a De Stemmen dat de roomsch-katholieken op dit amendement hebben van Waarheid en ]Vrede», insgelijks aDe Bood schapper», «De Bazuinen Het Zuiden Terwijl «De Standaarden de overige christelijk- historische Bladen een weinig binnensmonds, ietwat meesmuilend in dien geest spraken. Ingenomenheid tenminste was er bij niet één onzer Bladen. bJit de aanvallen, die de heer Keuchenius had te verduren en uit de ingenomen heid, waarmee de roomsch katholieke organen over het amendement spraken, bleek het evenzeer dat van dien ate grooten invloed» wel wat waar is. .Ta, behalve onze anti-revolutionare Kamerleden waren blijkbaar allen van die overtuiging. Ook «de liberalen» in de Tweede Kamer dachten er niet anders over. Ze lieten het zoo vlijmend gevoelen. De heer van Houten, die in zake de uitbreiding van het kiesrecht met de or.zen zou kunnen en willen samenwerken, zeide tot onze Kamerleden: «Als dit (voorstel) verworpen is, zijn allen weder vrij. Nu zijn allen gebonden aan het voorstel, waarop onze katholieke medeleden overwegenden invloed hadden. Ja, Mijne Heeren, maakt u daaromtrent geene illusiën. Deze hadden het overwicht en moesten zulks uit den aard der zaak hebben. Indien ik mij ook eens wagen mag aan politieke poëzie, zou ik zeggen Wiens stem gij vraagt, Diens juk gij draagt.» Terecht deden daarenboven ook «de liberalen» uitkomen, dat subsidie de dood zou wezen voor onze christelijke scholenze zouden tengevolge der subsidie langzamerhand Staatsscholen worden. Waar, naar schier aller oordeel, de dingen nu zoo staan, moet immers eer de cordaatheid van den heer Keuchenius geroemd, dan zijn niet meegaan gelaakt worden. Voor- en tegenstanders moeten daarvoor eer bied hebben. Zijn weerstand bieden aan dien ate grooten in vloed» der roomsch-katholieken kan alleen dezen onaangenaam zijn. Voegen zij dientengevolge in Juli in ons kiesdis trict de daad bij het woord van het roomsch-katho lieke orgaan a De Noordbrabanter» «Och Heer, och Heer, Geef ons dan Daan van Eek maar weer», welnu, dan zullen zelfs onze en zijne tegenstanders moeten erkennen, dat hij met eere gevallen is. Maar dan is het ook uit vergeet dat niet met de zelfstandigheid onzer Kamerleden; want dan is het bewijs geleverd dat zij vallen laten degenen, die hun durven weerstreven; dan is het bewijs ge leverd, dat men mee moet, wil men niet het gevaar beloopen van ter zijde te worden gezet. Uit dat oogpunt bezien, kan de verkiezing van den heer Keuchenius wel eens de meest gewichtige en leer rijke worden. Dr. Bronsveld en Marnix zouden daarbij gelijk kunnen krijgen en groeien. I Den heer S. Op de vriendelijke, sympathetisehe letteren van den heer S. zie ons vorig nummer - veroor loven wij ons het volgende te zeggen: Ten eerste herinneren we den lezers wat de aandacht van den heer S. wel niet ontgaan is dat wij niet tegen de waterleiding alszoodanig hebben geschre ven; maar wel daartegen dat de heeren, die daar voor samenkwamen, ook alweer van subsidie uit de algemeene kas zijn gaan spreken. Hoezeer het ons zal verblijden, indien zij er komt, vragen wij evenwel: kunnen de heeren, die haar begeeren, dan niets meer tot stand brengen zonder stads- of staatssubsidie? Dewijl het toch betaald moet worden, zien we niet in, waarom het noodig is, dat een gedeelte betaald wordt door de tweede hand tenzijdat men daardoor hen tot mede-betaling dwingen wil, die er anders niet aan zouden meedoen of van ge bruiken. En is het waar wat de heer S. schrijft, als hjj zegt: „Wat kan 'thun (de boeren enz.) schelen of er een post ▼oor waterleiding op de gemeenterekening komt, als h n n aanslag er niet door verhoogd wordt." Het oordeel onzer Kamerleden tellen we wel mee, we toonden nog altijd het zelfs zeer heog te schatten; doch ons in elk geval aan dat oordeel onderwerpen kunnen we niet. W« doen dat alleen aan de H. Schrift. Kleine blaadjes" houden er, zoowel al# het volk, tan slotte ook nog eene eigene opinie op na. £n subsidie ie en blijft snbiidie. Hare gevolgen kennen we: oven iter ziet, als dit waaris, dat nam. ondersteuning