gaan lasten. Men glöeit van verontwaardiging bij zooveel on recht, al» hier weer schaamteloos wordt voorgesteld. De geldvermorserij bij onze regeering is toch grenzeloos. En dan vertellen de Ministers onbe schaamd aan de Kamer en de natie dat er geen uitgaven van luxe worden gedaan. Ziehier weder één staaltje uit de duizenden. De minister van waterstaat had, zooals de Staats courant verkondigde, een groote Rijkscommissie doen benoemenrnaar hij had meteen voor die Commissie in den Haag een Bureau gehuurd, een benedenhuis in de Willemstraat, en dat bureau doen inrichten met al die schijnbaar overtollige voorwer pen, die bij de ambtenaren van deu tegenwoordigen tijd als onmisbare bestanddeelen van het onbeperkt begrip der schrijf- en bureaubehoeften schijnen te gelden. Meubelgordijnen, insteekhaarden, tapijten, pendules en meer van denzelfden aard was uit de nog niet eens aangevraagde anderhalve ton maar voorloopig voor het benedenhuis der Commissie aange schaft; waar 't gebleven is weet ik niet, maar het benedenhuis zelf werd, nadat het weigerend votum der Tweede Kamer gevallen was, in de Haagsche advertentieblaadjes weer te huur aangeboden. Was er dan aan dat geheele Departement van waterstaat geen vertrek beschikbaar, waarin deze commissie hare vergadering kon houden In de oude zaal van de Staten-Generaal der Republiek staat eene lange tafel met groen kleèd en mooie antiek-moderne stoelen er omheenwas dit terrein, te heilig of niet heilig genoeg, voor de uitverkoornen des Ministère En zoo men die zaal, niet ten onrechte, voor het werk der Commissie te donker achtte, waarom gaf men haar dan de flink verlichte, ruime Trèveskamer, die aan den Vijver ligt, niet ter beschikking Bin nen hare muren zijn wel ernstiger dingen behan deld en beslist dan de belangen der Nederlandsche inzenders op de tentoonstelling te Antwerpen Onder dagteekening van 23 Maart heeft vol gens de N. R. Ct., de Minister van Binnenlandsche Zaken aan den voorzitter van den Gemeenteraad te Middelburg het volgend schrijven gericht: «Bij de behandeling van hoofdstuk V der staats- begrooting voor 1885 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is het begrootingsartikel, waaruit het aan uwe gemeente bij Kon. besl. van 21 Juni 1881 no. 9 toegekend rijks-subsidie ten behoeve fan de middelbare school voor meisjes wrordt gekweten, tengevolge van de aanneming van een amendement van de heeren De Savornin Lohman c, s. met f 13,160 verminderd. Blijkens de toelichting ver langden de voorstellers, liet evenvermeld aan uwe en eenige andere gemeenten toegekend subsidie met 1886 te doen ophouden, en dat over het loopende dienstjaar niet meer zou worden toegekend dan 2/3 van liet volle bedrag, derhalve slechts berekend tot het einde van den cursus 1884/5. «Gaarne ben ik bereid, na vaststelling van de Staatsbegrooting, nader te overwegen, of er gelegen heid is voor dit jaar, in steeds van 2/3, drie vierden van het subsidie aan uwe gemeente uit te keeren, en ik stel m\j voor, u hieromtrent nader te berich ten doch ik acht mij verplicht, u voorloopig met het voorafgaande in wretenschap te stellen, met bij voeging, dat over 1886 geen rijkssubsidie voor dit onderwerp door u kan worden verwacht.» Reeds in het Paradijs heeft God de Heer twee zuilen opgericht, omdat door Zijne genade de tempel des heils, waarin de kinderen der menschen, vreed zaam moesten wonen, zich zegenend over hunne hoofden welven zou. Die zuilen zijnde heiliging van den zevenden dag en het huwelijk. Het ongeloof heeft deze beide zuilen losgewrikt Met onze tijd, moet voor alles het arme volk geholpen worden, welnu, dan moeten allereerst deze zuilen weer vastgezet worden. Waar Gods Woord een macht is, daar staan deze zuilen overeind. Maar duizenden bij duizenden zijn van dat Woord vervreemd. Het ongeloof is van boven af, mede door de schuld dei' Kerk, thans reeds naar de onderste lagen der bevolking doorgedrongen. Ook hier heeft Gods Woord zijn macht grootendeels verloren. Schuld hiervan is mede dat ongeloof, dat in onze wetgeving van ,het laatste vierendeel der vorige eeuw opper machtig is geworden. Slechts zoowat het vijfde en zevende en vooral het achtste gebod gelden daarin nog, maar zelfs H^rmee