Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-historisch blad voor Zeeland 's VOLKS BELS. S«'J. Oonderdag 18 November. «J82. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- 1vond ten8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs pe*~ drie At aan den francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJTMAN, te Middelbmg en Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1—6 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. lasten wil dus bijna »Het geld moet er komen, het volk moet het dan maar opbrengenZoo, zoo spreken menigmaal de liberalisien. En wat, wat zegt het volk daarvan? Velen, zeer velen zeggen, dat het werk der libe- listen slecht ie, en bijna allen zeggen, dat het duur is. Waar dus velen het eerste kunnen overzien, zijn zij, wat het laatste betreft, het met de anderen langer hoe' meer eens. Dat men reeds zooveel moet opbrengen, is de algemeene klaagtoonen dat de tijden slecht zijn en de inkomsten niet vermeerderen, hoort men in vrij grooten kring. Aan verzwaring niemand aan. En toch zullen de lasten nog al moeten ver zwaard worden, wijl, tengevolge der Kappeyne-wet, ruim zeven millioen voor het lager onderwijs worden uitgegeven. Voor slecht werk, voor hetgeen Nederland ont- christelijkt, veel meer te moeten gaan opbrengen dat is harddat is, dunkt ons, al te veel gevergd. »Maar, wat er aan te doen Gij wilt toch niet dat wij, wat er op ons belas tingbiljet nog bij komt, weigeren zullen te betalen Dat niet. Als men het niet meer heeft, houdt het natuurlijk van zelf op Doch revolutionair worden dat nimmer. De wet van het land zegt, dat men, wat aan het land moet opbrengen, vóór alles moet betalen. En daaraan behoort men zich, hoe 1 ook is, te onderwerpen. Er i3 evenwel nog een anderen weg, dan de weg der revolutie dien wij, anti-revolutionairen, nim mer op mogen. Onze Volksvertegenwoordigers moeten met het volk gevoelen, voor het volk spreken en optreden. Zij moeten eenvoudig aan de Regeering geen meerdere gelden toestaan. Van inkrimpen wel, maar van opvoeren der uitgaven moeten zij niet willen hooren. De liberalistische staat kan zich wel alles gaan aanmatigen, om het daarna alles even weelderig en kostelijk te gaan uitvoeren. Daaraan moeten onze Volkstribunen paal en perk stellen. Dat is hoog, dat is meer dan tijd. En hebben de anti-revolutionairen er den Minister Van Lijnden eene grieve, te recht, eene grieve van gemaakt, dat hij de ongehoorde Kappeyneaansche schoolwet ging ten uitvoer leggen, dan moeten we het, zullen we ons gelijk blijven, onze kamerleden ook ten kwade duiden, indien zij voor de ten uit voerlegging dier wet gelden toestaan. Het wil ons voorkomen dat men, door er gelden voor toe te ook meê deelneemt aan de ten uitvoer .rdigden onverbid- hard het staan, legging. Daaromkomen er afzonderlijke posten ten üaehoeve van deze onbillijke, onrechtvaardige en door onchristelijke wet, dan meenen we, dat de anti-revolutionaire delijk moeten tegen stemmen. Zitten die posten onder andere verscholen, zijn ze in het geheel, in de geheele be grooting van Binnenlandsche Zaken opgenomen, welnu, dan is het zouden wij zeggen haat ook den rok, die met het vleesch besmet is. Zij, die het bij na-onmogelijke, wederrechtelijke en door en door onchristelijke ons opleggen, maken dat noodzakelijk en zijn er daarom de oorzaak van. Eene begrooting, waarop ruim zeven millioen voor he£ sectarisch staats-onderwijs voorkomt, kreeg onze stem niet. Toen onze vroede, vrome vaderen door Spanje in hunne vrijheden en rechten verkort en de privi legiën geschonden werden, hebben zij ook eerst herstel van rechtmatige grieven geëischt vóór dat zij steeds meer geld wilden opbrengen. En wij zien er niets in, als onze Volksvertegen woordigers van hunne bevoegdheid en rechten ge bruik makende, ook in dien geest spreken en handelen. Het is de plicht en de eerste taak dier Vertegen woordigers op te komen en te waken voor de vrij heden en de rechten des volks. Het is hun plicht en taak om, al wie deze vrijheden en rechten aan tast, het »hal't"toe te roepen. Gelden toe te staan om de kinderen des volks, tegen den wil van het volk, van den God des Bijbels