Nieuwe Goesche Courant,
Christelijk-historisch blad voor Zeeland.
ias2.
Dinsdag 27 Juni.
J\°. 921.
„Waarom ik heenga."
BINNENLAND.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs pe- drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
UITGAVE VAN
P. G. WIJ HA», Ie
en
Wed. A. C. DE J0»GE, Ie
Goes.
Prijs der Advertentien:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 18
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
Agent voor Dordrecht en Omstreken: de Leer LI. J. KOEBRUGGE.
-v
Onder dezen titel is eene brochure verschenen
van dep heer A. Jongejan, benoemd hoofdonderwijzer
aan de School met den Bijbel te Oud-j3eierland.
Dat er eene nieuw christelijke school geopend
Wordt is niets bijzonders, dat ze kort en goed »School
met den Bijbel" wordt genoemd, en dus gesteld
wordt tegenover de school zonder Bijbel, is geen
bijzonderheid, en dat er als hoofdonderwijzer een
man zal werkzaam zijn, die tot dusver bij het staats
onderwijs was, is ook zoo bijzonder niet. 't Zal nog
meermalen voorkomen, dat er onderwijzers overgaan
van het staatsonderwijs naar het bijzonder, van het
neutraal onderwijs naar het christelijk en omgekeerd.
Menschen zijn veranderlijk, overtuigingen zijn voor
wijziging vatbaar, en menigeen verlaat de baan, op
welke hij door de leiding zijner ouders, of door een
sapienloop van omstandigheden aanvankelijk ge
plaatst was.
Heel de zaak had dus in een paar regels kunnen
vermeld worden, in alle couranten kunnen worden
overgenomen, en allen, die hem kenden, hadden
eenvoudig kunnen zeggenwelzoogaat meester
Jongejan naar 't christelijk onderwijs over, en
de zaak was uit geweest zonder brochure.
Maar zoo luchtjes denkt en spreekt men er niet
Over in Beierland.
't Geld hier geen jongmensch van christelijke
familie, die, door vrome ouders aan 't christelijk
onderwijs gewijd, door 't lokaas van staatstractement,
of uitzicht op bevordering, of nieuw aangeknoopte
familiebanden, zich ten slotte met zijn hart begeeft
naar de plaats, waar steeds zijn schat was.
't Geld hier een man, algemeen bekend en geacht
in zijn kring, eene bekende figuur in eene dicht
bevolkte streek, een man, op wien men wees om
te bewijzen dat een christelijk onderwijzer het in de
staatsschool wel kan uithouden, een man, zooals
wij er, volgens den raad van professor Buijs, met
honderden voor de staatschool hadden moeten be
stemmen en opleiden, 't Geldt hier een man, die
met het oog op zijne lange dienstjaren en bewezen
diensten, het door velen zoo begeerde pensioen op
zeer eervolle wijze zou kunnen verwerven, en nog
verscheidene jaren daarvan het ongestoord genot
zou kunnen hebben.
De overgang van den heer Jongejan tot het
christelijk onderwijs wekt in Beierland evenveel
opzien, alsof in Walcheren meester
maar laat ons geen namen noemen.
De heer Jongejan was, is en blijft christelijk
onderwijzer. Op negentienjarigen leeftijd begon hij
zijne hoofdonderwijzers-loopbaan in eene buurt
onder Kieuw-Beierland, toen »'t Groot Heidendom"
bijgenaamd. Daar werkte hij tien jaar lang, zoo als
wij, anti-revolutionairen, meenen dat een onderwijzer
werken moet, hclit en kennis verspreidend, en niet
pleidend tot denkbeeldige christelijke deugden,
rland werkje j
hij acht en twintig jaar, en ook daar had hij eene
schoone taak te vervullen, met Gods Woord in de
handdn de plaats tredende van een voorganger, die
na hevigen strijd op niet eervolle wijze was ontsla
gen Vijf en twintig jaar heeft hij het dus onder
de schoolwetten van 1857 en 1878 volgehouden met
het in beoefening brengen van "de «gedienstigheden
der praktijk"; zóólang heeft hij medegewerkt om de
Beierlanders te verzoenen met schoolwetten, die den
Bijbel als grondslag der opvoeding afkeurenzóólang
heeft hij zijne tallooze vrienden en leerlingen in den
waan doen verkeeren, dat, wat door oogluiking van
schooltoezicht en ministerieele welwillendheid werd
toegelaten, de ware bedoeling der wet was.
Wij hebben ons er altoos in zekere mate over
verheugd dat de jongste schoolwetten niet al het
kwaad uitwerkten, dat zij bedoelden, en de vorige
week in ons nummer 919 met eenige blijdschap
opgemerkt, dat zelfs een drijver als Vorsterman
van Oijen, voor de werkelijkheid zwichtend, eenige
toenadering betoont, althans de vrijheid, door chris
telijk gezinde staatsonderwijzers genomen, niet meer
veroordeelt. Wij waardeeren de toenadering van
den tegenwoordigen minister, als hij voor den bouw
en de inrichting van christelijke scholen eenige
vrijheden veroorlooft, maarwij zullen, met Be
Standaardniet voldaan zijn, eer bij de wet wordt
vergund, wat nu slechts wegens oogluiking en wel
willendheid van enkelen, eene tijdelijke verligting
schenkt. Wij zullen, als <Je weduwe bij den onrecht-
vaardigen rechter, aanhouden tot ons recht gedaan
wordt.
