H. Doop niet gerekend wordt, daar is maar al te zeer grond, om het aan alle ouders, die nog prijs stellen op den Heiligen Doop, en die geen verbre kers willen wezen van hunne beloften, eenmaal bij den Doop, hunner lievelingen afgelegd, toe te roepen«Overweegt, wat u te doen staat. Waar niet gerekend mag worden met den Doop, waar mede uw kind aan den heiligen God is opgedragen daar is de eere weg." En dit alleen moest reeds genoeg zijn, om alle ouders, voor wien de Heilige Doop nog waarde heeft, te doen besluiten, hunne kinderen niet naar de openbare school te zenden. Maar de Heilige Doop wordt nog zoo weinig verstaan. En daarom ook door velen geminacht. Geminacht, jadoor menigeen, die nog wel prijs stelt op de vormelijke toediening van dat Bondzegel, maar overigens zich niet bekommert over den plicbt, die door den Doop aan de ouders wordt opgelegd evenmin als over het recht, dat het kind door den Doop verkregen heeft. Menigeen laat zijn kind doopen, en verstaat er niets van, dat hij nu ook dat kind niet mag opvoe den als een heiden, niet mag zenden, daar waar Jezus wordt buitengesloten, niet raag behandelen als ware dat kind niet opgenomen in het Verbond der Genade, waarvan de Doop het zegel is. Menigeen vergeet, dat het kind door den Doop het recht heeft om door vader en moeder als een Christenkind opgevoed te worden en mitsdien moet worden onder de beademing van het Evangelie, en moet teruggehouden worden van alle plaatsen, waar het Evangelie wordt verloochend, tegengestaan of ontkend. Er lichten, Gode zij dank, betere dagen aan. Bij alle lauwheid en onwetendheid, die er nog al te veel bij Christenouders is, met betrekking tot dit punt, komt er toch van lieverlede een ontwaken uit den ouden, zondigen dommelen beginnen al meer ouders in te zien, dat hunne kinderen, die in den Doop aan den Drieëenigen God werden opge dragen, ook als gedoopte kinderen moeten opgevoed worden. «De eere is weg!" Dit geldt ook van die plaatsen, waar Jezus niet komen mag. Waar men hem wil buitensluiten. Waar het verboden is Zijn Naam als Zaligmaker te noemen. Ieder, die de schoolwet kent, weet, dat dit van toepassing is op de openbare school. D&ar mag Jezus niet genoemd en geroemd worden. Wat de wet toelaat is hoogstens, dat er gesproken wordt van een zeker mensch, Jezus genaamd! die indertijd geleefd heeft en mooie en goede lessen gaf. Op de manier, zooals er van een of ander man gesproken wordt, die door verstand, of deugd, of ondeugd is vermaard geworden. Eenvoudig als mensch. Niets meer. En dan nog zoo min mogelijk. Want het is nu eenmaal zoo, dat al wat Chris tus deed en sprak en leed, in het nauwste verband staat tot, en innige betrekking heeft op hetgroote doel van Zijne komst op aarde, namelijk; de ver lossing van zondaren. En roert de onderwijzer daaraan, of geeft hij Christus maar een beetje eer meer, dan aan een wijzen en goeden en braven man, dan vergrijpt hij zich aan de wet: dan wordt hij zelf uit de school gezet. En die niet zwijgen kan, omdat er iets van de liefde Gods in Christus in zijn hart is uitgestort, die loopt er uitdie zegt het openbaar onderwijs vaar wel, en aanvaardt de school met den Bijbel, dat is eene school zonder inkomsten van den Staat of van de publieke kas der gemeente maar met Christus eene school, bij velen nog miskend en gesmaad., maar met Christus eene school, die veel toewijding vraagt, en dus groote opofferingen eischt, om de groote en oneven redige concurrentie met de openbare school, maar met Christus Hoe staat het met u, Christenouders