Nieuwe Goesche Courant, Ch r is tel ijk-~h is tor isch blad voor Zeeland, &alei*dajr 7 October. BINNENLAND. 1\°. 860. LUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs pe* drie maanden franco1,50. Enkele nommers- 0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJTMAN, te Middelbnig EN Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Adveetentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1—6 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. Men schrijft ons uit Biervliet »De predikant ds. K. Straatsma bezoekt één uur wekelijks de Nieuwlandsche school, bij gebrek aan een ander lokaal, om catechisatie te houden. Dit voorbeeld verdient navolging. Een paar Zeeuwsche organen zijn ons reeds met dit bericht vóór geweest, en hebben den heer Straats ma voorgesteld als een model-predikant, althans veel beter dan de meeste zijner orthodoxe collega's, die liever voor een School met den Bijbel ijveren dan zelf handen aan 't werk te slaan. De heer Straatsma schijnt met dien lof echter weinig ingenomen, want hij schrijft aan de Middelb. Courant „Waarheid is, dat ik met mijn cathechisatie's be gonnen ben overeenkomstig de iustructie's van mijn beroepsbrief; dat ik deze catechisaties houd niet in de schoolgebouwen, maar in de daarvoor aangewezen consistoriekamer, doch alleen voor de kin deren van het Nieuwlanrt, die 3/4 uur en verder af wonen, en dus vooral in den wintertijd zeer moeielijk hier kunnen komen, de school aldaar heb gevraagd, en wel éen uur in de week. Ieder die met den school strijd ook maar eenigszins op de hoogte is, zal terstond gevoelen dat dit geheel iets anders is, dan wat uw berichtgever van mij mededeelt Dat zou zijn een hopeloos poee" om aan de neutrale school eeneenigs- zins godsdienstige kleur te geven, waartoe ik tot heden hoegenaamd geen roeping gevoel. Wat ik doe is daaren tegen zulk een eenvoudig deel van mijn herderlijk werk, dat het waarlijk der vermelding niet waard is, omdat het in 't geheeL geen bijzonderheid ia. Hieruit volgt nu reeds van zelf, dat ik van den lof dien uw berichtgever mij hiervoor toebrengt, tot mijn leedwezen niets mag toeëigenen. Immers, ik deed niets dan mijn duren plicht; en vooral in dagen waarin het plichtsgevoel zoo uiterst zwak is, kan het niet dan verlammend werken in plicht iets anders dan plicht te zien Maar vooral hierom moet ik dezen lof beslist afwij zen, (en dit is het vooral wat mij tot schrijven dringt) omdat ik daarmee stilzwijgend zou aannemen een blaam die op anderen gelegd wordt en hoog»t onbillijk is Uw berichtgever is wel zoo g--»ed in mij een gunstige uitzondering te z«en op" mijne ^orthodoxe collega's". Immers van hen zegt hij dat zij liever ij veren voor de oprichting van scholen met den bijbel, waardoor zij grootendeels ontslagen worden van den last om zelve dat onderricht te moeten geven." Hiertegen van mijn kant een dubbel protest, Vooreerst begeer ik volstrekt niet als zulk eene uit zondering beschouwd te worden. De school met den bijbel heeft zoo mijne volle sympathie, dat ik in ijver voor de oprichting ervan, bij niemand mijner collega's hoop onder te doen. Ik reken het mij tot een groote eer, en stel er prijs op dat men dit wete, ook in dezen huo, zij het ook jong en nog onervaren, medestrijder te zijn. Maar ten anderen ligt in de aangehaalde woorden «ene insinuatie, zóo onwaar en onedel, dat het mij voor den schrijver hartelijk leed doet, dat ze uit zijne pen gevloeid zijn. Of, wat ligt er heimelijk anders in dan deze be ëdiging de orthodoxe predikanten ijveren voor de .met den bijbel, omdat ze, waar deze opge richt zijr, grootendeels ontslagen zouden zijn van den la*t om zelve g jdsdienstonderwijs te moeten ge*en. Het i3 niet eens noodig om het onnoozele en onware hiervan aan te toonen. Maar waarlijk, als men voor de zaak van het staatsonderwijs tot zulke onedele, ver- dachtmakende middelen de toevlucht neemt, heeft men zichzelven en zijn beginsel geoordeeld, Van dien kant geprezen te worden acht ik geene eer. Men bespare mij geruct elke loftuiting, Oneindig liever is mij dan, voor een deel den pmaad mijner broeders in hun ijver voor de scholen met den bijbel, meê te dragen." Bij de verkiezing van een lid van den gemeente raad van Vlissingen zijn 199 stembriefjes ingeleverd, waaronder 2 van onwaarde, zoodat de volstrekte meerderheid 99 bedroeg. Uitgebracht werdenop de heeren A. Loois, 94, jhr. W. Laman Trip 47, W. L. Winkelman 32, J. Harder 8, W. P. Simons en C. Maters ieder 4 stemmen, terwijl op verschillende personen ieder één stem werd uitgebracht. Tusschen de heeren Loois en Trip moet dus eene herstemming plaatshebben- Art. 196 en 197 der grondwet luiden aldus: 196- Elk voorstel tot verandering in de Grondwet wijst de voorgestelde verandering uitdrukkelijk aan. De wet verklaari dat er grond bestaat om het voorstel zoo als zij het vaststelt, in overweging te nemen. 