Tp,-
t V.XJ. oeh«- 1
-genossen
l^êr neer M. Weststrate, secretaris van Wol-
wor^rtsclijk: Kan de uitlegging, door den Min. van
justitie, bij missive van 8 Mei 1882, no. 156 (gem.
8t. no. 1599), aan art. 13 der drankwet gegeven,
den toets der juistheid doorstaan Zoo ja, moet dan
geene teruggave plaats hebben van het zegelrecht,
Voor meer dan een afschrift van de vergunning, door
de koffiehuishouders enz. betaald?
3o. De heer A. J. De Raad, secretaris van Waarde
Heeft het voorschrift in de 2e al. van het gewij
zigde art. 264 der gemeentewet eenig practisch nut
4o. De heer jhr. M. J- De Marees van Swinderen,
wethouder van Goes Welke veranderingen in de
tegenwoordige bepalingen der gemeentewet omtrent
den secretaris zouden, bij eene eventueele berzieniDg
dier wet, noodzakelijk zijn
Voort bestaat bij het bestuur het voornemen, om
voorstellen aan de vergadering*te doen, ten einde
te beproeven de Vereeniging tot eene provinciale
administratieve vereeniging voor Zeeland te maken.
Middelburg. Gedurende de pinksterdagen lagen
de keien in de Wagenaarstraat opgebroken, en heden,
nu overal elders het werk is hervat, ziet er nog
niemand naai* om. De overheid is er steeds op uit
om alles, wat het verkeer belemmert, te doen
opruimen, maar nu zij zelve de gasbuizen
laat vernieuwen, geeft zij geen goed voorbeeld.
Dit ondervonden ook pas de bewoners der Noord-
straat. Zijn er redenen, waarom de straatmakers
de leggers der gasbuizen niet op den voet kunnen
volgen, dan is het ten minste wenschelijk dat de
politie toezicht houde op de straatjeugd, die zich
op ruwe en voor de voorbijgangers gevaarlijke wijze
met de verplaatsing der steenen bezighoudt.
De minister van Binnenlandsche Zaken heeft naar
aanleiding van een adres der Vereeniging voor lijk
verbranding eenige vragen gesteld aan de Koninklijke
Academie van Wetenschappen.
Deze vragen luiden als volgt
Er bestaan, naar ik meen, vergiften, die bij opgra
ving wel, doch na verbranding niet zijn terug te vin
den. De vraag rijst, of liet verplichtend stellen eener
nauwkeurige lijkschouwing voor de verbranding vol
doenden waarborg kan leveren voor de ontdekking
van deze categorie van vergiften. Hierbij moet in aan
merking genomen worden, dat thans na opgraving de
lijkschouwing dikwijls geschiedt ten einde het al dan
niet aanwezig zijn van een bepaald vergif te consta-
teeren, waarop door eenige omstandigheid de aandacht
gevestigd is. Bij lijkschouwing, die spoedig na het
overlijden geschiedt en aan de verbranding voorafgaat,
bestaat zoodanige aanwijzing in den regel het vin
den van eenig Aergif in de woning of onder het bereik
van den verdachte gewoonlijk niet en zal het on
derzoek veel moeielijker worden, wanneer elke aan
wijzing ontbreekt.
Wordt deze vraag waartoe ik intusschen uw on
derzoek allerminst wensch te beperken door uwe
vergadering in toestemmenden zin beantwoord, dan
verneem ik tevens gaarne, welke voorschriften zij noo-
dig acht om hierin te voorzien.
Het rapport der Commissie, welke met de be
antwoording dezer vragen belast werd, klinkt alles
behalve gunstig voor de lijkbranders.
Naar ons gevoelen, zegt de Commissie, vervalt met
de verbranding de mogelijkheid van elk vruchtbaar
gerechtelijk scheikundig onderzoek en wij zien in het
wegnemen der heilzame vrees voor latere ontdekking
van het misdrijf een groot gevaar voor de individueele
veiligheid, vooral met het oog op den moord door
vergiftiging die, wegens de niet moeilijke uitvoering,
meer voorkomt dan men oppervlakkig zou meenen.
Daarom meenen wij de vraag des ministers, of het
verplichtend stellen eener nauwkeurige lijkschouwing
voor de verbranding voldoenden waarborg kan leveren
voor de ontdekking dier vergiften, die bij opgraving
wel, doch na verbranding niet zijn terug te vinden, in
ontkennenden zin te moeten beantwoorden
Aan het gezegde wenschen wij niets meer toe te
voegen. Wij achten het onnoodig en ongepast, de Na
tuurkundige Afdeeling door het uitlokken eener dis
cussie te nopen zich met meerderheid van stemmen
voor of tegen de lijkverbranding uit te spreken. De
hygiënische gronden, ten gunste der lijkverbranding
aangevoerd, zijn tot nog toe gebleken niet afdoende te
zijn, wat door de Vereeniging voor lijkverbranding
schijnt te worden toegegeven. Immers in het adres van
het hoofdbestuur wordt omtrent het vroeger aange
nomen hygiënische voordeel thans het stilzwijgen be
waard. Bij de voorstanders der lijkverbranding geven
dus andere motieven den doorslag, maar die motieven
liggen buiten het gebied van natuurkundig onderzoek
en behooren dus niet tot het terrein dezer afdeeling
der Koninklijke Academie van wetenschappen.
