■weer minder liberaal zijn; die, nu de ker
kelijke quaestie vele anti-revolutionairen ook
op staatkundig gebied van elkaar verwij
derd, en hen daardoor versterkt heett, eigen
lijk niets willen toegeven, zijn niet eens
dankbaar.
Zij willen thans minder geven dan de
Minister, en daar de anti-revolutionairen
daarentegen meer verlangen dan hij geven
wil, zal er ook van de grondwetsherziening
wel niets komen.
De malaise en de strijd zullen alzoo voort
duren. Hoe lang en tot welk einde?
Slechts Eén, die het weet.
Deze troost blijft daarbij den geloovigen
over, dat God regeert en onder Zijne on
doorgrondelijke regeering hen alle dingen
ten goede medewerken.
Mocht maar de kerkelijke quaestie, en
alzoo de onderlinge strijd worden opgelost!
Dat zij één zijn, is Jezus' bede tot den
Vader, en moet daarom ook onze bede zijn.
«Hebt de waarheid enden vrede lief», leve
meer en meer in onze harten!
Binnenland.
Gelijk het gras.
In 59-jarigen ouderdom overleed 11. Zondagmorgen
de heer C. Th. Graaf van Lijnden van Sandenhurg.
Voorwaar, voor wie ook maar een weinig in het
Staatshuishouden der laatste jaren meeleefde, geen
onbekende.
Hoe hebben we liet betreurd indertijd, dat zulk
een man, met zulke gaven bedeeld, tot het libera
lisme afdaalde, neergleed.
Tot driemaal toe bezette hij een ministerszetel,
de laatste keer was zijn beslissend einde als zoodanig.
Zijn aftocht was niet zoo eervol.
Trouwens hij bleef voor allen een vreemde figuur.
Nooit volbloed Christen-staatsman. Nooit volbloed
Hberalist. Het moet hem dikwerf hard zijn geweest.
Zijn theorie: «Als de wet er is moet ze uitgevoerd»
heeft hem niet veel aangenaams bezorgd. Het leert ons
met te meer drang aan Gods Woord boven alles ons
"vastklemmen, willen we vroeg of laat geen gevaar
loopen, voor eigen theorie uit den weg te moeten
gaan. C.
Hoe een voorlooper van m éér of niet.
Het paardenmiddel, de Liberale Unie, schijnt voor
de Sneeksche liberalisten wat te onverteerbaar. De
centrale kiesvereen. in dat distrikt heeft er afscheid
van genomen.
De beginselloosheid der liberalisten is dan ook zoo
voldoende gebleken, dat het, kort en klaar, pomp-
water-idealen zijn, op zulke niet bestaande, en nooit
bestaan hebbende beginselen een Unie te willen sluiten.
'tWas dan ook maar nabootsen van ons Centraal
Comité.
Dat ze het onmogelijke daarvan niet van stonden
aan hebben ingezien, pleit niet voor hun gezond be
grip van de verhoudingen der menschen onderling,
en de beweegredenen tot het ijveren voor eene of
andere zaak, vooral als het opoffering kost.
Daarvoor moeten de diepste roerselen van het hart
in beweging komen.
Alleen als ze rondweg zich verbonden tot den strijd
tegen den Christus Gods, zou er kans zijn een groep
getrouwen te verzamelen.
Zoolang ze evenwel een draaimolen-tactiek ge
bruiken, zal de één het te laf, de ander het sterk
vinden, en beide doen niet, of schoorvoetend, mee.
Hadden ze den vader der «Unie», die ons, als we
niet bukken wilden, allen het land uitzetten wou,
gevolgd, dan waren ze op eens geweest waar ze nu
langs een omweg toch moeten komen. Konden ze
er toe komen Domela Nieuwenhuis als hun hoofd
man te kiezen, nog veel beter. Ze spaarden zich
dan een vermoei enden tocht naar het altijd weer
verder liggende station: radikalisme. C.
Het eend heeft ganzen uitgebroed.
De socialisten zijn als af brekers befaamd; waar
het echter op bouwen aankomt zijn ze minder van
zessen klaar.
Week aan week heeft Domela Nieuwenhuis
geschreven alsof de revolutie al daar was. «'tls de
laatste keer dat we vragenriepen de betoogers op
20 Sept. jl. En nu? nu wil men het dan ook
nemen. De minder doorzienden zeggenWe moeten
handelen. We moeten een «arbeidersparlement»
hebben. We moeten de kapitalisten van onze goe
deren ontzetten. We moeten liet goede leven beginnen.
Zij willen gaan bouwen, liefst een lustslot natuurlijk.
Neen, zegt D. N., nog niet. Hij weet dat er ge
neren zijn. C.
V De werklieden zijn er nu boven op 9 9 9
De M. C. van 11 Nov. heeft dan ook eens een
woordje over het socialisme gesproken.
