heen te gaan, en zij heeft ook geen stap terug ge daan, na dien eenmaal te hebben gezet. Zou liet Staatmanswijsheid geweest zijn, indien zij, vervaard door het getier harer tegenstanders, zich had laten verleiden om, óf de liberalen in het rustig bezit te laten van hunne aan de Staatskas ontroofde, op geen wet of recht steunende subsidies óf op een on gelegen oogenblik de teugels van het bewind over te nemen? De liberalen hebben gedurig en op allerlei wijze de antirevolutionairen getart. Deze hebben zich echter niet van den eens voorgeschreven weg laten afbrengen, hoewel wetende, dat zij daar door een eenigszins bespottelijk figuur zouden maken. Zij getroostten zich dat ongetwijfeld ter wille van de goede zaak geenszins uit benauwdheid. Konden zij vermoeden, dat hun bedoeling mede -door het hoofdorgaan hunner richting zoude worden miskend? Wij moeten ons, wegens de ruimte van ons blad} beperken. Ons dunkt dat, zonder buitengewone mate van scherpzinnigheid en welwillendheid, de houding der antirevolutionairen in de Kamer te be grijpen en te verdedigen is. Want ieder weet en kan zien, dat er vooralsnog van eene vereenigde rechterzijde geen sprake isdat het meerendeel d r Roomsche Kamerleden de leiding der zaken niet aandurft, en dat de antirevolutionaire Kamerleden met dat feit te rekenen hebben. Indien dezen maar zorgen zich ook door die achterhoede niet van den rechten weg te laten aftrekken, is er o. i. geen reden om voor hunne houding bevreesd te zijn. Slechts zou dit laatste het geval zijn, indien de zware beschuldiging van «de Standaard» dat zij te weinig opkomen voor de eer van Gods Naam, waarheid bevatte. Ons dunkt, dat althans zulk eene beschuldiging met bewijzen diende te worden gestaafd. Voorze ker nooit genoeg kan voor dien Naam gestreden worden. Maar bestaat die strijd enkel in het hou den van redevoeringen Heeft men gezwegen, wan neer die Naam werd aangerand? liet tegendeel is waar. Is het noodig ten allen tijde, ook op onge paste oogenblikken, deze hooge belangen te bespre ken? Kan niet in stille, eenvoudige, voortdurende bekamping van den vijand meer toewijding schui len, dan in de uiting van bittere en felle veront waardiging? Is er zelfs geen gevaar, wanneer ons het bloed naar het aangezicht vliegt, als we op alle manieren merken, hoe men er op uit is om door Staatsinvloed het volk van Nederland van God en Zijn Woord af te trekken is er geen gevaar, dat wij, op zulk een oogenblik nog meer veront waardigd zijn over de hardnekkigheid, waarmee men niet naar ons wil luisteren, dan over de aanran ding van de eere GodsIs ijver voor den Naam des Heeren en ijver voor eigen grootheid niet eene verwarring, die dikwijls voorkomt! En kan de belijdenis van den Naam onzes Heeren niet ook ge schieden, door zich toe te leggen op zelfbeheer- sching volhardingzelfverloocheningnederigheid, waardoor men een ander uitnemender acht dan zich zei venvergevensgezindheid bestrijding van eer- en heerschzuchtzachtzinnigheid enz. Ongetwijfeld, zal «de Standaard» antwoorden, en in die belijdenis zijn dan ook zekerlijk de antirevo lutionaire Kamerleden tekort geschoten. Wij ge- looven dat ook, en ook wij bidden onzen vrienden toe, elk uur en elk oogenblik te bedenken in Wiens Naam zij dezen heiligen strijd strijden. Maar wij hebben geen enkele reden om den antirevolutionai ren tekortkomingen op dit gebied te verwijten, en kel op grond, dat zij niet genoeg gesproken, of niet krachtig genoeg doorgetast hebben. Als twee partijen tegenover elkaar staan, waar van geene in zich zelve genoegzame regeerkracht Jiezit, en waarvan ook geene zich krachtig bewegen -■^^onder de ander omver te werpen en dan nas.t inge- veerde, publieke kastijding den vijand niet meer nut doet dan den vriend voor wien ze bestemd was, laten wij den verstandigen lezer ter beoordeeling over. BINNENLAND. Grondwetsherziening. Het Regeeringsvoorste! lot. grondwetsherziening is, naar het ons voorkomt, eene bespotting der anti-revolutionaire