Nieuwe Goesche Courant,
Christel/jk-historisch blad voor Zeeland,
Saterdag- II) November.
i\:°. SMW.
- m B2.
f HET ZUIDEN,
Verschiint eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs pe" drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
OITGAVE VAN
1'. G. W IJ T H iH. ie Jliddelbuig
EN
Wed. A. C. I)Ë JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1-
regels 1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
A T ,1 E II.
In het debat over de Indische begrooting waarmee
de Tweede Kamer zich nu gedurende drie dageu
bezig houdt, leverde de toestand in Atjeh ook
ditmaal weder een belangrijk aandeel. Deze zoo
roekeloos begonnen, en zoo ongelukkig voortge-
zetten strijd, moge met recht den naam van een
finaucieele ramp voor Nederland dragen, meer nog
dan dezen millioenen-verslindenden strijd op Su
matra's Noordkust, is misschien de moreele schade
aan het gezag van Nederland in zijn uitgestrekte
koloniën, aan het vertrouwen op zijne regeering,
door de wonde die daar ginds bloedt en blijft
bloeden, toegebracht.
Niet zonder bezorgdheid kunnen wij op de tien
jaren van onze inmenging in de zaken van Atjeh
terugzien, eene bezorgdheid die vragen doet of
eindelijk, eindelijk door persoonlijke veeten, door
kabaal, door het afbreken van namen en reputa-
ien, door het koelen van wrok en nijd door
onderlinge verdeeldheid in éen woord, onze prach
tige koloniën niet weldra voor ons zullen verloren
zijn.
We hebben de dagen beleefd toen Atjeh onder
worpen moest worden. Nederland had zich tot
veler ergernis, met die taak belast. De namen van
een Loudon en Fransen van de Putte werden tot
strijdleus in- Nederland verheven. Evenwel, hoe
verschillend deze Minister van Kolomen en dezen
Gouverneur-Generaal ook beoordeeld mochten
worden, de zaak lag er eenmaal toe, Atjeh moest
onderworpen worden. Door strenge middelen of
door toegevendheid Ziedaar een strijd om de
namen Van Swieten en Verspijck gestreden. Wat
berg van dagblad-artikelen, wat tal van boe
ken en boekjes zijn verschenen om deze man
nen te bewierooken of te verguizen. Na een
lange, lange lijdensgeschiedenis wordt Van der
Heyden naar Atjeh gezonden, en nu zijn de
namen Van der Heyden en Van Lansberge (toen
malig Goeverneur-Generaal) middelpunt van een
bitteren strijd, die eindigt met het instellen van het
burgerlijk ioplaata vau het militaire bestuur in
Atjeh en het ontslag van den Gouverneur-Generaal
Van Lansberge.
Eindigen Ja, de eerste periode van den
strijd, die, wie weet misschien niet tachtig jaren
eene der treurigste hoofdstukken der geschiedenis
van ons koloniaal bestuur zal uitmaken.
In de n amen Pruys van der Hoeven en Karei
van der Heijden belichaamt zich nog eenmaal de
strijd, thans tusschen militair en burgelijk gezag
in het onderworpen gewest. Die strijd ontbrandt
niet alleen in de Tweede Kamer en in de dagblad
pers, maar ijveraars voor het militair gezag zoeken
die thans ook bij de natie te brengen.
In de Tweede Kamer was de beschuldiging van
wreedheid door den oud-minister van Golstein aan
diet adres van den generaal van der Heyden ge
klit, oorzaak van de hartstochtelijkheid waarmede
sinds de Delftsche afgevaardigde de Casembroot,
bij iedere gelegenheid voor het militair bestuur van
Generaal van der Heyden in de bres springt.
In de dagbladpers was het vooral IlandeUllad
en Utrechtsch Dagblad die niet hebben opgehouden
alle kwaad van het burgerlijk bestuur in Atjeh te
melden, en met niet verflauwde begeerte naar her
stelling van het militair bestuur uitzagen.
De burgemeester van Monnikendam, de Unie,
Vereeniging tot bevordering van Staatkundig leven
te Arasterdam, eenige Utrechtsche hoogleerareu en
de kwartiermeester Kley hebben zich beijverd om
de vraag die hun zoo zwaar weegt bij de natie
over te brengen.
Met welk gevolg
Dat de natie over 't algemeen genomen, zich
buiten staat gevoelt, om in dit geschil uitspraak
te doen.
Maar dat de natie, althans een groot deel
daarvan, met instemming het voortreffelijke slot der
rede van mr. Keuchenius lezen zal, Woensdag il.
in de Tweede Kamer uitgesproken.
Hij zeide
»Wij prijzen het in de Transvaalsche Boeren dat
zij getrouw aan de herinneringen van den worstel
strijd van hun en ons voorgeslacht tegen Spanje,
zich verzet hebben tegen de annexatie van Engeland.
