uvereeiisiemming is met het Christendom. Maar de liberale partij en geen or.zer aan deze zijde wijte de afwijkingen en afdwalingen van het Christendom door zij nebelijders, aan het Christen dom zelf. Wij blijven de geachte afgevaar digde uit Breda heeft het zoo even nog gezegd wij büjven menschen, wij blijven ook zondaren, maar alleen het Christendom, het Evangelie, hetwelk, naar mijne overtuiging, de zuiverste uitdrukking zijner eeuwige waarheid vindt in het Calvinisme, is in staat de wereld van zonde te verlossen, de wereld vrij te maken, omdat alleen liet Christendom, den Christus levende, ook met en in Dezen de waarheid heeft, vasthoudt en verdedigt.» Binnenland. Voor weinige dagen had in ons land een poging tot ontvoering van twee kinderen plaats. De wijze waarop deze ontvoering is beraamd en ten uitvoer gelegd is zeer interessant. Mevrouw Bulkley, groot moeder van de te ontvoeren kinderen, stond reeds vroeger terecht wegens poging tot ontvoering van een der kinderen van haren schoonzoon, den heer Hoek. Betreffende liet nu ontworpen plan deelt het Politienieuws het volgende mede: De heer Hoek en zijne twee kinderen woonden sedert eenigen tijd te Apeldoorn; terwijl de leiding van de huishouding was opgedragen aan eene huis houdster met hulp eener dienstbode. Mevrouw Bulk ley liet niet af haren schoonzoon te vervolgen; zij vestigde zich te Apeldoorn, alwaar zij kamers huurde in het hotel Koningskroontegenover de woning van den heer Hoek, en kocht later eene villa achter diens woning gelegen, r.iets onbeproefd latende om met zijne kinderen in aanraking te komen. Het plan tot ontvoering der kinderen hield haar voortdurend bezig, zij besprak haar voornemen met hare vertrouwelinge, juffrouw Sliugerlandt. die bij haar inwoonde, en deze bracht mevrouw Bulkley in kennis met zekeren Kloppers, vroeger verblijf houdende te Amsterdam, doch toen de zaken achteruit gingen te Brussel, van daai weder naar Antwerpen verhuisd, en laatstelijk te Haarlem woonachtig. Mevrouw Bulkley begaf zich naar Antwerpen, raadpleegde Kloppers, die zich be reid verklaarde haar te helpen, ja voor alles te zorgen. Zoo geschiedde dan ook. Eenige weken geleden kwam Kloppers langs de Prins-Hendrikkade en trad aldaar in onderhandeling met drie personen, zoogenaamde losse mannen, de gebroeders Angelbeek en Slosser, die zich bereid verklaarden, tegen eene goede beloo ning behulpzaam t1 zijn bij het vervoeren van een krankzinnige. Kloppers vertrok tegen den avond met de drie personen naar Apeldoorn, bracht hen in een tuinhuis achter de woning van mevrouw Bulkley, alwaar de mannen flink werden onthaald. Spoedig kwam Kloppers de mannen mededeelen dat de zaak dien avond niet kon doorgaan, elk hunner f5 be looning gevende benevens f8 reisgeld. «Ik moet nog vier man hebben», zeide hij, «dan kan de zaak in orde komen.» Hij noteerde het adres van David Angelbeek, in de Korte Koningstraat Amsterdam en zou I persoonlijk later bij hem komen. Een paar dagen later kwam Kloppers bij Angel beek en vroeg of de mannen beschikbaar waren, verder zeggende: «Zes man is genoeg, ik kom later terug», voor elk der mannen wederom f2,50 gevende. Wederom eenige dagen later, op een Zaterdag, kwam Kloppers inde woning van Angelbeek en achtte, met het oog op de tegenwoordigheid van diens vrouw en kinderen, het wenschelijker dat voortaan onderhandelingen zouden gevoerd worden aan het Centraal-station wanneer hij met den trein van Haarlem kwam. Zoo stonden de zaken, toen op zekeren dag de jlrie mannen op den Voorburgwal in gesprek waren, :onder te bemerken dat de rechercheur Wagener eer toevallig in hunne onmiddellijke nabijheid stond. 