Dit rapport werd uitgebracht door de heeren T.
Place, A. W. M. van Hasselt, J. Zeeman en J. W.
Gunning.
De heer Van Bemmelen kon zich daarmee niet
vereenigen en heeft een afzonderlijk rapport inge
diend, waarvan wij de conclusiën hieronder laten
volgen.
"Wat de beantwoording der eerste vraag betreft,
is prof. van Bemmelen het geheel met zijn collega's
eens, ja gaat zelfs nog een schrede verder. De ont
dekking van vergiftiging of van misdaad moet na
de verbranding in verreweg de meeste gevallen als
volstrekt onmogelijk worden beschouwd,
De heer van Bemmelen echter meent, in een
lijkschouwing vóór de verbranding voldoende waar
borgen te vinden.
Op de vraag van den minister, zegt hij, of het ver
plichtend stellen eener nauwkeurige lijkschouwing vóór
de verbranding voldoende waarborgen oplevert voor
de ontdekking van vergiften, die na de verbranding
van het lijk niet meer als zoodanig te erkennen zijn,
meenen wij dus te moeten antwoorden: dat de lijk
schouwing niet ,iu elk denkbaar geval de zekere mid
delen kan verschaffen, om, zonder meer, een vergiftiging
tot ontdekking te brengenmaar dat de te geven wet
telijke voorschriften zoovele waarborgen voor die ont
dekking kunnen geven, dat de Justitie in een over
wegend aantal gevallen hare toestemming tot de
verbranding van een lijk zal kunnen verleenen.
De heer van Bemmelen deelt in een bijlage mede
\felke voorschriften z. i. behooren gegeven te worden.
Toen dit rapport was medegedeeld en de Voor
zitter de discussie opende, merkte prof. Oudemans
uit Delft, op dat het wenschelijk was het rapport
eenigen tijd te overwegen, en stelde hij dus voor
de discussie uit te stellen tot de volgende verga
dering. Dit voorstel werd voldoende ondersteund en
in omvraag gebracht, met groote meerderheid aan
genomen. De heeren Place, Zeeman, De Vries,
Heynsius, Dibbits, Stokvis en Gunning stemden
tegen.
Van welken aard de waarborgen zijn, die prof.
v. B. bij een voorafgaande lijkschouwing noodig
acht, blijkt voldoende uit de woorden
Wij gaan bij die beschouwing natuurlijk van de
onderstelling uit, dat de lijkschouwing geschiede, nie^
door gewone geneeskundigen zooals tot nog toe in
Nederland meest altijd het geval was die de voor
dat onderzoek noodige kennis en ervaring missen, maar
door werkelijk deskundigen, die van het gerechtelijk
genees- en scheikundig onderzoek, in den meest uitge
breide» zin, eene bijzondere studie hebben gemaakt.
Dus in elk geval van lijkverbranding vooraf een
nauwkeurig onderzoek, niet door gewone genees
kundigen, maar door professoren in de chemie, die
practisch en theoretisch van de allernieuwste methode
der wetenschap op de hoogte zijnEen geheel stel
van nieuwe, hooggeleerde ambtenaren voor lijk
schouwing Scherper dan door dezen eisch van den
heer v. B, kon de onmogelijkheid, om de lijkver
branding in onze maatschappij toe te laten, wel
niet worden aangetoond
De Protestantsche Noordbrabander, die blijkbaar in
't bezit is van een goeden Amerikaanschen corres
pondent geeft in zijn laatste nommer de volgende,
voor landverhuizers belangrijke mededeelingen
Werklieden zullen het best doen naar Michigan
te trekken, alwaar gewoonlijk veel werk is op de
houtzaagmolens, vooral in de omstreken van Mus-
kigan. De streek waar de Hollanders zich geves
tigd hebben was oorspronkelijk bosch. Men heeft
de boomen van lieverlede geveld en den grond in
cultuur gebracht, doch houtbereiding en houthandel
blijft hier een voornaam middel van bestaan, en
geeft aan vele handen werk.
Aankomenden uit Nederland vinden hier gewoon
lijk dadelijk werk, doch naar Amerikaansche wijze
beproeven velen van lieverlede zelf iets te beginnen
waardoor er telkens plaats komt voor andereu.
