Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-historisch blad voor Zeeland 1882. Saterdag 16 December. iV. 993. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs pe»* drie maanden francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJ TAAK, ie Biddelbuig en Wed 4. C. H JONGE. Ie Goes. j Prijs der Advertentiën: PerregeJ 10 ets.; Familie-berichten van 1 6 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. erasing der proofing. Zeer onlangs schreven we een artikel getiteld Ons Geld." In dat artikel zeiden we ook het vol ,Komen er afzonderlijke posten voor ten be hoeve van de onbil ijke, onrechtvaardige en door en door onchristelijke «ch«>olwet, dan meenen we, dat de anii-revolutinr.aire afgevaardigden on er- biddalijk moeten tegen stemmen" Zitten die posten onder andere geschoven cn verscholeD, zijn ze in het eeheel, in de geheele begrooting van Binnenlandsche Zaken opgenomen, welnu, dan is het zouden wij zeggen haat ook den "»k, die met het vleesch besmet is. Zij, et bijna-onmogelijke, wederrechtelijke en door Si door onchristelijke on9 opleggen, maken dat noodzakelijk e.n zijn er daarom de oorzaak van. Eeue begrooting, waarop ruim zeven millioen voor het sectarisch «taats-onderwijs voorkomt, kreeg onze stem niet. Toen onze vroede, rrome vaderen door Spanje in hunne vrijheden en ïechten verkort en de privi legiën niet gehouden werden, hebben zij ook eerst herstel van rechtmatige grieven geëischt vóór dat zij steeds meer geld wilden opbrengen. En wij zien er niets in, als onze Volksvertegen woordigers van hunne bevoegdheid en rechten ge bruik makende, ook in uien geest spreken en handelen. Het is de plicht en de eerste taak dier Vertegen woordigers op te komen en te waken vo»r de vrij heden en de rechten des volk. Het is hun pl cht en Laak om, al wie deze vrijheden en rechten aan tast. het ^halt" toe te roepen. Gelden toe te staan om de kinderen des volks, tegen den wil van het volk, van den God nes Bijbels te vervreemden en alzoo de natie te deruo- raliseeren is niet geoorloold. Hij die er geld voor toestaat, doet er o. i. aan meê. Gaarne zijn wij ingelicht indien wij ons hierin vergissen." Na dat dit geschreven was schreef de hooggeachte van L)e Provinciale Noordbrabanter" twee achtereenvolgende nummers over dit onder Als altijd was ook nu uit dat schrijven te leeren. We zijn er dau ook den schrijver dankbaar voor. Voldaan zijn we echter niet. Wij zijn dat niet, omdat we nog niet overtuigd zijn. Geloof ons, dat we, vooral tegenover dien Redacteur, wiens meerderheid wij zoo gemakkelijk zoo gaarne erkennen, ons ongelijk zouden willen uitspreken, indien wij er maar van overtuigd waren. Met .veel, met zeer veel zijn wij het hartelijk eens. Een begrooting verwerpen om redenen daar buiten gelegen kan ook onze goedkeuring niet weg dragen. Als men de regeeringsbeginselen afkeurt van den bij de begrooting betrokken Minister, of men acht niet de rechte man op de rechte plaats, dan men zoodanig Minister niet treffen door zijne ng af te stemmen maar liever door eene Z.Excell. zeggen, waarop het staat. Maakt men hem hef regeeren onmogelijk door zijne begrooting af te stemmen om even genoemde redenen, 't is duidelijk,, dat men dan de begrooting afstemt om redenen buiten de begrooting zelve ge legen. Dat nu is niet edel. We gaan een schrede verder en stemmen ook toe, dat men in zekér opzicht niet zeggen kan, dat redenen in de begrooting de wet doen verwerpen, indien namelijk de begrooting slechts posten bevat, die uitgaven behelzen, welke het noodwendig gevolg zijn van reeds aangenomen wetten. Immers in dat geval vraagt de Minister slechts wat hij volgens de wet moet vragen. En men kan alzoo met de wet in de hand op zijne begrooting geene aanmerking maken. Er zit dus ook in zijue begrooting, die aan de eenmaal aangenomen wetten uitvoering geven zal, niets dat reden tot verwerpiug oplevert. Doch ganseh anders is en wordt het reeds, wan neer op zulk eene begrooling ook nieuwe en vrije uitgaven voorkomen. Om met de woorden van den heer Schaepman i te spreken, die deze week in de Tweede Kamer ook I over deze zaak sprak »Ten opzichte der nieuwe en vrije uitgaven is ieder lid der Kamer niet alleen volkomen vrij, maar wordt hij door niets ter wereld gebonden. Nu kan het geschieden, dat door zulke nieuwe uitgaven, voor ieder man van eer en geweten, de geheele begrooting min of meer wordt bedorven, en de goedkeuring hem onmogelijk wordt gemaakt.