De heer Jongejan heeft tot dusver een ruim ge
bruik gemaakt van de hem vergunde vrij he'1"",
maar hij heeft duidelijk leeren inzien, dat jui> die
vrijheden werden vergund, omdat de tegenpa-'jj niet
overal tegelijk verdrukkend durft optreden. Eén
voor één wil zij de scholen, langzamerhand wil zij de
orthodoxe landstreken ontchristelijken. Hij zegt
»Ik heb mannen in de openbare school aangetroffen,
die zich bitter beklaagden, dat zij niet meer aan
't godsdienstig onderwijs konden doen, dat Bijbel en
hun verboden waren."
Aandoenlijk is het te lezen welke moeite het den
heer Jongejan gekost heeft, zich aan een werkkring
te ontrukken, die hem veel genot heeft doen sma
ken, waarin hij gezegend en ten zegen arbeidde.
Op zijn leeftijd het vooruitzicht op pensioen te laten
varen, heeft hem «pijnlijke oogenblikken gekost."
In zijne brochure vinden we aangehaald, wat de
oud-schoolopziener Schuurbeque Boeije onlangs
schreef over inkrimping der staatsbemoeiing met
het onderwijs. Daarnevens worden we herinnerd aan
eene uitspraak van den modernen Dr. Moimier, die
het restitutiestelsel billijk, en het bloeien der bij
zondere school naast die van den staat wenschelijk
acht. We worden herinnerd aan de onpartijdige
oordeelvellingen, geruimen tijd geleden door de pro
fessoren A. Pierson en Naber uitgesproken. Al deze
dingen, en nog meer, hier kortelijk samengevat,
maken de brochure van den heer Jongejan geschikt
om ter lezing te worden gegeven aan hen, die geen
lust hebben lange vertoogen te lezen, en nog altoos
meenen, dat het onderwijs niet beter kan en mag
geregeld worden dan op den tegenwoordigen voet.
Wat echter het geschrift bovenal aanbevelens
waardig maakt is de kalme tooo, op welken een
man der praktijk niet van uit de verte of' hoogte,
maar van het nederig standpunt eeus dorpsonder
wijzers mededeelingen doet uit den rijken schat
zijner rijpe ervaring.
De geestdrift, door ons en velen onzer betoond in
den strijd voor de vrije School met den Bijbel, geeft
soms tegenstanders aanleiding om ons van overdrij
ving te beschuldigen. Hier spreekt een man, na doorge-
maakten strijd, met achting van zijne ambtgenooten,
die óf van hem in overtuiging verschillen, óf moed
en kracht missen hem te volgen. Hier spreekt een
man van ondervinding, zich menigmaal beroepende
op hen, die zijn geloof niet deelen, en, afziende van
eigen voordeel, spreekt hij uit den vollen drang des
harten.
Men hoore wat hij zegt
Deii Haag. (per telegraafDe Tweede Kamer
is heden bijeengekomen. De Minister van Financiën,
de heer van Lynden, deelde mede. dat na gehouden
gedachtenwisseling Z. M. de Koning hem persoon»
lijk de vorming van een nieuw kabinet of het vol
tallig maken van het bestaande had opgedragen,
welke opdracht door den heer van Lijnden is
aanvaard.
De Kamer is voornamelijk bijeengeroepen tot
het behandelen van het leeningsontwerp in de
sectiën.
De ontvangsten der maatschappij Zeeland zijn
steeds toenemende. In 1878 f 684,922 in 1879
f 877,043 in 1880 f981,030 in 1881 f 1,074.810.
De dienst heeft een overschot gelaten van
f 92,689, 382.
Het bestuur is gemachtigd tot het nemen van
de noodige maatregelen voor het verkrijgen van
een vierde stoomschip van het type Prins Hendrik.
Ons is mededeeling gedaan van het antwoord, door
het Nederlandsck Werkliedenverbond nPairirnonium"
gegeven, op de vraag van het Centraal Bestuur van
het Algemeen Nederlandsck Werkliedenverbondom mede
te helpen aandringen bij de Tweede Kamer op het
aannemen van het «wetsontwerp tot het tegengaan
van overmatigen arbeid en van verwaarloozen van
kinderen."
(Over dit wetsontwerp hebben we nog een ver
volgartikel^ e in de pen.)
Wij kimnen het antwoord niet in zijn geheel op
nemen, doch betuigen onze instemming met hetgeen
daarin wordt gezegd, onder anderen dit«Eene wey