BINNENLAND. taking brengen, hen leeren gehoorzamen aan 't zelfde bevel, en boven alle standsonderscheid en boven alle afwijking van meen ngeu een hoogere gemeenschap krachtdadig hun inscherpen. Eén dograe voor allen daardaadwerkelijke toewijding aan het vaderland, één zelfde hoogernstige eisch aan allen daar ieder oogenblik zijn leven veil te hebben voor den geboortegrond." Mooi gezegd Dat kan Al die verschillende orthodoxe en «liberale" bur gers met elkander in aanraking, één onder 't zelf de bevel. Maar niet aan de Utrechtsche linie. Dat kan alleen op een storraachtigen dag buiten Scheveningen, aan boord van een monitor, van zoo'n ijzeren ratte val. Er moet in ons volk veel veranderen, zal Jt een flink volk zijn. De kwalen, die 't gevolg zijn van afval van God, uitkomende in 't verval der zicht bare kerk, zijn door geen wetgevers en geen wetten te genezen. Wel kunnen deze aan genezing tege moet komen. Herstel is 't werk Gods in de harten. Wat echter kan gedaan worden beter heden dan morgen het is het wegnemen der bestaande, ieder bekende grieven. Op het puin der schoolwet-citadel kunnen we vrede sluiten. Maar helaas, het lijkt er nog niet naar Zie het drijven van «liberalen" in de zending van Dr. Jonkman. Zie het drijven der modernen in zake het onder- teekeuingö-formulier voor aankomende N. H. pre dikanten, vermeld in ons vorig nummer. Dit zijn teeken'H, dat men nog van geen toenade ring weten wil, dat de kans op herstel vooralsnog hopeloos staat, Met blijdschap zagen we daartegen, dat bijv. de Middelburgsche Courant, geen dr. Jonkman aan de Tranvalers wil opdringen.. Met blijdschap begroeten we het pleidooi van den heer Hooijer voor nationaliteitsgevoel, voor volkséénheid. Wie ginds niemand ongewenschte hulp of onge- noode gasten wil opdringen, moet eindelijk ook hier voor recht en vrijheid spreken. Wie éénheid nastreeft als doel, moet eindelijk ook de middelen willen. Wanneer zal de razernij der «liberalen" zijn uit geraasd Het rapport, in zake het vergaan van de Adder uitgebracht, heeft velen dankbaar gestemd en toch onvoldaan gelaten. Alle mogelijkheden, die tot de ramp kunnen geleid hebben, zijn vermeld, en met de meeste zorg overwogen. De lessen, uit het gebeurde te jutten, zijn met groote helderheid gegeven en verklaard. Er is meer dan genoeg aarde aangevoerd, om den put boven het verdronken kalf te dempen. Zullen wij nu zeggen dat de openbare meening niet voldaan is, omdat zij op alle manier een weg te jagen zondebok, een zoenoffer voor de 65 dooden eischt Neen, dat niet. Zij eischt echter terecht dat de schuldigen, en die zijn er, als zoodanig zullen genoemd worden, met den viDger zullen aange wezen worden. Dat is niet te veel geëischt. Wij moeten echter opkomen tegen een paar regels in het overigens door ons onderschreven oordeel van De Standaard. Dit blad eischt»een scherp oordeel over de kustvisschers, die hulp hadden kunnen verleenen, en het om hun schrobnet lieten/' De Standaard acht in de ure des ge vaars alle menschen volkomen gelijk, tusschenkomst, van wien dan ook, in die ure plichtmatig. Wij ook. Maar van die gelijkheid zijn niet alle menschen zich helder bewust. De bestaande maatschappelijke verhoudingen zijn er niet naar. Hoeveel hooger geplaatsten in werkelijken rang of in dwaze inbeelding zien niet met minachting op den mindere in rang of naar ongerechtvaar digde schatting neder? Hoeveel hoogere burgers, ambtenaren, gestudeer den, kooplieden met kantoor, fabrikanten, zien niet met minachting neder op minder gegoeden, be lastingschuldigen, «ploerten," winkeliers, ambachts lui Wat is de militair niet de hoogere, de meerdSre in veler oogen boven den burger Zijn de oorlog