We dachten al: waar blijft gij.
Na een heele boel gezegd, en toch niets gezegd
te hebben, (ten ware men de erkenning van hunne
kracht en hunnen zaïnenhang; en de mededeeling,
dat er Chineezen, Japanners, Indiërs en Perzen be
staan, die. geen Christenen zijn; of de verklaring,
dat een ongeloovige een ongeloovige is, voor iets
houden wil) neemt ze het liberalistische troetelkind
even uit de wieg, en roept met eene bakerachtige
bezorgdheid uit, dat alle hare geestverwanten ter
verzorging moeten toesnellennota beneuit kracht
van hunne beginselen.
Wat er dan eigenlijk gedaan moet worden weten
die vrienden zeker wel, althans zij laat dat in het
midden; dat gaat misschien niemand aan.
Of zou het slot van het programma haar
troetelkind, het «Algemeen? Ned. Weikl. Yerb.»
alles zeggen «dat pogingen in 't werk moeten worden
gesteld, om dén stoffelijken, verstandelijken en ze
delijken toestand der arbeidende klasse, in Nederland te
verbeteren» Dat is toch niet nieuw.
De vrienden moeten zich daar nu bij aansluiten,
want dat Verb, wordt door «clericalen» en socialisten
zoo bestookt. O zoo bestookt. En als het kindje
eens stierf? Wat' dan
Ze begint echter wat laat met haar verknochtheid
aan het wichtje te openbaren. '1878 dateert het
program.
De Middelburgsche zij gerust. Het kindeke sterft
toch, want het is met de tering geboren. En, al
sloten al hare geestverwanten er zich bij aan, de
werklieden zijn er niet meer van gediend.
Weet zij geen beter middel om maatschappelijke
kwalen te genezen, dan wachte zij zich der kerke
toe te voegen: «de kerken stooten hen terug.» Dat
is in haar mond een leugen. C.
Verkiezing Sueek.
De roode vlag doet haar werk.
Tot voor korten tijd zou het geen Liberalist in
het hoofd zijn gekomen den heer Heldt als candidaat
voor het lidmaatschap der Tweede Kamer te noemen.
Dat was een werkman.
Een werkman paste niet in de Kamer.
De M. C. sprak er vóór 2 jaren met verachting
van, dat onze partij indertijd «zells gestudeerde
tuinlui» ter volksvertegenwoordiging wilde zenden.
En nu?
Nu heeft het fatsoenlijke Sneek te beslissen of
het den Voorz. v./h. Algemeen Ned. Werkl. Verb,
dan wel. den Antirevolutionairen heer Schimmel-
peninck van der Oye een mandaat zal toevertrouwen.
En wat zegt nu de M. C.
Wel niets. Immers nu is het tijd om water in
den wijn te doen, daar men beducht wordt den
wijn anders geheel te zullen moeten missen.
En, weet ge, de heer Heldt heeft een vroeger
goed zaakje, Alg. Ned. Werkl. Verb. geheeten;dat
is nu bijna verloopen; de man ziet zich straks een,
door zijn volgelingen verlaten, apostel der half- en-
halfleer. De liberalisten hebben in hem steeds een
goede reflector gehad, wat is nu meer billijk dan
dat zij hem op hun zij houden en bewaren voor
zonder post te zijn.
Zij evenwel hebben heel wat voor een mensch
over, namelijk als het hun beurs maar niet of zeer
weinig moet kosten.
Komt het daaraan toe dat er geofferd zou moeten
worden, vooral wat veelniemand thuis
Die socialisten en andere ontevredenen worden
ook zoo brutaal. Begrijpt eensze dwingen, als
kinderen zoo aanhoudend, zoo maar om «algemeen
stemrecht.Als of het zoo niets ware
Kon de liaer Heldt nu eens in de Kamer gestopt
worden, dan kon men toch zeggener zit reeds een
uwer in de wettenfabriek, gij ontevredenen!
Misschien bedaren ze dan weer wat.
Ja. Zoo is het wrak weer wel wat op te lappen.
't Zal te bezien staan of de heeren liberalistische,
Sneeksche kiezers daar allen aan mee zullen doen;
of ze hoofd voor hoofd, of eigenlijk keel voor keel,
het verkroppen kunnen, dat ze vertegenwoordigd
worden zullen door een werkmans-heer.
Waarschijnlijk zal het wel eenige Zeergeleerden
en eenige Hooggeboornen al te zwaar vallen, en in
dat geval is er wel wat kans dat de candidaat der
onzen de Tweede Kamer weer eens «om» kan
gaan maken.
Voor den heer Heldt zijn er dan nog wel andere
posten vooreerst. C.
De Tweede Kamer maakte gisteren een begin
met de behandeling der Indische begrooting.