197. Na de afkondiging dezer wet worden de Kamers ontbonden. De nieuwe Kamers overwegen dat voorstel en kunnen niet dau met twee derden der uitgebrachte stemmen de aan haar overeenkomstig voornoemde wet voorgestelde verandering aannemen. Indien men let op twee derden der uitgebrachte stemmen en op art. 194, de twistappel bij uitnemend heid der partijen, dan zou men haast met den heer des Amorie van der Hoeven geen twijfelen op Grondwetherziening in onze negentiende eeuw nog te wachten is. Het W. JV. van dezelfde redeneering uitgaande als mr. Lohman heeft de volgende berekening be treffende de ongunstige kansen gemaakt De liberalen indien ze 't onderling weten te schikken, zullen, zooals de 2de Kamer thans is saamgesteld, een meerderheid bekomen voor som mige veranderingen, waarover zij het nu reeds vrij wel eens zijn. Maar dat baat niet, wanneer de nieuwe Kamers zitting nemen, en voor diezelfde veranderingen, vroeger met volstrekte meerderheid van stemmen vastgesteld, nu twee derden noodig zijn. Natuurlijk kan niemand vooraf weten, of in de nieuwe kamers de partijverhouding dezelfde of on geveer dezelfde zijn zal als in de tegenwoordige. Zoo heel veel zal het wel niet verschillen. En is er eenig verschil, dan zal dit licht niet de liberale maar de anti-liberale partij ten goede komen. Neem ik in aanmerking, dat op 1 Nov. '81 dus na de vernieuwing van de helft der 2de Kamer er, volgens berekening van de Standaard47 liberalen en 2 ministerieelen (de beide Utrechtsche afgevaardigden) waren dus saam 49. Voorts had men 17 Roomschen, 15 Antirevolutionairen en 5 Conservatieven, saam 37. Twee derden van 86 is 571/». De voorstellen kunnen derhalve niet aan genomen worden dan met minstens 58 stemmen veronderstel n. 1. dat geen enkele der 86 leden ontbreekt. En daar er saam zijn 49 Liberalen, zoo kunnen zij zonder de hulp van andere partijen of van eenige leden dezer, de voorgestelde veranderin gen er niet door krijgen. Ze moeten dus hulp hebben. De Conservatieven staan hun 't naast. Maar ook dan brengen ze 't nog slechts tot 54dus 4 stemmen te min. En mocht bij de vernieuwing der Kamer één of meer liberalen of Conservatieven door Roomschen of Antirevoluti onairen vervangen worden en dat is mogelijk, om niet te zeggen waarschijnlijk dan komen de Liberalen nog meerdere stemmen te kort. Zonder hulp van de leden der rechterzij is dus grondwets herziening onmogelijk. Of m. a. w., wanneer de Roomsehen en Antirevolutionairen saam zich, om l welke reden dan ook, in de voorgestelde verande ringen niet kunnen vinden, dan zijn ze bij machte die te laten vallen. En daarvoor bestaat groote kans. Beide partijen toch zullen niet alleen het voorgestelde beoordee- len, maar ook wat niet vjorgesteld wordt. En al zouden ze zich bij 't eerstbedoelde ook willen neer leggen, zoo zullen ze dit toch niet kunnen, als de herziening éen of meer artikelen der Grondwet onaangeroerd laat, wier wijziging voor haar een conditio sine qua non is. En zulk een artikel is het 194ste, over 't onder wijs. Willen de liberalen in deze niet aan de bil lijke eischen van de onzen en de Roomschen toegeven, dan valt al 't andere, door hen voorgesteld, onver biddelijk. Daaraan is, nu de Roomschen zich on langs in den Bosch over 't onderwijs uitgesproken hebben, niet te twijfelen, De schoolquaestie beheerscht de grondwetsherziening. De begrooting der Staatsspoorwegen voor 18S3 bedraagt f 15,500,000. Uit de toelichting blijkt o. a.te Amsterdam wordt met de voltooiing van het station voortgegaan. Met den bouw van het hoofdgebouw op het Centraal Personenstation is een begin gemaakt. Voor de lijnen, waarvan aanleg is bevolen bij de wet van 1875, zijn onteigeningswet ten uitgevaardigd, behalve voor het gedeelte weg van Rotterdam naar den Hoek van Hol land, van Maassluis tot het eindpunt. Aanwij zing van de te onteigenen eigendommen moet nog geschiedenvoor het gedeelte van Hoorn tot Enk huizen van den weg van de Zaanstreek naar Enk huizen en voor het gedeelte Rotterdam naar Maas sluis van den weg van Rotterdam naar den Hoek van Holland. De vaststelling der richting van het overige gedeelte van dezen spoorweg is afhankelijk van een beslissing, welke omtrent de voltooiing van den Nieuwen Waterweg van Rotterdam zal worden genomen. Onteigening, zoo bij minnelijke overeenkomst als gerechtelijk, is geheel of zoo goed als geheel afgeloopen voor de lijnen Dordrecht— Kesteren, NijmegenVenlo, StavorenLeeuwarden

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1882 | | pagina 1