'ij spraken luide over het vervoeren van een krank- innige, veel geld verdienen enz., en spoedig werd vet gesprek zóó belangrijk, dat Wagener er zich 1 mengde, zonder echter bet fijne van de zaak te ernemen, doch met groote nauwgezetheid zijnen ommissaris, den heer Stork, een en ander inede- eelde. Nu was de zaak in goede handen. Genoemde jeer, in moeilijke zaken een politieman bij uitne mendheid, begreep dadelijk dat het vervoeren van tón krankzinnige slechts een voorwendsel was om e mannen later met het ware doel bekend te maken ij liet de gebroeders Angelbeek ontbieden en door ijn overredend woord wist hij het vertrouwen der pannen te winnen, die hem beloofden zich trouw en oed te zullen gedragen en eerlijk woord hebben bhouden. Zoodoende mocht de heer Stork er in slagen, loppers bij zijne besprekingen met de drie mannen ui liet station, van aangezicht tot aangezicht te 'eren kennen. Inmiddels had de heer Stork den '<>r van justitie, mr. Telders, van een en ander £NFT TirnQnP eene even waardige als beleidvolle wijze werd uit gevoerd. De gebroeders Angelbeek en Slosser kon men vertrouwen, en daar Kloppers eindelijk acht man noodig had, werd nu overeengekomen dat twee politiemannen als sjouwerlieden gekleed van de partij zouden zijn. Dit laatste was echter niet bekend aan de drie andere sjouwerlieden die waren aangenomen. De rijksveldwachter J. M. W. Noordhoff, een degelijk politieman, geacht bij zijne chefs, werd ge kozen om de rol van kruier te vervullen, terwijl ook op het laatste oogenblik, kort voor het aanvaarden der reis, de rechercheur Wolf werd aangewezen om als kruier met de anderen mede te gaan. Nog altijd wist [men niet, voor welke zaak Kloppers de mannen noodig had. Onder zulke omstandigheden vertrokken Dinsdag ochtend met den trein van 10.50 naar Harderwijk Kloppers in een coupé 2e klasse en de acht man schappen in een coupé 3e klasse, terwijl de heer Stork op het perron in stille bewondering het gezel schap zag afreizen. Te Harderwijk werden de man nen door Kloppers zeer royaal onthaald, op geld behoefde hij niet te zien, hetgeen echter niet be lette, dat hij daar ter plaatse geen rijtuig kon vin den om negen personen naar Apeldoorn te brengen, zoodat het gezelschap met den trein van 2,15 naar Amersfoort vertrok. Bij den stalhouder Schimmel werd een rijtuig gehuurd voor f20, welk bedrag vooruit betaald werd door Kloppers die zelf niet me- deging, doch per spoor naar Apeldoorn vertrok, na eerst nog een gulden te hebben gegeven om snuif te koopen. De veldwachter Noordhoff wist ech ter met veel tact het koopen van snuif te voorko men, terecht begrijpende, dat Kloppers die vooreen boosaardig doel wilde gebruiken. Het werd donker, en tegen half acht naderde het gezelschap de plaats van bestemming. De rijksveld- wacht r Noordhoff zag dat de zaak hoogst geheim zinnig werden achtte het raadzaam allen bekend te maken met zijne qualiteit, hun tevens zeggende »laat mij nu maav als hoofdman optreden, en wat er ook gebeuren moge, bedenkt dat je niemand eenig letsel of geweld mag doen, ik zal zorgen dat je goed beloond wordt, vertrouw op mij.» Dit was een ver standige maatregel, daar David Angelbeek de man was, met wien Kloppers steeds als hoofdman onderhandeld had. De woorden van den veldwachter maakten op allen zulk een overredenden indruk, dat zelf een der mannen ons verzekerde: »we zaten as bed maar hij heit as'n vader voor ons