Voor landbouwers is deze streek echter minder
aantebevelen, dewijl er veel zandgrond en het goede
land aldaar reeds vrij duur is. Daarbij komt dat
de vele stompen van boomen, die nog in den grond
zitten den bouw altijd nog bemoeielijken. De farms
(hoeven) zijn er dan ook klein, gemiddeld slechts 45
akkers, waarvoor men met inbegrip van de noo
dige werktuigen en eenig vee zeker f 8000 zous
moeten betalen.
De omstreken van Pella, staat Jowa, zijn me 2 i
geschikt om zich daar als landbouwer te vestigt,
De grond is er beter en bestaat zoowel uit tbr
als bouwland.
De farms zijn daar gemiddeld 80 akkers groot,
met eenige akkers bosch, waarvoor men met inbe
grip van werktuigen en vee omtrent f 12000 zou
moeten betalen.
Vooral in dezen tijd is het niet zoo moeielijk al
daar eene goede farm te huren, waardoor men met
een klein kapitaal kan beginnen. Zulk eene farm
kan door twee bekwame personen behoorlijk be
bouwd worden en levert onder den zegen des
Heeren genoeg op om in de behoeften van zijn
gezin te voorzien en de geriefelijkheden des maat-
scha'ppelijken levens behoorlijk te genieten.
Wie echter voor minder geld in het bezit wil
komen van eene flinke boerderij, ga naar de voor
12 jaar gestichte kolonie van Hollanders in Sioux
County, en wel naar Orange-city in het N. W.
van Jowa. De grond is daar uitstekend vruchtbaar
zelfs beter dan in Pella, terwijl men daar voor
f 4500 in het bezit kan komen van eene farm van
80 akkers met inbegrip van de noodige werktuigen
en vee. Ook daar zijn op billijke voorwaarden
goede farms te buur, zoodat het daar nog gemak
kelijker is met een klein kapitaal zijn bedrijf te
beginnen. Flinke boerenarbeiders vinden daar
overvloedig werk, dewijl er elk jaar honderden ak
kers prairieland gescheurd worden.
Heeft deze kolonie eenige jaren veel geleden
door de plaag der sprinkhanen, de laatste jaren
waren zeer voorspoedig, daar zij van die plaag
verschoond gebleven zijn en bijzonder rijke oogsten
gehad hebben.
Huisvaders met een talrijk kroost kunnen hier
hunne aardsche toekomst onbezorgd te gemoet
gaan, doch zoowel daar als in Nederland heeft
men daartoe noodig: Eene vlijtige hand met den
zegen des Heeren."
Door den brand die de pier te Queensborough
de aanlegplaats der stoomschepen van de Ma^i
schappij Zeeland vernielde, is er tijdelijk moeielijk-
heid ontstaan in het goederenvervoer. De stoom
schepen konden alleen ijlgoederen over Dover ver
voeren.
Thans heeft de maatschappij Zeeland in die leemte
voorzien, door twee stoombooten in de vaart te
brengen, die tusschen Vlissingen en Londen zullen
varen
Te Amsterdam is de vorige week eene vergadering
gehouden van het Genootschap ter bevordering van
de Christelijke heiliging van den Zondag, gevestigd
te 's Hage.
De vergadering werd met gebed geopend.
Nadat de voorzitter, mr. Gefken, de aanwezigen,
welkom geheeten en eenige teksten uit de H. Schrift
in betrekking tot de heiliging van den Sabbath
voorgelezen en toegelicht had, trachtte spreker de
statuten nader toe te lichten in een kort referaat,
waarin vooral doel, werkkring en grens van den
arbeid der vereeniging werden uiteengezet.
Vervolgens stelde de voorzitter punt 2 der agenda
aan de ordebespreking aangaande den werkkring
in het algemeen. Van verschillende zijden werd
aangedrongen op verzending van circulaires aan de
kerkeraden en bedienaren des woords j op beperking
van werkzaamheden voor zichzelven en onderge
schikten in eigen kringop verspreiding van ge
schriften en gebruik maken der persop beperking
van het gebruik der post; op een poging bij de
Regeering om de Zondagswet weder in hare eere
te herstellen. Veel verschil van gevoelen openbaarde
zich over de grens tusschen Zondagsrust en Zondags
heiliging en de wijze waarop beiden elkander zouden
kunnen tegemoet komen. Eene poging om te komen
tot een uitspreken van algemeene sympathie werd (f
beantwoord met een geharnast verzoek, dat men
allereerst duidelijk omschreve het uitgangspunt der
vergadering en met den wensch, dat dit geen ander 2
mochte zijn danheiliging van den Sabbath uil an
liefde tot God, die deze heiliging gebiedt. jtertfi
StandaardJ