Nieuwe Goesche Courant,
€h
r is tel ij k-h is tor is c h blad voor X eel and.
Dinsdag- o September.
Door 't Mohammetisme heen.
BINNENLAND.
t«8~.
N°. 9»f.
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 are, behalve op Christelijke feestdagen p. G.
Prijs pe- drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05. 1 Wed. A. 0.
UITGAVE VAN
WIJ THAN, te Hiddelbnig
JONGE, le Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 18
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
II.
De weg naar de Oost, naar Oost-Indië, loopt door
't Mohammetisme heen.
Vroeger was 't slechts de weg naar het Oosten,
naar den Levant, dat is naar den opgang, het land
van den opgang der zon.
Onder Levant verstaat men, zonder heel nauw
keurige bepaling, de landen aan het eind der Mid-
dellaudsche Zee. Wel eens meer bepaald de haven
steden van Klein-Azië, inzonderheid Smyrna, maar
ook meer uitgebreid de kusten van Egypte, Syrië,
Griekenland, Europeesch- en Aziatisch-Turkije en
zelfs van Zuid-Rusland. De belangrijke handelshaven
Odessa is toch slechts alleen door den Levant toe
gankelijk.
Drie eeuwen geleden vloeiden al de voortbreng
selen van natuur en nijverheid uit de Oost met die
van liét Oosten nog in de markt- en havenplaatsen
van dat Oosten samen. De Westersche Christenen,
die in de kruistochten hunne lange slagzwaarden
met de kromme sabels der Mohammetanen gemeten
hadden, hadden uit handelsbelang al lang vrede
gesloten met »den grooten Turk", en verdroegen al
de luimen zijner inhaligheid om maar zaken
te kunnen doen. De Turk was wel zoo goed
om hetgeen de door hem met het zwaard of
bekeerde óf binnen de perken van 't ge
loof gehouden bewoners van 't verder gelegen
«Morgenland" hem brachten, voor veel geld aan de
«christenhonden" te verhandelen. Van 't geld, hem
door die honden betaald, of volgens later gebruik
geleend, is de Turk, lietzij men hem in 't Westen
«groote heer" of »zieke man" noemde, nooit afkeerig
geweest. Hij kon er zich over in de handen wrij
ven, dat zijne vasallen, de half van liem afhan
kelijke half zelfstandige vorsten van Afrika's noord
kust, voornamelijk van Algiers, weder door zeeroof
aan de Christenen ontweldigden, wat deze pas ten
izijnent duur gekocht en betaald hadden.
Het tweesnijdend zwaard der kruisridders had
het al lang verloren tegen den eensnijdenden sabel
der vereerders van de halve maan, en op 't gebied
van handel sneed het mesje van. laatstgenoemden
aan drie kanten. Zij verkochten, sleepten zooveel
zij konden van de koopwaar terug naar hunne
roofnesten, en beurden aanzienlijke sommen als prijs
of als losgeld van de slaafgemaakte scheepsbe
manningen.
De eeuwen oude Oostersche kwestie was in den
riddertijd de vraagwie zal het Heilige Land, het
ïeilige graf ontrukken aan de Heidenen, die 't ver
reden In den handelstijd was het de vraagwie
kis den »Turk" van 't lijf houden In onzen
itietijd werd het de vraag wie zal zich meester
van de erfenis van »den zieken man", of't
aan hem verdienen zoolang hij nog leeft
erd de vraag, met welke een aantal andere
samenhangen, nog in korte woorden gesteld,
jgghe Zee geen anderen uitweg
had dan door de ijzeren poort der Dardanellen en
door de gouden poort van den Bosphorus naar de
Krim, het domicilie van een der zich tot erven 't
meest gerechtigd achtenden. Zo bleef nog de vraag
toen het goederenvervoer van en naar Indië den
weg rond de Kaap de goede Hoop bleef volgen,
en slechts het vervoer van brieven en haastige rei
zigers door luitenant Waghorn over Alexandrië en
Suez werd geleid. Van hoe meer belang de over-
landmail 1) werd, des te belangrijker werd de Oos
tersche kwestie voor de Westersche volken, die in
de Oost, »de groote Oost", aanzienlijke bezittingen
hebben en ze steeds uitbreiden.
Nu ook het goederenvervoer bijna uitsluitend den
weg door de Roode Zee en het Suez Kanaal volgt,
nu de door de Lesseps geopende waterweg de drukst
bezochte groote weg, bijna schreven wede eenige
weg, naar de Oost is geworden, nu is de Oostersche
kwestie van 't hoogste internationaal (alle volken
aangaande) belang.
Tot aan Egypte zijn de Westersche Christenvolken
door 't Mohammetisme heen. De overige Moham-
metaansche staten aan Afrika's noordkust hebben
geen woord meer te zeggen, en 't is of het nog zeer
woordenrijkelEuropeesch Turkije thans opzettelijk door
één enkelen Engelschman, Lord Dufferin, aan de
praat, aan 't leuteren gehouden wordt.