gezorgd." In de nabijheid vaD het dorp werd het rijtuig staande gehouden door een man, met de woorden: »halt, is dit het rijtuig met de mannen van mijn heer Kloppers?" waarop toestemmend geantwoord werd. Noordhof stapte uit, en weldra verscheen ook Kloppers, die den huurkoetsier f25 fooi gaf, onder voorwaarde dadelijk den terugtocht te aanvaarden. De voerman had er niets tegen, en nu zeide Kloppers, terwijl de andere persoonzooals later gebleken is de koetsier van mevrouw Bulkley, zich verwijderde: »mannen, .sigaren weg, volg mij achter elkander langs den bermweg, niet praten." Zoo liepen de mannen als schaduwen in den don keren nacht, onder het zwaar geboomte, achter Kloppers, die zeker niet had gedacht dat zijne schurk achtige rol zoo spoedig zou zijn afgespeeld. Onder weg vroeg hij naar de snuif, maar van NoordhofF vernemende dat zij die niet hadden kunnen krijgen, zeide hij»Het is niet erg, ik heb toch peper genoeg." Eenige oogenblikken later werden de mannen door Kloppers in een tuinhuis gebracht, alwaar mevrouw Bulkley en Jufïrouw Slingerlandt zich bevonden. Hetgeen er nu volgde, zou men zelfs in een roman in twijfel trekken, en nochthans is het waarheid, eene treurige waarheid, zoodat men onwillekeurig geneigd is te vragen: Hoe kunnen menschen zoo diep val len, om rnet kalm overleg weken lang zulk een plan voor te bereiden Den mannen werd nu verteld wat zij te doen had den: het betrof geen krankzinnige, maar het stelen van twee kinderen van den heer Hoek. De veldwach ter Noordhoff begon meer en meer in te zien dat de zaak hoogst gevaarlijk werd; Kloppers toch was voorzien van een revolver, de heer Hoek werd af geschilderd als een reus, die overal revolvers bij de j hand had, zoodat er veel beleid noodig was om on- I gelukken te voorkomen in de duisternis. Meesterlijk bleef hij echter in zijne rol. Hij liet Kloppers en i Mevrouw Bulkley vertellen wat er gedaan moest worden, nam evenals de anderen touwen aan om I den heer Hoek, diens huishoudster en de meid te binden, ^terwijl zakjes peper voir de oogen alsmede j een zoogenaamde ploertendooder werden verstrekt I om het drietal onschadelijk te maken. Noordhoff ver- I oorloofde zich de opmerking: »Er moet toch niet gemoord worden,waarop geantwoord werd»liever geen geweld gebruiken, maar als het niet anders kan.waarop Noordhoff, getrouw aan zijne be- ïoftp om v^or de manui S zullen zoro'oo d—»™--.. a VT U11\ if TT" 17* F» Tr »Ziet u, mijnheer en mevrouw, we zijn allen man nen en vaders van gezinnen, als de zaak nu misliep, dan was het met onze belooning ook mis.» Kloppers nam nu van de tafel 8 couverts op, elk inhoudende f300 aan bankpapier, voor ieder hunner na afloop van de i zaak bestemd, en gaf voorloopig eiken man een i bankbiljet van f60. Er was nog een bezwaar. De trouwe hond van den heer Hoek, die in den tuin losliep, moest onschadelijk gemaakt worden. Kloppers verschafte vleesch om het dier toe te werpen, hetwelk zoo zwaar vergiftigd was dat de hond spoedig bezweek na slechts even te hebben aangeslagen. De mannen moesten het dier vleesch toewerpen, ten einde Kloppers werkel. k te over tuigen dat zij hem ernstig wilden steunen. In eene donkere laan stond het rijtuig van mevr. Bulkley gereed om de kinderen te ontvoeren, zoodra de roof gelukt zou zijn. Nadat Kloppers gezegd had «mannen, na afloop van de zaak moet je niet bij elkander blijven, ook niet in Apeldoorn overnachten, maar in twee partijen in verschillende richtingen de terugreis aanvaarden», werden zij door Noordhoff nog eens aangemoedigd