te vervreemden en alzoo de Natie te demo- raliseeren is niet geoorloofd. Hij, die er geld voor toestaat, doet er o. i., aan meê. Gaarne zijn wij ingelicht indien wij ens hierin vergissen. Te oud om te leeren gevoelen wij ons nog niet. Ge loof' ons, voor de kloeke houding, de zalvende en overtuigende reden ónzer Volkstribunen in zake de schoolquaestie, de gedwongen vaccinatie enz. heb ben wij niets dan lof. Doch ten slotte is het geld de macht om uit te voeren of om te beletten. Dit laatste beletmiddel nu hebben de onzen daar waar het behoort, waar het moet en mag, en alleen mogelijk is, naar het ons voorkomt, niet zoo een drachtig en onbeschroomd aangegrepen als wel het woord. En toch hebben Neêrlands' volksvertegen woordigers ook zeggenschap over de posten en be grootingen gekregen; ten einde ook daardoor over moed, verkwisting, onrechtmatige, partijdige en verkeerde uitgaven tegen te gaan, en alzoo de rechten en vrijheden van het volk in bescherming te nemen. Van hun grondwettig recht slechts maken zij gebruik, en hunne verplichting komen zij slechts na, indien zij, bij 's Ministers vragen om die en die gelden toe te staan, hun non possumus (wij kunnen niet) doen hooren, wanneer namelijk, 's volks gelden verkwist, partijdig of ter ontkerstening der Natie uitgegeven worden. En zou, naar het oordeel der anti-revolutionaire en ook van vele andere Kamerleden, zulks in de laatste jaren niet het geval zijn Zoo ja. Is dan het besproken lijdelijk verzet ook geen roeping Zou het geen Christelijke plichtsbetrachting zijn in de Tweede Kamer en voor afgevaardigden in den gemeenteraad beide BINNEN LANI). Z. M. de Koning, die tengevolge van een stap in een konijnenhol is gestruikeld, had Zondag meer pijn aan de gezwollen knie, zoodat dr. Vinkhuyzen naar het Loo is ontboden en vertrokken. Z. M. is na den val steeds in zijn appartementen geble ven en kan geen trappen klimmen. De toestand is overigens noch voor- noch achteruitgegaan. De Tweede Kamer heeft gisteren een panvang gemaakt met de behandeling der Indische be grooting. Een berg van bezwaren, een zee van klachten rezen dezen eersten dag der begrooting en niet zonder reden op. De heer Wintïens opende het begrootings-debat met eene uitvoerige rede tot kenschetsing van den tfeurigen finantieelen en politieken toestand van Neêrlandsch-Indië, als gevolg der liberale politiek ondanks de sedert twintig jaren gedane waar schuwingen. Door liberalen, als de heeren Haakman en Van Kesteren, wordt de groote achteruitgang erkend. Op grond hiervan, moet de kamer niet langer afwachten, maar overeenkomstig haar eigen, in de stukken uitgesproken ongunstig oordeel, door afstemming der Indische begrooting den minister gelegenheid geven om deze en den geheeleu toestand flink te herzien. De heer Kool achtte den hoogst treurigen toe stand in Atjeh, den achteruitgang van ons prestigê en gezag aldaar, ontegensprekelijk. De oorzaak daarvan is de miskenning van de omstandigheden en militaire eischen aldaar. Herstel is alleen mogelijk door een krachtig optreden en sterke machtsontwikkeling, met eenheid voor het gezag onder leiding van een militair hoofd van het be staande burgerlijk eu militair bestuur. De heer Kops zag een middel tot verbetering van den algemeenen toestand van Indië in den particulieren aanleg van openbare werken en spoorwegen die goèdkooper en productiever zijn. De heer De Caseinbroot teekeude ernstig protest aan tegen het schriftelijk antwoord van den minister van koloniën op zijn nota betreffende Atjeh. Dat antwoord bewijst dat de minister bij gebrek van beter door den heer Van Lijnden is voorgedragen en zich op zijn hoog standpunt, verzet tegen een volksvertegenwoordiger, die met vaderlandsliefde ziju plicht doet. Spreker zette nader zijn bedoelingen en bezwaren uiteen en beriep zich op de eenstem migheid van alle berichten. De heer W. Van Dedem drong tot herstel van den financieelen toestand aan, op losmaking der financieele eenhe.d met Indië van de daarop drukkende lasten, meer bescherming der bevolking en minder weelde in de Indische staatshuishouding^

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1882 | | pagina 1