Vindt gij het ook eene schande en onduldbaar, dat uwe kinderen zouden gaan. waar uw Heiland niet wezen mag? Ziet gij het in, dat de gansche strijd op het ge bied van het onderwijs, eigenlijk de strijd isvoor of tegen den Christus Schaart gij u aan de zijde van den gesmaden Heiland, die ook nu, evenals weleer door Kajafas en Pilatus, wordt veracht en bespot, en die door onze schoolwetmannen smadelijk de schooldeur wordt gewezen, om er uit te gaan en daar niet binnen te komen, zoolang de schooltijd duurt Vindt gij die uitbanning van den Christus uit het schoolonderwijs ergelijk, ja, een gruwel, waaraan ten minste Christenouders niet mogen meedoen, zoo lang zij den naam van Christenouders willen dragen Is voor u het woord van den Zaligmaker»Laat de kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet, want derzulken is het koningrijk der hemelen" een woord, dat gehoord en geëerd en gehoorzaamd worden moet Welnu, dan is ook voor u, uit de school zonder Christus, de eere weg. En al was dan die school het prachtigste gebouw der wereld, gij zult er u te meer om bedroeven, en met smart in uwe ziel uitroepen»De eere is weg gevoerd Mijn Jezus heeft er geene plaats Mijn Heiland wordt daar binnen niet geëerd Want waar de eere weg is, die u als belijder van den Christus het meeste weegt, daar kan de uiter lijke schoonheid van het gebouw u niet tot vreugde stemmen. Integendeel, ge betreurt het, dat zooveel kosten konden besteed worden voor iets dat tegen den Christus ingaat, gedachtig aan het Woord des HeilandsDie niet met Mij is, die is tegen Mij en aan het oordeel, dat over allen gaan zal, die Hem verloochenen. (Matth. 10 32 en 33). Ook is de eere uit de openbare school weg, want de Bijbel mag er niet wezen. De Bijbel moest de eereplaats in huis en school hebben, ja overal. Want hij is het Boek van God; het eenige boek dat door den Heiligen Geest inge geven, onfeilbaar en dus ook historisch vertrouwbaar is en bij de opvoeding dienen moet om tot onuit puttelijke troostbron en onfeilbaren wegwijzer te zijn. Het heeft God Drieëenig behaagd, zich op bijzon dere wijze aan inenschen te openbaren, opdat zij Hem zouden kennen in Zijne eigenschappen en volmaaktheden, zoo goed, als dat uit de natuur en door de menschelijke rede niet kon. Zonder die openbaring van God zeiven, zouden we evenveel, of liever even weinig van hem weten, als de Chinees en andere heidenen, die zich voor stomme beelden buigen en daarmede eigenlijk de duivelen aanbidden. In den Bijbel vinden we dan ook beschreven wie God is voor den mensch, die, van Hem afgevallen Satan ten prooi werd en hoe de door en door ver dorven mensch weêr in verzoende betrekking gesteld wordt tot God, naar de eeuwige verkiezing Gods, door het verbond der genade in Christus Jezus en de wedergeboorte uit den Heiligen Geest. Christus Jezus is gevolgelijk het middelpunt van de geheele heilige Schriftuur. Vandaar, dat de strijd tegen Christus altijd ge paard gaat met geheele of gedeeltelijke verwerping van den Bijbel. De bestrijders van den Christus Gods dulden ook den Bijbel niet. Waar Christus de deur wordt gewezen, moet ook de Bijbel, als de getuigenis van Hem, weg. En zoo komt het, dat de Bijbel op de openbare school verboden is. zeggen kon«Ik ben de weg, de waarheid en het leven". En dat ge Hem dan liefhebt als het onbedrie- gelijke licht op uw duister pad en de lamp voor uwen voet, die immers zoo gemakkelijk op zijpaden afdoolt. En hebt ge den Bijbel lief, als uw troostbron en gids, dan bedroeft het u, dat hij van de