om toch vooral, nu mijnheer zoo royaal was geweest, hem ferm bij te staan en flink aan te pakken,» hetgeen allen beloofden. Kloppers werd reeds ongeduldig en zeide.: «laat ons nu niet langer praten, maar handelen», terecht be grijpende dat de maan dien avond tegen tien ure opkwam en zijn plan liever door de duisternis be gunstigd zag. Noordhoff ontving nu een brief; hij was de man die zou aanbellen en voorgevende te komen met een brief van den kantonrechter, zou vragen om mijnheer Hoek te mogen spreken. Zoodra mijnheer Hoek kwam, moest hij worden aangegrepen en gebonden, voor welk boeven werk vijf man tegen den muur der -woning gereed stonden, terwijl twee aan den achterkant van het huis op wacht waren om, in geval de dienstbode langs dien weg hulp mocht roepen, haar onschadelijk te maken. Klonpers zou ook een handje helpen, er. had een paar man noodig om, zoodra de aangevallenen onschadelijk gemaakt waren, met hem de kinderen, die boven sliepen, te ontvoeren. Zooals men ziet, zoude er, ingeval de zaak niet ware uitgelekt, en Kloppers acht slechte menschen had gevonden, in de woning van den heer Hoek een bloedbad zijn aangericht. Intusschen is eene korte toelichting van hetgeen er te Apeldoorn door den burgemeester, in overleg met den kantonrechter was gedaan, alleszins noodig voor het verband der zaak. Door den officier van justitie te Amsterdam onder^oO richt van de geheimzinnige zaak, waren er rondonl 30 de woning van den heer Hoek eenige rijksveld wachters in burgerkleeding geposteerd, die wisten dat een der indringers een rijksveldwachter was, doch nadrukkelijk in last hadden zich slechts inden uitersten nood te vertoonen; hetgeen zeer noodig was, ten einde de zaak niet te bederven. In den namiddag van Dinsdag had de heer Hoek ook bericht ontvangen van den kantonrechter te Apeldoorn, dat des avonds in zijne woning eenige personen zouden binnendringen, doch dat hij zich niet behoefde te verontrusten, want dat de mannen onder bevel van een rijksveldwachter hem niet kwamen berooven, maar beschermen, e n er slechts op uit waren het bewuste ontvoeringsplan te doen mislukken. Na alles wat de heer Hoek reeds had ondervonden, stelde hij weinig vertrouwen in de mededeeling, en beschouwde haar veeleer als een liet van mevrouw Bulkley. Het gewichtige oogenblik naderde. Noordhoff belt aan de woning van den heer Hoek, de meid doet open, hij heeft den brief in de hand en vraagt naar mijnheer, die uit een der kamers hem tege moet komt. Wat moet hij doen? Hij kon bijna zeker weten dat de heer Hoek gewapend was; ook Kloppers zou zich kunnen wreken als hij zich ver loren zag; met recht dus stond hij tusschen twee vuren; de aanval moest geschieden. Hij voegde den heer Hoek toe: «Ik heb een brief voor u van den kantonrechter, ik moet op antwoord wachten,» en liet er snel op volgen«wij komen hier binnen dringen, wees gerust, ik ben rijksveldwachter, u zal niets gebeuren.» Tevens greep hij den heer Hoek om het midden, de mannen naderden, doch genoemde heer verweerde zich met reuzenkracht, wierp zijne belagers van zich af. uitroepende: Moord!» dieven!» waarop enkele personen, die ir het logement tegenover zijne woning nog onder g. lag zaten, kwamen toesneden. Toen zagen zij ]i§2 het duister niets; de deur der woning was geslot I de aanranders links en rechts verdvvene.' wachter NoordhofF had den hee»v T"i*Vs,• ten einde te voorkomen d"— c op zijne gewaande aa r"*gekaat" Oude Tvj-°' josk JP noo'oj

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1885 | | pagina 2