party. Het onrecht ons door de art. 194 en 168 aange daan blijft bestaan, en in betrekking tot de Eerste Kamer hoegenaamd geene verandering ten goede. Ons zou het verblijden indien gekrenkt rechts gevoel de onzen besluiten deed er geen de minste notitie van te nemen. Het fatale en beleedigende voorstel afstemmen, zou bij ons het eenige zijn, dewijl het niet meer waard is. De Kiestabel. Met het volk achter de kiezers spotte men vaak als Groen van Prinsterer er zich op beriep. Het was de domme menigte die de wet niet kende. Toen de meerderheid der Natiu bij gelegenheid van het welbekende smeekschrift zich tegen de zoo genaamd neutrale staatsschool had verklaard, bei-iep men zich op de kiezers, daar dezen behoorden tot de meer belanghebbenden en ontwikkelden. En nu ook de meerderheid niet alleen der kiezers maar zelfs der Kamerleden tegen het liberalisme partij heeft gekozen, blijft men in den Haag toch spreken en handelen, alsof dit alles niet hadde plaats gehad. Het Ministerie drijft in woorden en wetsvoorstel len den spot met de anti-liberalen, bijname met de anti-revolutionairen. Natuurlijk doet dit de liberalen vroolijk zijn. De kiestabel laat in het schijnbaar liberale Noor den, zelfs in Sneek, alles in rusteen in het mid den en Zuiden des lands tracht zij de liberalisten er mee op te helpen. Nog meer door verknipping dan door de nieuwe kiesdistricten. De anti-liberalen moeten eenvoudig toonen op dit gebied klaar te zijn, en dus eene nieuwe rechtvaar dige indeeling indienen. In de zitting der Tweede Kamer van Vrijdag is ingekomen een wetsontwerp tot herziening der kies tabel. Het ontwerp zal worden gedrukt en rondgedeeld. Naar men verneemt wordt bij de nieuwe kiestabel aan Amsterdam, Rotterdam, en Den Haag een lid meer toegedeeld, Steenwijk wordt een dubbel district, terwijl nieuwe districten worden voorgesteld te Apeldoorn, Breukelen, Zaandam en Bergen-op-Zoom. Juist dus zooals wij reedseenigen tijd geleden hebben medegedeeld. Haarlem blijft een dubbel district. De regeering heeft mede aan de Tweede Kamer ingezonden de lang verwachtte voorstellen tot Grondwetsherziening. Door onze beperkte ruimte gedwongen bepalen we ons tot de voorstellen betreffende kiesrecht, art. 168 en de defensie. Art. 494, de groote strijdvraag, blijft onaangeroerd. De nieuwe regeling van het kiesrecht luidt aldus «De leden van de Tweede Kamer worden recht streeks gekozen door de meerderjarige mannelijke ingezetenen, Nederlanders, die als hoofden van huisgezinnen, krachtens eenig persoonlijk of za kelijk recht, eene woning van eene door de wet voor iedere gemeente bepaalde jaarlijksche huur waarde in gebruik hebben. »De bedoelde wet bepaalt het vereischte mini mum van jaarlijksche huurwaarde in geene ge meente lager dan op f50, voor de ongestoffeerde woningvoor de gemeenten, waarvoor een hooger minimumcijfer wordt bepaald, wordt zooveel mogelijk ongeveer dezelfde evenredigheid tusschen het getal kiezers en het zielental der bevolking in acht genomen als in de gemeenten, die het laagste minimum hebben.» De derde alinea ontneemt het kiesrecht aan gevangenen en veroordeelden, aan hen die van het beheer hunner goederen zijn ontzet, aan hen wien de rechter het kiesrecht ontnam en aan hen, «wier aanslag in een of meer rijks dir. belastingen in het laatst vorig jaar wegens wanbetaling oninvorderbaar verklaard is en niec werd aangezuiverd.» Art. 77 zal luiden: »De tweede kamer zal bestaan uit honderd leden, die gekozen worden in kiesdistricten. de hoogst aangeslagenen, naar den maatstaf van 1 op elke 2000 zielen in elke provincie. Noord'Bra- bant benoemt 6, Gelderland 6, Zuid-Holland 10, Noord-Holland 9, Zeeland 2, Utrecht 3, Friesland 4, O/erijssel en Groningen 3, Drenthe 1 en Limburg 3 leden. Art 81«De leden der tweede kamer worden gekozen voor vier jaren. Zij treden te gelijk af en zijn dadelijk herkiesbaar.» De aftreding der leden van de eerste kamer blijft onveranderd. Ter toelichting van deze