« »Haat ook den rok, die met het vleesch besmet is," schreven wij, toen we dezelfde gedachte uit drukten. »Nieuwe en vrije uitgaven, nu komen, ook weer j dit jaar, op de begrooting van den Minister van Binnenlandsche Zaken voor en dat wel, voor het reeds zooveel geld verslindend en door en door partijdig lager-onderwijs. Nu zijn er dus in elk geval terdege redenen in de begrooting zelve, die tot hare niet goedkeuring kunnen leiden. Bij verwerping op dezen grond kan het alzoo, o. i. niet heeten «verworpen om rede nen er buiten gelegen." De Minister, die bij zijn optreden gezegd heeft, dat hij voor de toekomst het bijzonder Onderwijs als regel en het Staatsonderwijs als uitzondering zou wenschen brengt niettemin een zekere post ten behoe ve van laatstgenoemd onderwijs op zijne begrooting veel hooger dan zélfs de Minister Six heeft gedaan; een post daarenboven die, volgens de geheele anti-revo lutionaire partij, vele roomschen en ook den heer van Houten, niet door de wet geëischt wordt. Of men nu, wijl er in de begrooting niet door de wet geeischte en volstrekt niet gewilde posten voorkomen, haar zijne stem behoort te onthouden is, we erkennen het, nog eene andere vraag. Velen meenen, dat men ook in dit geval het door den heer Schaepman aangewezen voetspoor niet bewandelen moet. Wel moet men met hem beproeven om zoodanige posten van de begrooting te verwijderen. Doe is dat pogen vruchteloos, dan moet men ook weer dezen post voor rekening der voorstemmers latende, toch voor de begrooting stemmen. Nu dunkt ons, dat men, wijl de deelen tot het geheel, de bewuste post dus tot de begrooting be hoort, dat men voor het geheel, voor de begrooting» niet stemmen kan, of men stemt ten slotte ook voor het deel, voor den bewusten post. En daar de post niet steunt op eene reeds aan genomen wet, zoo is men volkomen vrij, en staat men bij het uitbrengen van zijne stem niet tegen over reeds aangenomen wetten. Men zal, door en om die reden tegen te stemmen de Ministers leeren niet wéér zulke nieuwe, vrije posten op de begrooting te brengen op de be grooting te brengen, na haar aan dit of dat wets artikel te hebben vastgemaakt. Het wordt anders voor een minister verleidelijk om, wat hij voor een en ander begeert, maar op de begrooting te brengen, Da het, als zoo even gezegd is. te hebben vastge haakt. Want elk weet, dat hij bij afzonderlijke wefc het er niet zoo gemakkelijk door krijgt. En dit geldt bij name in het onderhavige geval. Immers nieuwe vrije uitgaven, voor het lager on derwijs, bij afzonderlijke wet wie zou er thans meê voor den dag durven komen Geloof ons, als het niet gold nog alweer een verhoogde post voor het onderwijs, waar wij zelf# om der consciëntie wil moeten tegen zijn, we zouden zoo Diet spreken. Want, we stemmen ook al toe, dat de begrooting niet moet verworpen worden om élk bezwaar dat men heeft tegen deze en gene post eener be grooting. Want het is zoo, dat dan het regeeren bijna ieder Minister zal worden onmogelijk ge maakt dewijl het ééne lid op deze en het andere lid op gene post er zijn zooveel posten in een begrooting aanmerking heeft. En wanneer nu allen, die aanmerking hebben op de deeleü, daar om stemmen tegen het geheel, dan zal er bij zeer vele begrootingen eene meerderheid zijn, die den betrokken Minister niets toestaat. Op die wijze nu zou men regeeriugloosheid doen ontstaan. En het einde daarvan is niet zoo spoedig te doorzien. Doch stemt men in het onderhavig geval tegen dan is dat voor rekening èn van den Minister èn van de liberale meerderheid, die door hei onrecht nog eens op zulk eene ïnconstitutioneele wijze to verhoogen, zulks plicht hebben doen worden. Maar dat gecursiveerde „in zeker opzicht(zio boven) moet nog tot zijn recht komen, dus nog duidelijk gemaakt worden. Zie, ïs eene begrooting naar de wet dan kan men met het oog óp de. wet ook niet zeggen, dat zij om wat er in staat zou moeten afgestemd worden.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1882 | | pagina 1