school is verwijderd, en gij zegt beslist; »Waar de Bijbel weg is, is de eere weg." In Christus Jezus zijn alle schatten van wijsheid en kennis. Vandaar komt het dan ook, dat de Bijbel on- misbaar is, zoowel voor den onderwijzer als voor den leerling. Zij kunnen geen van beiden buiten de Heilige Schriftuur. De onderwijzer niet; want de Bijbel leert hem de 1 ware opvoedkande en hoe hij moet onderwijzen. De leerling nietwant in den Bijbel vindt hij 1 de ware wijsheid en wetenschap, ook in de eerste beginselen naar den eisch zijns wegs. Een heerlijk boek, die oude, lieve Bijbel Onuitputtelijk in zijne diepten, zoodat de diepst- denkende mannen van alle eeuwen te zamen nog niet den inhoud dier zes-en-zestig boeken, waaruit de Bijbel bestaat, hebben uitgeput, geeft hij tege lijk het uitnemendste voedsel voor het verstand en gemoed van den jeugdigen seholier. De verwerping van den Bijbel kan dus niet an ders dan tot groote schade wezen van hem, die on derwijs geeft, zoowel als van hen, die onderwijs ontvangen. Snijdend in de scherpte harer waarheid, stelt de Heilige Schriftuur zelf dan ook de dwaasheid ten toon van hen, die meenen, dat zij den Bijbel mis sen kunnen, in dit woord»Zij hebben Gods Woord verworpen, wat wijsheid zou er bij hen wezen Ik weet niet, of Ge den Bijbel waardeert. Misschien kent ge dat boek nog niet goed. En «onbekend maakt onbemind." Maar dit weet ik wel, dat, wanneer ge den bijbel in waarheid kent, gij hem liefhebt en eert. Dat ge hem dan eert, als een onwaardeerbaar geschenk van God, die, in Zijne nederbuigende goedheid, u den Bijbel in handen gaf, om daaruit Hem te kennen en uzelven en den Middelaar, die Den Bijbel verworpen Dat is een schande voor ieder, die zulks deed of nog doet, eu strijdt geheel en al tegen den Chris- tennaam, dien het meerendeel der Bijbelversmaders nog wil blijven dragen. Maar ook een oneer voor het nageslacht van de vaderen, die goed en bloed veil hadden, om den Bijbel vrij en onbelemmerd te mogen gebruiken. De tachtigjarige oorlog is voor een goed deel ge voerd, omdat Filips van Spanje onzen voorvaderen den Bijbel uit de hand sloeg, en zij wilden hem behoudendien kostelijken Bijbel, dat heerlijke Woord van God En die Bijbel, door God in Zijne ontferming aa11 ons volk geschonken in harden kamp tegen Spanje, ten koste van bloed en tranen, behouden als kostbaar erfstuk van het vrome en kloeke voorgeslacht, aan ons en onze kinderen overgegaan die dierbare Bijbel wordt smadelijk uit de school gebannen Ja waarlijk, »de eere is weg Maar waar het hart van den Christenvader en de Christenmoeder daarover geen pijn gevoelt niet siddert van smart en verontwaardiging niet krachtig opwaakt, om «scholen met den Bijbel te helpen bouweu en steunen f niet van ganscher harte de gelegenheid aangrijpt, om eigen kroost van »de" scholen met den Bijbel" gebruik te doen maken, al kost het veel opoffering zelfs waar men, voorge vende Christus te belijden,nochtans zijne kinderen kan zenden, waar met den H Doop niet gerekend wordt, waar de Christus wordt buitengesloten, en waarde Bijbel gemist wordt daar is nog iets anders weg dan de eeredaar is ook geen geloof. Een ieder zie toe. Het hinken op twee gedachten is den Heere een gruwel. Jezus dienen, en den tijdgeest dienen, die van Jezus niet weten wil, kan en n ag en zal nooit samen gaan. Ongelukkig de mensch, die het toch beproeft en er in volhardt. Het kan niet anders dan uitloopen op zijne eeuwige schade en schande.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1882 | | pagina 2