lerh. ^rhool eiï bending.
«ENGDK RËRlCHiKN.
BUITENLAND
bestaat niet meer, beschuldigde kan nu zeggen wat
hij wilde stem van het slachtoffer zal hem echter
voortdurend als een beschuldiging in de ooren klinken
en hem beletten weder een gewoon mensch als
vroeger te zijn, ten ware hij nog eenmaal tot be
kentenis en berouw mocht komen.
Hoe gaarne ZEGA. uit den mond van Roland
eene bekentenis had vernomen, hij behoefde het
evenwel niet te doen, daar de hem ten laste gelegde
feiten toch zonder bekentenis meer dan voldoende
bewezen zijn.
Alle feiten, de punten van beschuldiging uitma
kende, hebben in hetzelfde tijdsverloop plaats gehad
en zijn door een en denzelfden persoon volgens het
gevoelen van den Procureur-Generaal gepleegd.
De procureur-generaal gaat daarna over tot het
aanstippen van de voornaamste aanwijzingen uit de
akte van beschuldiging en uit het onderzoek der
zaak ter terechtzitting gebleken. In den loop van
zijn rede wijst de ambtenaar van het Openbaar
Ministerie er op, dat de Zondag te Veere een zeer
stille dag is en alleszins geschikt tot het plegen van
een misdaad, terwijl Antwerpen eveneens zeer
geschikt kan zijn voor het verblijf van iemand die
een misdaad op het geweten heeft. Voorts toont
hij aan, dat Roland een onmensch is, die, terwijl
hij zwanger gaat van een moord, nog de kerk be
zoekt. Ten slotte meent hij, dat zonder twijfel ge
bleken is, dat de doodslag vooraf was beraamd, zoodat
ook de voorbedachte rade is bewezen, evenals de
diefstal en de brandstichting.
Hij gelooft eindelijk dat er alleszins termen aan
wezig zijn, om de schuldigverklaring te requireeren
aanlo. manslag met voorbedachten rade2o.
diefstal met behulp van geweldoefening, die sporen
van kwesting heeft achtergelatenen 3o. brand
stichting in een gebouw, waarbij te voorzien was,
dat menschenlevens in gevaar konden worden
gebracht.
De eiscli strekt tot veroordeeling van Louis Joseph
Jacobus Roland tot levenslange tuchthuisstraf.
Nadat de terechtzitting voor een half uur was
opgeheven, is het woord aan den verdediger van
Roland, den advocaat mr. C. W. Volgraf. Hij geeft
toe, dat, men aanvankelijk geneigd kan zijn bij eene
oppervlakkige beschouwing den beschuldigde als den
dader aan te wijzen van de te Veere gepleegde
misdaad, maar wanneer wordt doorgedrongen in de
gebleken feiten, men die in onderling verband be
schouwt en in aanmerking neemt de pertinente
ontkentenis, welke met kracht is volgehouden, dan
wordt men tot voorzichtigheid in het vellen van
een oordeel aangespoord, en kan de grootste onwaar
schijnlijkheid toch waarheid zijn.
Pleiter behandelt de afgelegde getuigenissen en
tracht de daaruit voor zijn cliënt voortvloeiende be
zwarende omstandigheden te wederleggen. Hij gelooft
dat de opgaven van beschuldigde zeer goed waar
heid kunnen bevatten en verschillende getuigen zich
in zijn persoon hebben vergist. Hij wijst erop, dat
men niet moet vergeten, dat beschuldigde toen hij
in beschonken toestand verkeerde, zich als een krank
zinnige aanstelde en daarbij zich bezwarende gezegden
liet ontvallen.
De verdediger stelt de vraag of de beschuldigde
werkelijk de dader is van hetgeen hem wordt ten
laste gelegd, maar beantwoord die in ontkennenden
zin. Hij meent dat de voorstelling door den procu
reur-generaal van de zaak gegeven, niet juist is, en
dat het zich alleszins laat verklaren waarom Roland
niet wil weten dat hij met den verslagene Snijders
in vriendschapsbetrekking stond.
Wat voornamelijk de identiteit van het gouden
horloge aangaat, pleiter acht het bewijs ook daar
omtrent niet geleverd. Z. i. was niet voldoende aan
getoond dat het ten processe voorhanden horloge
hetzelfde is als hetgeen te Antwerpen in 't bezit
van besch. zou gezien zijn.
Ten slotte gelooft de verdediger aangetoond te
hebben dat de aanwijzingen niet kunnen strekken
om met zekerheid den besch., bij die pertinente
ontkentenis, aan te wijzen als den dader van de
hem ten laste gelegde misdaad.