geen zal kosten; dat zij dus de vermindering van den aan! niet beletten en de verhooging niet bevorderen dan, het is zoo, zal die post op de gemeentereken hun ook niet hinderen. Of het zou moeten omdat zij, als wij, uit beginsel tegen al die s- sidiën zijn. Maar er is reden om te gelooven, dat de boe; zullen zeggen: «wij zijn er niet gerust op dat post meer geen hoogeren aanslag zal veroorzak. of de vermindering niet zal beletten.» Daarenbo" zullen ze met ons zeggen, indien zij geen yerl ging behoeft te veroorzaken dan is dit zeker ome er zooveel van het duinwater komen zal als er v< uitgegeven wordt, en is dit zoo wel dan he de onderneming der heeren ook geen subsidie v* de stad noodig. Het is best mogelijk dat de boer er bijvoegt: «Gas en duinwater staan niet gelijkwant, vi het stadsgaslicht profiteeren ook wij, maar van l duinwaterleiding zullen we dat niet kunnen. Wa nog bijkomt, dat wij boeren de heeren wel ee; hebben hooren zeggen «die te veel bewijst, bewiv niets.» Immers de redeneeringomdat de stad er, een gasfabriek op nahoudt, mag ze ook wel du water leveren», gaat alleen op voor hen, die er niet tegen hebben, dat anderen er bijvoegen: en «k* de overheid er beter zelve voor zorgen, wat q daar tegen zijn», zoo ze ook brood en vleesch gq «leveren». 1 Is daarentegen ondersteuning van de noodig,omdat het duinwater anders te duur zal wor<n waarom dan ook geen subsidie gegeven, bijv. spek en vleesch tenbehoeve van on- en min ver, geriden Zij hebben daaraan niets minder beho^ en daarop niets minder recht dan anderen hebbje aan en op duinwater. a De Protestantsche Noordbrabanter Het weekbla 1 aDc Protestantsche Noordbrabfi ter», dat aHet Zuidenen vele andere christeli'8 historische organen de les leest over onze houd tegenover het amendement der rechterzijde, schr: in zij n hoofdartikel onder meer «Het gaat b. v. niet aan eenvoudig te zeggen, e maar steeds elkander na te pratendat dit artik? ons het stelsel van subsidiëering der scholen opdring' wanneer noch het woord subsidie of ondersteunir' gebezigd, noch zelfs van bijdrage aan bijzondf* scholen gerept wordt.» - In een tweede artikel nu van hetzelfde numr.""-' en evenzeer van de redactie, wordt ook het aiïjJS dement besproken, en gezegd: «Het particulier initiatief moet worden aangej moedigd door uitzicht op eene bijdrage in de koster van onderhoud. r En in een derde stuk, een verslag van «de d.„ cussies, die in de Kamer gehouden zijn »lezen we «Als de openbare scholen 4lA millioen minder kos ten, wat best kan, dan zou met dat sommetje de geldelijke toelage (subsidie) aan de bijzonden scholen kunnen gegeven wordenen er was nog een millioen over.» Niet alleen Het Zuiden en ieder ander noemde wat in het amendement gevraagd werd, abijdrage atoelageen asubsidiemaar dat deed ook «De Protestantsche Noordbrabanter» zelf. En van aopdringen van subsidie», waarvan hei, hoofdartikel spreekt, heeft Het Zuiden niet gesproken] Het heeft gezegd, dat zij, die er niet bang var zijn, er mee uit waren; maarzij, die er wel bangjj van zijn, zouden het gelag moeten betalenj Wanneer anderen tamelijk voldaan waren, stonde»] zij alleen aan den dijk zonder bondgenooten. Ook heeft Het Zuiden eene andere, eene, onzfl inziens, betere oplossing der quaestie aangegevejj Het deed dit, zonder aan «napraten» zich schuld I te makenvóór De Standaard gaf Het Zuiden e I voorstel van wijziging, dat in beginsel was als lt 1 voorstel, hetwelk daarna De Standaard gaf, 1M waarnaar, zooals evengenoemd blad de laatste zeide, we weer terug zouden moeten. Heeft echter ons gezegde: «Hebben we zulk een artikel de voeten uit de sloffen gelor^^B aanstoot gegeven, dan nemen we het bij deze t VI Roering. ,-i\i ptffl De dames-school in de Giststraat is r ter sprake gebracht in de laatste dagondf tymU Wijs waren de heeren van het dageden I j|fl toen ze voorstelden die inrichting met twt Jgfl zetten. jnen, Het is voor Middelburg .fl, zulke artikelen vanoverte'.' laat staan, te degradeetjjjè

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1886 | | pagina 2