is het niet recht ernst meer. Voor een Mh^ÉI^^^^^22r^-oddeliike ordening is in Fransche model is het huwelijk een burgerlijk ver drag, niet meer een ordening Gods, en bijgevolg voor ontbinding vatbaar. En met dat huwelijk is ook het familieleven verscheurd. In de achttiende eeuw was het meer de letterkundige, in de negen tiende eeuw de staatkundige en maatschappelijke invloed van Frankrijk, die ontbindend op ons fami lieleven werkte. De stille, huiselijke geaardheid was de grootste schat dien de Franschen ons ontnomen hebben. Het uit Frankrijk tot ons overgekomen ongeloof der Encyklopedisten knaagt nog altijd aan het merg yan ons volksgeluk. Wel is waar is er in de wetgeving op het huwelijk in ernst nog een overblijfsel van, maar zoolang de burgelijke wet niet weder geheel naar de wet Gods wordt ingericht, zoolang moet er een vloek blijven rusten op ons volk. Slechts door zijne onontbindbaarheid behoudt het huwelijk zijne wijding, slechts in dezen zin is het een goddelijke instelling, slechts onder dit beding kan het door de kerk erkend worden. De dorst naar valsche vrijheid, naar ongebonden heid heeft duizenden van hun huis, van hun gezin vervreemd. Ieder wil zijn eigen heer en meester zijn, en wordt bij slot van rekening toch maar een slaaf zijner zonde. Slechts het Christendom roeit de zelfzucht uit en kan met de huiselijkheid ook het huwelijk weder doen bloeien. Het ongeloof heeft het huwelijk en het familieleven ontheiligd, maar vergeten we ook niet dat de mo derne tijd, de tijd van den stoom, met zijne ver bazingwekkende vermeerdering der bevolking hiertoe heeft meegeholpen. Ik ken een dorp, waarin 35 huisvaders, slechts een of tweemaal per maand een uur of wat hunne gezinnen zien. De leerlingen en gezellen zijn reeds bijna allen buitenshuis woonachtig. Arbeiders en dienstbaren behooren reeds lang niet meer tot het gezin. Al dezen behoorden vroeger tot den huiselijken kring hunner meesters. De heeren en vrouwen verlangen nog wel van de dienst baren de overgave hunner geheele persoonlijkheid, nauwgezetheid, vlijt en gehoorzaamheid, maar welk zedelijk gewin wordt hun daarvoor in ruil geboden De heeren en vrouwen verlangen terecht van den prediker, dat hij hoogst ernstig spreken zal over het vierde gebod, aangezien er zooveel te klagen is over ongehoorzame zonen, onhandelbare dochtersover slechte, ontrouwe en weerspannige dienstboden; maar als men nu op zijn beurt van hen de heilig- houding van den Sabbath verlangt, dan vindt men maar al te vaak doove ooren. En toch is deheilig- houding van den zevenden dag de niet minder on misbare zuil, waar alle wenschelijke orde op rust. Immers de geboden Gods zijn eene omheining met tien palen, al sprong men ook slechts over een der tien heen, dan is men toch buiten de heining en dus buiten het gewijde erf. Ik wil er niet van spreken, dat God in zijn wet eenvoudig geboden heeft: Gij zult den Sabbathdag heiligen, neen, in zuiver wenschelijken zin zelfs is den mensch, nadat hij de uitspraak vernomen had In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten, nooit grooter weldaad geschonken, dan die juist de zevende, de rustdag hem biedt. De arbeider moet zich ook eens het zweet kunnen afwisschen aan 't moede voorhoofd. Hij moet ook eens tijd tot denken hebben, om het zich bewust te worden, dat hij niet slechts een lichaam, maar ook een onsterfelijke ziel heeft. Hij moet 's Zondags niet slechts het lichaam reinigen van de bezoedeling der dagelijksche bezigheden, hij moet ook innerlijk zich reinigen van de onzuivere, alledaagsche gedachten, uit neerdrukkende zorgen zich opheffen, en althans éen dag elke week hebben, niet voor de zorg voor 't dagelijkseh brood, voor de ziel, éen dag ook voor de hernieuwing der banden van liefde tot ouders, yrouw, kinderen, broeders en zusters. Ook de ontheiliging van den Zondag verscheurt de banden van het gezin. Uit q.de Arbeiderskwestieen de kerk.y> De kiesvereeniging De Grondwet te 's-Hage heeft Maandag middag tot candidaat voor de Tweede Kamer (vacature-Wintgens) gekozen, met 55 van de 57 stemmen, den kolonel Sluiter, die bij de ver kiezing in November jl. ook candidaat dezer Ver- eeniging was. Zoowel door de conservatieve kiesvereeniging Vaderland en Koningals door de antirevoluti onaire (.