artt. stelt de regeering voorop, dat de kieswet op den duur niet meer be vredigt de periodieke herziening der kiestabel moest leiden ei. heeft geleid tot een periodieke verknipping van de kaart des lands, zoo al niet willekeurig, dan toch zonder waarborgen tegen willekeur. Voorts is voor betalen van belasting eenvoudig aanslag genomen. En ook het voorschrift omtrent de plaatselijke ge steldheid is duister. Bovendien bleek dat aannemen van eene belastingsom als eenige maatstaf groote bezwaren te hebbenmen sloot bekwame en kun dige personen uit, en belemmerde, wegens den in vloed op het kiezerscijfer, menige verbetering op belastinggebied. Terecht is dan ook de staatscom missie uitgegaan van het denkbeeld, dat de redelijkste grondslag voor het kiesrecht ware de hoedanigheid van huisvader, hoofd van het gezin, pater familias, mits werkelijk deelende in de algemeene lasten. De reg. deelt echter de bezwaren, door de heeren Tei legen en Asser tegen het voorstel der staatscommissie aangevoerdmet uitzondering van de lijst der capa citeiten, sluit zij zich in hoofdzaak bij de meening van prof. Asser aantoekenning van het kiesrecht aan eiken huisvader, met een matigen waarborg van gegoedheid, bijna geheel als in Engeland met opvatting van het woord «woning» in zeer ruimen zin, dus ook kamers omvattende. Dezelfde huurwaarde vertegenwoordigt echter op verre na niet overal dezelfde mate van welstand. De reg. vleit zich daarvoor een goede norma te hebben aangegegeven. Betrouwbare statistieke gegevens stellen in staat, eene goede regeling te maken, terwijl men bij kleine verschillen aan de milde zijde zal beslissen. Thans zijn er 128578 kiezers, of 3,04 ten 100 der bevolking. Met een uitvoerige becijfering toont de regeering aan, dat er in het rijk zijn 357683 personen die f 50 en 287513 die f 70 of meer huur waarde verwonen, resp. 8,46 en 6,80 ten 100. Naar haar voorstel rekent de regeering, dat er aanvan kelijk 252000 kiezers zullen zijn. Het getal leden der tweede kamer stelt zij op 100omdat er nu reeds 94 moeten zijn. Zonneklaar is door onzen uitnemenden volks vertegenwoordiger de Savornin Lohman in zijn voortreffelijk boekde Vrije School de onwaarheid aangetoond van het beweren der «liberalen», dat de Staatsschool de school is, waaraan de natie ge hecht is. Maar ook de dagelij ksche ervaring bewijs: de valschheid dezer leuze. Immers ondanks de ongunstige tijden, welker nadeelige invloeden ook de christenen gewaar worden, neemt de offer vaardigheid der geloovigen voor de Vrye School, de school met den Bijbel, steeds toe. Gedurig aan wordt in de dagbladen melding gemaakt van het oprichten of uitbreiden van Christelijke scholen. Zoo mag met oprechte dankbaarheid aan den Heere getuigd worden, dat de Christelijke School voor on- en minvermogenden op het Molenwater te Middelburg in alle opzichten toeneemt in bloei. De vrijwillige giften, voor hare instandhouding noodig, vloeien mil- delijk toe't aantal leerlingen breidt zich gaande weg uit en is thans gestegen tot 200. De aan houdende aanvragen tot plaatsing van nieuwe leer lingen hebben het bestuur aanleiding gegeven om plannen te beramen tot vergrooting der school. Wie zich over dezen loop der zaken moge ver heugen, de Staatsschoolmannen niet. Met leede oogen zien zij het aan, dat hunne prachtige en kostbare inrichtingen, gebouwd op kosten der Staats kas en dus ook met de penningen van hen, die zoo ondubbelzinnig toonen, dat zij van deze scholen niet gediend willen zijn, bij lange niet gevuld worden./ Toch worden geene middelen ontzien om er leerlir gen heen te drijven. Wij vernamen dezer dagjy^ dat eenige heeren zich de moeite geven de oojJ^k wier kinderen gebruik maken van de stads- bewaarscholen, met een bezoek te vereeren,£j^Ê de hen aan te sporen, hun kinderen aJflH leeftijd van 6 jaren bereikt hebben^ n&JM bare lagere scholen te zenden. komendheid en vriendeliftH^tfÉÉB

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1885 | | pagina 2