Zijne conclusie strekt mitsdien tot vrijspraak.
Na korte re- en dupliek zegt de beschuldigde
nog, thans met bewogen stem, dat hij hoopt op de
rechtvaardigheid zijner rechters, maar dat hij on
schuldig is.
De uitspraak is bepaald op aanstaanden Woens
dag te 3 ure.
Waarom bekwamen bij het spoorwegongeluk van
Vrijdagmorgen jl. weder zoovelen kneuzingen en
beenbreuken vraagt een inzender in de Nieuwe
Rotterdamsche Couranten antwoordtIk geloof,
omdat de meeste personen, die van den spoortrein
gebruik maken, het alarmsignaal drie snel op
elkander volgende, korte stooten op de stoomfluit -
niet kennen. Op het naderende gevaar dus niet
voorbereid, vergeten zc de beenen op de bank te
trekken en die dus bij het ineenschuiven der com
partimenten tegen breken te behoeden.
In kerkelijke kringen is met belangstelling
kennis genomen van het met groote meerderheid
verworpen voorstel van het lid der Synode, ds.
Ringnalda.
Daarom deze toelichting.
Het voorstel van den heer Ringnalda, dat de
16e en 17e zitting der Synode bezighield en met
algemeene stemmen op twee na werd afgewezen f
moest leiden tot een eersten stap om op den weg
te komen der volledige gereformeerde organisatie
van de Ned. Hervormde kerk. Hij wilde daarom
de eindbeslissing over de voorstellen die voorloopig
door de Synode waren aangenomen, niet aan de
hoofdelijke stemming der provinciale kerkbesturen
laten, maar aan die der classicale vergaderingen
geven, omdat deze dichter stonden bij de gemeente
hij achtte autonomie dej?gemeente gewenscht, zulk
eene evenwel waardoor zij niet opperste wetgeefster
wordt, maar zelfstandig gebondene aan de belijdenis.
Om daartoe te komen was hij voor de centrali
satie en uitbreiding van stemrecht en al achtte hij
de beschuldiging onredelijk, dat door de Synode
geen rekening werd gehouden met de adviezen der
classicale vergaderingen, toch meende hij, dat de
daar uitgebrachte stemmen niet genoeg tot haar
recht kwamen, zoodat, zelfs in strijd met die advie
zen, voorstellen werden aangenomen.
Revolutionair was, volgens ds. Ringnalda, alleen,
me de ordonnanciën Gods omverwierp, verandering
om die ordonnanciën tot heerschappij te brengen,
was antirevolutionair. Hij hoopte op den steun van
de vrijzinnigen, die voor de uitvoering van art. 23
(stemrecht der gemeente) hadden geijverd. Werd
met nadruk beweerd, dat zijn voorstel niet gerefor
meerd was, hij kon dit alleen toegeven als er sprake
was van streng handhaven van de latere ontwikke
ling langs de historische lijn. Zijn voorstel was
een consequentie van den geest des tijds, die zelfs
op staatkundig gebied dringend uitbreiding van
stemrecht vraagt.
Sedert eenige dagen worden te Bergen-op-Zoom
door vrouwen Bergsche ansjovis langs de deur ten
verkoop aangeboden tegen f 1.50 per 100 stuks,
terwijl de marktprijzen f 7 a 8 bedragen. Vele inge
zetenen, die den prijs der ansjovis niet weten en f 1.50
te veel geld vinden, krijgen er zelfs 100 voor f 0.75.
Het is echter gebleken, dat die gewaande ansjovis
niets anders dan spieringen zijn, die eenige dagen
of weken in de ansjovispekel worden gezet. Reeds
menigeen is de dupe van dit bedrog geworden.
Vrijdag avond precies ten 9 ure werden op
verschillende plaatsen in het Oosten onzes lands
twee hevige schokken eener aardbeving waargenomen,
die onmiddellijk op elkander volgden en 2 secon
den aanhielden. De schokken gingen gepaard met
een rollen als van een verren donder, en waren
zoo hevig, dat aan den muur hangende voor
werpen zich bewogen.
Te Vogelenzang was Vrijdag eene brug in
reperatie, zoodat de Hollandsche spoorweg aldaar
enkel spoor rijden moest en de treinen moesten
worden geloodst.