schepen niet de aristocraten op den heirweg van den oceaan en in de stegen tusschen onze zand banken Als daar een groot heer wandelt, doodsbleek, met onzekeren tred, zal dan een menigmaal geminacht, menigmaal afgesnauwd- werkman maar dadelijk de vracht van den schouder werpen en durven zeg gen mijnheer mag ik u t'huisbrengen Er zit in vele onzer landgenooten eene ingebeelde voornaamheid, eene verwaandheid, die den ouden schoolmakker voorbijgaat, zonder diens groet te beantwoorden, die den werkman als een minder wezen beschouwt. Kunnen deze verkeerde maatschappelijke verhou dingen, welke wij niet willen wijten aan den ons persoonlijk onbekenden kommandant van de Adder en de ons even onbekende visschers, geen aanlei ding hebben gegeven tot de koele onverschilligheid, met welke men elkander op zee voorbijgaat, zoo als honderdmaal per dag op straat Een correspondent der Middelburgsche Courant zou niet gaarne willen zien, al ware te Goes de toestand der gemeente-geldmiddelen nog ongunstiger dan thans, dat daar de post zou worden ingetrokken voor het tracteeren der kinderen van de bewaarschool der 2e klasse op het Sint Nicolaasfeest. Hij zou zelfs het onthalen der kinderen willen uitbreid n tot de lagere scholen voor on- en minvermogenden. Wij vinden het goed, dat er gedacht wordt aan de kleinen, die met begeerige blikken staan te watertanden voor de winkels, waar alle spijze, die bak kers werk is, ligt uitgestald. Wij vinden het uitnemend dat het comité tot wering van school verzuim zich die zaak een volgend jaar aantrekke, doch niet dat de gemeente, zoo noodig, daartoe mede- icerke. Dit «zoo noodig" van den Goeschen correspondent in verband met de gemeentekas, is weder een trek van »lioerale" mildheid uit auderer beurs, een trek van «vrijzinnige" beschikking over hetgeen hem noch het gemeentebestuur toekomt. Dat er bloemen gestrooid worden op het pad van mingegoede kleinen zal wel niet gewraakt worden door ons, die met tal van geestverwanten in den lande druk in de weer zijn om de zondag schoolkinderen, zonder bezwaar van eenige openbare kas, aller we. e te onthalen. Maar de «schrille con trasten, die de maatschappij oplevert.zouden slechts te schriller worden, als de gemeentekas alweer maar eens aangesproken moest worden voor tractaties op overheidsscholen. Nadat de Tweede Kamer Maandag had bepaald, dat de staats begrooting op de gewone wijze zal behandeld worden, werd een aanvang gemaakt met de algemeene beschouwingen. Met weinig opge wektheid scheen het jaarlijks debat over onzen politieken toestand te beginnen. De heer Gratama betoogde de moeilijk te betwisten verantwoordelijk heid van den Minister van Fiuancien voor de uit gaven van ieder departement, de heer Viruly wenschte de begrootingen meer gespecificieerd te zien. De heer Wintgens hield daarna eene van zijne bekende groote redevoeringen om te betoogen dat de ondergang der conservatieve partij, en daardoor de ellendige i-artijformatie oorzaak was van onze politieke malaise. Ook de heereu van Baar, Oorver Hooft, van Nispen, Heydenrijk en Haffmans weten aan de ellendige partijformatie, in verband met de schoolkwestie, door den heer van Nispen onze erfzonde genoemd, de ellende van onzen toestand. Wij hebben geen partijformatie meer.Er is een rechts en een links in deze kamer. O ja, maar alleen met beerekking tot de schoolquaestie. Daar hebben wij eene linker- en rechterzijde, met uitzondering van zeer enkele leden. Op geene andere quaesties wordt gelet, noch in de Kamer, noch bij de stembi schoolquaestie domineertja als er over de scho quaestie gestemd wordt, kan men aan het hoof van den commies-griffier bemerken wie voor of tegen de schoolwet