Wij willen dankbaar zijn voor Gods oneindige
goedertierenheid jegens Nederland, waardoor we
nog zij a die wij zgu een vrij, een zelfstandig, een
rijk gezegend volk.
Wij willen dat aan de boorden van Theems en
Seine, van Weichsel, Spree eu Ne wa worde gehoord:
tVjj willen niet geannexeerd, wordenmaar zullen
wij dan, nu men eenmaal in Atjeh den toestand
van vrede in het leven heeft geroepen, wederom
een strijd op leven en dood met de Atjehsche be
volking aanvangen Het grootste gedeelte van
die bevolking is reeds uitgeroeid of gestorven. De
statistieke opgaveu, behoorende bij het Koloniaal
Verslag, toonde aan, dat in Groot-Atjeh niet meer
bevolking is dan 29,000 zielen, terwijl de bevolking
van geheel Atjeh, met de West-, Noord- en Oost
kust, te zamen niet meer bedraagt dan 445.000
zielen, gevestigd in een land dat eene uitgestrektheid
heeft van 928 vierkante geographische mijlen. Een
bevolking van 445.000 zielen, gelijk aan die van de
residentien Djocjocarta, Bezoeki en Probolingo,
die slechts eene uitgestrektheid hebben van onge
veer, 54 vierkante geographische mijlen.
Ook deze omstandigheid sterkt mij te meer in de
overtuiging, dat al de geruchten van gevaar dat
ons dreigt van de zijde van de Atjehers, zeer over
dreven zijn, en dat het slechts zoude kunnen
strekken tot oneer en tot miskenning van het
Nederlandsch-Indische leger, indien wij meenden>
dat het niet langer in staat zoude wezen de taak
te vervullen, waartoe het in Atjeh, ook onder het
civiel bestuur, geroepen is."
Woensdag en gisteren zijn de beraadslagingen
over de Indische begrooting in de Tweede Kamer
voortgezet
De heer van Gennep bestreed den aandrang tot
wederinvoering van het militair bestuur in Atjeh
en bepleitte de financiëele scheiding tusschen Neder
land en Indië.
De heer Bahlman zou tegen de begrootingen
•temmen, daar deze Minister de politiek van zijn
voorganger volgde. Hij wilde herstel der differen-
tiëele rechten.
De heer Keuchenius schetste de nadeeleu der
verlenging van de Billiton-concessie en drong bij
den Minister aan op een onderzoek en op bestraffing
van hen, die door plichtsverzuim 's lands belang
verwaarloosden. Voorts wilde hij ook niet adviseeren
tot herstel van het militair bestuur.
De heer Mirandolle bestreed »;et optimiëne des
Ministers in zijne financiëele beschouwingen, hij zag
den financiëelen toestand zeer donker in eu wilde
daarom de begrootiug en bloc verworpen zien. De
heer Van Nispen had ook financiëele bezwaren.
De heer Van Nispen heeft zijne interpellatie over
den toestand der dwarsliggers van den Rijn spoor
ingetrokken, daar het onderzoek, door den raad
van administratie ingesteld, geleerd heeft dat die
toestand in 't algemeen goed is.
Gisteren was de minister van koloniën aan 't
woord. Hij verdedigde de in veler oog te .ïooge
begrooting en ontwikkelde zijn plan door herziening
der tarieven zonder verliooging van uitvoerrechten
in 't verschiet te stellen. Voortbouwen op de ge
legde grondslagen met de ons ten dienste staande
middelen is 's ministers leus.
De heer Rutgers, Insinger en Wintgens verklaar
den zich niet te kunnen vereenigen met de hoog
gestemde verwachtingen van den minister.
De heer de Casembroot liet zich gisteren door
eene heftigheid die dezen afgevaardigde steeds
kenmerkt als de Atjeh-zaken aan de orde zijn»
verleiden om den heer Keuchenis tot drie viermalen
toe den naam van vrome Christen-Staatsman toe te
voegen en op niet parlementaire wijze eene ver
meende beschuldiging te weerleggen.
Nadat de heer de Casembroot door den Voorzit
ter vermaand was zich in zijne uitdrukkingen te
matigen, wist de heer Keuchenius den spreker op
onovertroffen wijze, te ontwapenen, eerst door op
te merken dat nu het onderscheid tusschen conser
vatieve en antirevolutionaire politiek duidelijk aan
't licht getreden was, en daarna door te zeggen dat
hij, mr. Keuchenius, zich te zeer met de natie over
de vijftigjarige eervolle loopbaan van de heer de
Casembroot verheugde, om deze dag te vergallen
door eene wederlegging van onaangenaamheden.
Bij de verkiezing voor een lid van den Gemeen-
eraad te Vlissragen waren uitgebracht op den
heer jhr. W. Laraan Trip 152 stemmen, zoodat hij
als lid van den raad is gekozen. Voorts verkregen
de heeren J. Spanjaard 60 en "C. M. Dommisse
t47 stemmen, terwijl de heeren A. J. van Ocken*