De weg naar Indie, Engelsch- en Nederlandsch-
Indie, waar het Mohammetisme zich met vernieuwde
kracht millioenen harten verovert, loopt-door de
Roode Zee, tusschen de oevers van het Mohammet-
aansch Egypte en Arabië, het heilige land der
Mohammetanen. De nauwe toegangsweg, het Suez
Kanaal, even diep, doch slechts omtrent half zoo
breed als het kanaal door Walcheren, loopt door
Egyptisch gebied. De Engelschen hebben voor
deurslot en schutsluis hetzelfde woord, mogelijk
begrijpen zij daarom beter dan anderen hoeveel het
waard is, een doorgang open te houden, althans
willen zij niet gedoogen dat de sleutels van eene
voor hen en ook voor ons, Nederlanders zoo
belangrijke poort in onbetrouwbare handen komen
en blijven.
De vorst van Egypte, wiens voorganger reeds den
niet onbeteekenenden titel van Khedive (opperheer-
scher) heeft weten te verwerven, had voor zijn streven
naar onafhankelijkheid tegenover den Sultan van Tur
kije den steunder westersche mogendheden noodig.Met
hem waren Engelschen, Franschen en Nederlanders,
om de in Indië steeds meer vracht zoekende Itali
anen niet te noemen, zeer gebaat; Engelschen en
Franschen beijverden zich om hem genoegen te doen,
en gaven toe aan zijne begeerte tot geldverspillen,
mits hij voor rentebetaling zorgde. Geen wonder
dat een bekwaam volksleider als Arabi-paeka eene
volksbeweging wist te doen ontstaan tegen den
1) M' -r en meer spreekt ons volk van mijl en mijl
boot. Het vergeet geheel dat wij voor het Engelsch mail
spreek uit meel) reiszak, brievenzak, ook nog het oude
woord male (Matth. X 10) hebben. In elk geval is er
naast postkar en postwagen beter plaats voor postboot
dan voor het akelige mj)7boot.
zwakken Khedive, en tegen de westersche Christen
volken, die zich alleen om handelsbelang Egypte
aantrekken, en er zich weinig om bekommeren wie
eigenlijk de gelden verschaft, welke deKhedive hun
schuldig is.
Of Arabi als Mohammetaan steun zoekt bij den
Kalif-Sultan, of, zoo diens onmacht blijkt, zelf zich
aan 't hoofd van Mohammetisme wenscht te stellen,
of een zich misschien nog in Arabië schuilhoudende
nieuwe profeet als opvolger van Mohammet zal er
kennen, dit zijn vragen, die nog niet te beantwoorden
zijn. Sedert den laatsen Turkschen oorlog, die uit
breiding der Slavische staten tengevolge had, en
aan Oostenrijk en Griekenland een stukje der Turk-
sche erfenis deed ten deel vallen, is ook in het oog
der Mohammetaansche wereld het gezag van den
Sultan als geestelijk opperhootd weder dieper dan
ooit gedaald. Het in Indië, en ook in Midden-
Afrika, sterk veldwinnend Mohammetisme zoekt en
verwacht een krachtig hoofd, om zich weder als
van ouds te doen gelden, 't Is daarom van groot
belang dat op elk verwijderd punt de opkomende
macht van het Mohammetisme worde gefnuikt, en
vooral dat Egypte, aan den grooten weg naar
Indie, aan den grooten weg door en tot alle Moham
metaansche staten, geen middelpunt worde van
Mohammeaantsche macht en heerlijkheid.
Aan Engeland is door den loop der gebeurtenis
sen wij zien er Gods hand in de taak zooal
niet opgedragen, dan toch gebleven, om in de han
gende Egyptische kwestie het hooge woord te spreken.
Opmerkelijk is het, dat het deze taak te vervullen
krijgt, terwijl het bestuurd wordt door een waarlijk
liberaal, het Christendom niet vijandig ministerie.
Opmerkelijk is het, dat het voor free-trade (vrijen
handel) ijverende Engeland de eer geniet, om den
grooten handelsweg der wereld te mogen open houden
natuurlijk niet tot zijne schade terwijl andere
volken over beschermende rechten zitten te kibbelen
dat Engeland nu tot den door zijn volk in den
steek gelaten franschman de Lesseps zeggen mag;
wij zullen bij u (in uw kanaal) over u en zonder
Na Zaterdag te voren gesloten te ziju, zal de
vergadering der Staten-Generaal op 18 dezer op de
gebruikelijke wijze worden geopend.
De sluitingsrede zal vermoedelijk nog korter
kunnen zijn dan gewoonlijk.
Aan de Standaard wordt uit Utrecht gemeld, dat
de heer jhr. mr. M. M. Van Asch van Wijck, ka
merlid voor Amersfoort, sedert eenigen tijd lijdende
is aan ingewandsziekte, en dat zijn toestand eeniger-
mate zorg begint in te boezemen.
HH. MM. de Koning en de Koningin zullen,
naar men verneemt, Vrijdag 15 dezer van het Loo
in de residentie terugkeeren.