Menschen, die weinig van politiek weten of
begrijpear, moet het tegenwoordig wel voor de oo-
gen schemeren, wanneer zij hun courant uit jle
handen leggen. Kies wet wijziging," Grondwets
herziening" «Belastinghervorming" is aan dej
orde van den dag in de bladen, en zoo men, ng^j
verloop van eenigen tijd nog evenveel, of liever* l
even weinig politiek leven bij ons NederlandscheJ*
volk vindt, als men beweert, dat het altijd gehatL
heeft, zal dit volstrekt niet aan de pers te wij te'j
zijn. Die heeft inderdaad haar best gedaan om de
burgers van den lande op de hoogte te houden van
hetgeen er over de drie genoemde onderwerpen 1
zoo al door de mannen van het vak, en hen, die/f
het willen zijn, gedacht en gesproken wordt. In-J
zonderheid heeft de «Liberale Unie" zich naar
't schijnt verdienstelijk willen maken met hierom-'
trent meer licht te verspreiden. Of zij hierin f"
slaagd is, valt o. i. te betwijfelen. Naar aanleid..
van haar »advies" hebben tal van liberale plaatse-
lijke kiesvereenigingen zich ook over het door haar
uitgesprokene, uitgelaten en, te oordeelen naar de
verschillende slotsom, waartoe men in de meeste
plaatsen gekomen is, zou men gerust kunnen zeg
gen, dat het hoe langer hoe moeilijker wordt om
in dien doolhof van «politieke" eischen en wenschen,
den juisten weg te vinden. Voor de «Liberale Unie,
is het te hopen, dat de adviezen, welke zij ir
't vervolg omtrent andere onderwerpen wenscht te
geven, op algemeener bijval mogen rekenen dan haar
laatste advies gehad heeft.
De Memoriën van antwoord der Regeering op
de afdeelingsverslagen over de voorstellen tot Grond
wetsherziening, zijn thans bij de Tweede Kamer
mgekomen.
Naar men verneemt, is de regeering voorne
mens invoerrechten op de granen en op
petroleum voor te stellen. De daartoe strek
kende wetsontwerpen moeten het Departement van
Finantiën reeds verlaten hebben.
Ook indien dit gerucht zich bevestigen mocht,
behoeven we wel niet te herinneren hoe weinig kansen j
voor aanneming van zoodanige ontwerpen tot invoe-
ring eener indirecte belasting er bestaan.
De centrale vergadering der liberale kies-
vereenigingen in het hoofdkiesdistrict Sneek heeft
met 20 van de 27 stemmen tot candidaat gesteld
voor de Tweede Kamer den heer B. H. Heldt, pre
sident van het Algemeen Nederlandsch Werklieden
verbond.
Van Anti-revolutionaire en Katholieke zijde is mr.
A. baron Schimmelpenninck van der Oye tot can
didaat gesteld.
Een Zondagschool-rooster voor 1886 is ons
ter aankondiging toegezonden door den uitgever
R. M. Smits te Middelburg.
Het is de tweede jaargang, evenals de vorige door 'j
ds. Rijnders bewerkt. Het beste dat wij er van j
kunnen zeggen is, dat de eerste jaargang op ver- i
scheidene ons bekende Zondagscholen is gebruikt, en dat j
de verdeeling der onderwerpen in verschil lende op- J
zichten beter heeft voldaan, dan die van den «Inter- r
nationalen Kalender,»
Tot langdradig uitpluizen of haastig samendringen T
der onderwerpen wordt geen ^aanleiding gegeven.
De keuze der psalm- en gezangverzen is gelukkig
te noemen.
Mogen wij bij de aanbeveling van bovengenoemd
den rooster een wenk voegen?
De onderwijzer - en onderwijzeres make niet*"
alleen werk van het historisch onderwerp, hij of-
zij bestudeere ook het op de keerzijde gedrukte
kerklied, en oefene zich er in de kinderen te wijzend
op vorm en inhoud der dichterlijke taal. Menig kind»
zal nooit de waarde van het lied, van de poëzie leeren
kennen, indien het er op de Zondagschool niet of
gewezen wordt.
Wat is onbegrepen poëzie op de lippen des volks'
Hoe komt het dat ons volk zoo spoedig met zoute
looze rijmelarij tevreden is? 1
T U R K IJ E.
De Turksche pot is weer aan 't koken,
Straks, denk ik, dat ze overkookt,
Ten minste, 't vuurtje er onder rookt:
Men is druk bezig aan het stoken.
Als maar de Turk geen blaren krijgt;
Hij is zoo ziek, dat men moet vreezen,
Dat hij, die reeds naar d' adem hijgt,
Niet voor het plaats heeft, weg kan wez^
En ieder vond het zeker naar,
Als Turkije een blein kreeg of een blaafl
ART. 194.
Men heeft een appeltje ge
't Ontloktejm-dê#
Van alle. ka;
'i