Een sneltrein, komende van Rotterdam, had bij het
begin van het enkel spoor gestopt en den loods opge
nomen. Trein no 9 echter, tegelijkertijd komende van
Amsterdam, die had moeten wachten totdat de andere
trein voorbij was, stopte niet ^of althans niet vroeg ge
noeg. De machinist beweerde, dat zijne machine was
doorgegleden. De treinen kwamen met elkaar in bot
sing, zoodat de buffers van de locomotieven in
de cylinders drongen. Ontsporing had niet plaats,
daar de treinen betrekkelijk langzaam reden. De
schok was echter hevig genoeg om eenige wagens
zoo tegen elkander te dringen, dat enkele compar
timenten geheel verbrijzelden. Ook de postwagen
van trein 9 was zwaar beschadigd. Vijf passagiers
bekwamen zeer ernstige verwondingen, meerendeels
zeer gecompliceerde beenbreuken, en zes werden
lichter gekwetst.
De berichten betreffende de gewonde passagiers
luiden evenwel gunstig.
Mej. Huroel heeft een gebroken dijbeen, gebroken
scheen- en kuitbeen en aan de hand eene verwon
ding met breuk. De heer Staleman heeft gebroken
scheen- en kuitbeen. Zijne echtgenoote hetzelfde aan
beide beenen en met belangrijke verwondingen. De
dochter heeft een kneuzing aan het enkelgewricht.
Amputatiën zijn voorhands onnoodig geoordeeld.
De overige gewonden maken het wel, voor zoover
men weet.
Toen voor een paar weken uit de noordelijke
provinciën, Groningen en Friesland, een zoogenaam
de pleiziertrein naar Amsterdam zou vertrekken,
had een inwoner van het dorp Zuidbroek, op vier
uur afstand van de stad Groningen, het plan op
gevat van deze gelegenheid gebruik te maken, en
ten einde uitvoering aan dat plan te geven was hij
des nachts ten 12 uur op marseh gegaan ten einde
om 5Vs uur des morgens aan het station te Gronin
gen te kunnen zijn, zooals dan ook gebeurde. Daar
gekomen nam hij zijne plaats en spoorde in onge
veer acht uur tijd met vele andere tochtgenooten
naar Amsterdam. Door 'de wandeling en de reis
vermoeid, besloot hij zich wat te verkwikken bij
zijn aankomst aldaar, en nam zijn intrek in een
logement op de Martelaarsgracht, liet zich een
kamer aanwijzen en dacht een uurtje te slapen,
maar jawel, wreedaardig als het noodlot somtijds
is, het uurtje werd er twee, drie, vier, en toen hij
wakker werd was het elf uur des avonds, en de
eerste dag van zijn biljet reeds verstreken. Onbe
kend in Amsterdam, durfde hij zich niet meer op
straat te wagen, en opnieuw begaf hij zichinMor-
pheuz armen en sliep gerust en wel tot den volgen_
den dag half twaalf. Om twee uur keerde
de trein naar het Noorden terug, en onze pleizier-
reiziger moest mede, zoodat hij al die vermoeienis
en onkosten geleden had, om in Amsterdam eens
goed uit te slapen.
Het nieuws is heden bijzonder schraal, zoo uit
Konstantinopel als uit Alexandrie.
In laatstgemelde plaats brengen de Engelschen
den tijd zoek met het fêteeren van den hertog van
Connaught en wederzijdsche plichtplegingen, in
afwachting van den opperbevelhebber, Sir Garnet
Wolseley, die, geheel hersteld van zijn koortsaanval,
den 15en verwacht wordt.
Arabi bevindt zich, volgens verschillende berich
ten, geenszins te Kafr-el-Dewar, maar te Nefich of
Naffisheh, het kruispunt der spoorwegen vanlsmailia
naar Suez en Kaïro. Daar onderhoudt hij, volgens
den T««<°s-correspondent, «ongeoorloofde" betrekkin
gen met den heer De Lesseps.
Te Konstantinopel duren de Engelsch-Turksche
onderhandelingen nog voort. Men is het nog niet
eens geworden, maar verwacht weldra een verge
lijk. De Engelsche regeering zou hebben afgezien
van haren eisch, dat de Turksche expeditie-troepen
in Egypte moeten staan onder bevel van den Brit-
schen kommandant. Daarentegen zou zij er op
staan, dat die troepen geenerlei operatie mogen
ondernemen zonder goedkeuring van den Britschen
opperbevelhebber. Er is een onderscheid hiertusschen
en het staan onder zijn kommando, doch het is zóó
klein, dat men het met een vergrootglas moet be
schouwen om het te weten.