(.Nederland en Oranjeis intusschen de heer A. baron Schimmelpenninck van der Oye candidaat gesteld, zoodat de verkiezing van laatstgenoemde verzekerd is. -De uitslag van het debat in de T weede Kamer over de wijziging dei* drankwet is geweest: lo. dat eerst met Mei 1887 de nieuwe voorwaarden big art. 28 gesteld toe te passen; 3o. dat de Minister van binnenlandsche zaken, ter tegemoetkoming aan het bezwaar van den heer Van der Kaay no. 1 van de voorwaarden voor de gecombineerde bedrijven in dien zin heeft gewijzigd, dat het nu zal luiden: dat de verkoop van sterken drank geschiedt in gesloten flesschen, kannen of kruiken (met wegvalling aldus van «bij hoeveelheden van niet minder dan 3Vü deciliter)4o. dat daarop de heer v. d. Kaay zijn amendement heeft ingetrokken5o. dat een amendement Van Houten om na art. 28 een nieuw artikel in te voegen, strekkende om voor de toe passing van al. 2 van het vorige artikel het bedrijf van banketbakker of confiturier n i e t als eene andere winkelnering te beschouwen, is verworpen met 34 tegen 26 stemmen6o. dat ten slotte het geheele wetsvoorstel is aangenomen met 56 tegen 4 stem men, en de Kamer is gescheiden tot 5 Mei. Het ligt voor de hand dat men dus met 1 Mei in de thans bestaande gecombineerde winkels, ook de kleinste hoeveelheden sterkendrank, maar dan in gesloten fleschje zal kunnen koopen. Dat is in 'tkort het resultaat van deze herziening. KERKNIEUWS. Ned. Herv. Kerk. Beroepen Te Serooskerke (W.) Ds. P. C. Koster te Breede- voort Gelderland. Zeeuwsche Brieven. Geachte Redacteur 1 Welke goede hoedanigheden men den liberalen ook moge toekennen: veerkracht bezitten ze niet Die put men alleen uit een waarachtig beginsel Als zij den oorlog tegen Spanje hadden moeten voeren zou hij bepaald geen tachtig jaar geduurd hebben. Volhouden, wanneer men de macht is, handen heeft; volhouden dus zoolang hetu niets kost is nog volstrekt geen veerkracht. Daarvoor heeft de taal andere namen. Veerkracht blykt eerst dan wanneer aan uw streven opofferingen verbon den zijn. Nu beweer ik volstrekt niet dat er onder de libe ralen geen zouden zijn die voor hun beginsel iets over hebben; het tegendeel is waar. 't Zijn vooral de modernen onder hen, wèl te onder scheiden van de materialisten, die menig offer niet te zwaar achten om hun soms edel doel te bereiken. Dezulken heb ik hier niet op het oog; maar op deze uitzondering na mag zonder vrees voor ernstige tegenspraak beweerd worden dat, waar libe ralen zelf met opoffering vooral van hun geld, iets moeten tot stand brengen, er bitter weinig van komtde een na den ander valt af en hunne geest drift daalt hiermede op het nulpunt. Dit met voor beelden te staven zou vervelend worden, want 't is door ons al honderdmaal gedaan. De Staat met zijne schatkist is hun lieveling. Ontneem hun dien, en ze zitten vol geestdrift met de handen in 'thaar. Zie maar weer, M. d. R.wat gaten ze in d lucht slaan nu de subsidie voor hunne Hooge Burgeressenscholen hun zal ontvallen. Ze ver'gadere ze zullen dit; ze zullen dat en ten slotte zi len ze niets; daar kunt ge bijna wiskunstig zeker op aan. In plaats van er dankbaar voor te zijn dat hur ongedacht en onverwacht de gelegenheid wordl geboden om te toonen dat eene Staatsbedeeling ook in hun oog voor rijke menschen eene schande is, bljjkt het duidelijk dat ze er spijt van hebben, voorloopig dat hapje uit de staatsruif te moeter missen. Hunne hoop om het vroeger of later terug te krijgen houdt ze nog op de been. Strikt genomen wordt het in allen dezen duide lijk dat de liberalen toch niet zoo slim zijn als me! wel zou vermoeden. Ze denken wel, maar denker niet door. Dit is een noodwendig gevolg van hui materialisme, waar artikel 1 aldus luidt: «Hebbel is hebben, en binnen is binnen» A De belijders van die leer letten alleen op het&ifl men ziet en heeft en halen karf; daarin schmJ^H zwakke punt. Ze houden niet genoeg met het feit dat de zaken kunnen vertajM komt er een keer dan zijn ze ten eindt^fl Het zal velen met mij waarlijk benift^| onder al die grootpraters en hoogOj^B zullen gevonden worde^^ÜgÉB[

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1885 | | pagina 2