zijn, aldus mr. Haffmans. Door den heer Goeman Borgesius werd een krachtigen aanval op het kabinet gedaan. Dien spreker, tot de radicalen van het Noorden behoo- rende, verweet het ministerie ontrouw aan zijn pro gram, oneenigheid in eigen boezem en lichthartig heid bij het behandelen van 's lands zaken. Enkele sprekers uit de oppositie o. a. de heer Haffmans en Heydenrijk wezen o. i. terecht op het onge paste van deze scherpe critiek door dien afgevaar digde: «Gij moest daar zitten" zei mr. Haffmans tot den heer Borgesius. De liberale partij behoort den last der regeering te dragen, en indien gij en uwe partij niet regeeren kunnen, weest dan dank baar dat anderen uwe zaken waarnemen, maar doodt den tijd niet door nuttelooze aanvallen. Tot afwisseling van deze klachten en afkeuringen spraken de heeren de Jong van Blom en Gleich- man over onzen treurigen fiuancieëlen toestand, die ieder jaar zorgelijker wordt, zonder dat iemand in staat schijnt uitzicht op verbetering te schenken. De Minister van Binnenlandsche Zaken verklaarde met genoegen te zullen zien dat eene motie van wantrouwen door den heer Borgesius werd ingediend. In afwachting van een kabinet dat meer homogeen is dan dit, zal hij trachten het vroeger bekend ge maakte programma uit te voeren. De minister van financiën heeft zijne nieuwe wet op 't personeel gereed, die bestemd is aan de ge meenten een ruimer gebied van belastingheffing te gevendeze wet zal gepaard gaan met eene wet, «die uitdrukt, dat de lasten van den Staat niet alleen op den grondeigendom moeten drukken/* Eene rentebelasting alzoo, of eene belasting op het roerend kapitaal De minister bewaart blijkbaar zijne verdere onthullingen tot hoofdstuk VII B (Financiën). Door de antirevolutionaire leden werd ditmaal geen deel genomen aan het debat. Heden is Hoofdstuk II (Hooge Collegiën) het eerst aan de orde, De Eerste Kamer der staten-generaal heeft Maan dag avond te 8 ure hare werkzaamheden hervat. De Voorzitter sprak een woord van hulde aan de nagedachtenis van dr. Büchner en stelde de geloofs brieven van diens opvolger, mr. H. J. Pynappel, in handen van een commissie, die later rapport zou uitbrengen. De Kamer nam de verschillende regeeringsontwerpen en beseheiden in ontvangst en benoemde daarna hare afdeelingen. De Minister van koloniën heeft aan het slot der zitting van Maandag het volgende telegram uit Atjeh medegedeeld »In de vorige maand is het gebied van den radja' van Passangan, die met naburige staatjes in oorlog' is, meermalen door onze oorlogsschepen getuchtigd ook kampongs bij Samalangan zijn beschoten tot ontzet van den radja, die door zijne tegenstanders was ingesloten. Naar Pieng en Moenroe zijn tochten gemaakt; aan de vijandelijke bende zijn belangrijke nadeelen toegebracht en zij is uit hare stelling gedreven, wij hebben 15 gewonde minderen en kapitein Bitter is gesneuveld". De heer De Casembroot heeft op de Marine- begrooting drie belangrijke amendementen voorge steld. Het eerste strekt om daarop een memoriepos te brengen voor het vestigen van eene inrichting te Vlissingen of te Ymuiden tot opleiding van scheepsjongens. Deze verandering in de wijze van opleiding der scheepsjongens berust op de meening van den voorsteller, dat de opleiding aan den wal in een gebouw veel doeltreffender moet zijn dan de tegenwoordige, en veel minder officieren en onder wijspersoneel zal behoeven. Hij berekent, dat de opleiding van een duizendtal jongens tot scheepsjon gens en lichtmatroos f 150,000 's jaars minder zal kosten dan de tegenwoordige opleiding op de sche pen. De opleiding aan den wal zou moeten plaats -

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1882 | | pagina 2