Nieuwe Goesche Courant,
Christelijk-historisch blad voor Zeeland
1882.
Zaterdag* 2 li Mei.
BINNENLAND.
De voordracht van den Heer Meng,
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs pe* drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
UITGAVE VAN
P. 0. WIJTHAU, Ie Hiddelbuig
en
Wed. A. C. DE lOftGE, Ie Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.Familie-berichten vau 1 -
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
Agent voor Dordrecht en Omstreken: de heer HL J. KOEBBUGGE.
Goes 19 Mei 1882.
Gisteren avond sprak hier, in een der lokalen van
de sociëteit, de heer Meng, bekend wegens de standjes,
tot welke zijne redevoeringen eenigen tijd geleden te
Rotterdam aanleiding gaven.
De opkomst wat niet groot, het getal aanwezigen
haalde de vijftig niet, en daaronder waren voor een
vierde deel erkende orthodoxenook een paar
dames, 't Bleek dus dat niet velen lust hadden om
voor 49 ct. wat extract van ongeloof te koop en.
't Was ons, ongewoon als wij zijn aan het volgen
van atheïstische wijsgeerige beschouwingen, niet ge
makkelijk den draad der redevoering te vatten
en vast te houden. De heer Meng is dan ook niet
bekend wegens zijn logischen gedaehtengang, wel
wegens zijne uitvallen tegen het christendom, tegen
"eten godsdienst in 't algemeen, en daarvan kregen
we genoeg te hooren.
Hij zou spreken over de bron der zeden, en be
tuigde zelf dat dit onderwerp wat te algemeen klinkt,
om aan hoorders een juist begrip te geven van het
geen zij te verwachten hebben.
Nadat spreker zich als atheïst of vrijdenker had
bekend gemaakt, begon hij hij heeft dit met de
moderne dominés gemeen zich er over te beklagen
dat de hervormers der zestiende eeuw niet genoeg
begrepen hebben dat ze in een tijdperk van over
gang leefden, en dat ze in hun werk zijn blijven
steken. Wij en op dat wij legde de lieer Meng
bijzonder den nadruk, even als nu en dan op het
woordje ik wij gaan het toen afgebroken werk
nu voortzetten, derhalve is het nu een zeer gewich
tige tijd van overgang. Elke overgangstijd kenmerkt
zich door twee zakenafbreken en opbouwen.
Even als bij de huiselijke schoonmaak de vrouw
meent dat het werk vooruitgaat, en de man dat de
verwarring ontstaat en toeneemt, dus dat er achter
uitgang in huisorde is op te merken, evenzoo
beschouwen velen den vooruitgang in de maat
schappij met zeer verschillend oog.
Ik ken hier is spreker zoo goed t'huis te
Goes? predikanten, die zich verblijden over een
vooruitgang, die eigenlijk een teruggang is naar de
zestiende eenw, die zeggenatheïsten zijn er niet,
wel lieden, die meenen dat zij gelooven dat er geen
God is. Maar de wet der voortdurende ontwikkeling
is niet te keeren. Geen enkel predikant zegt meer,
zoo als enkele jaren geleden Ds. Nieuwstadte Rot
terdam, bij den doop, tot moeders van zonder patent
"-in de wereld gekomen kinderen zeidebrandhouten
der bel staat op Wij zijn zóóver vooruitgegaan,
dat men nu niet eens meer spreekt van amscholen,
wel van kostelooze scholen. Even als jaren geleden
eene locomotief een ontzagwekkend vreesaanjagend
ling was, evenzeer is nu de vooruitgang, de waar-
eid ietSjNwaarvoor velen bang zijn, men vreest er
lieilen va^
et gewooit begrip van zeden bevredigt den vrij
denker niet. Zeden zijn mores, d. i. gewoonten;
moraal, zedeleer is dus zooveel als gewoonteleer.
Gewoonten, zeden kunnen zeer verschillend zijn, en
zeer belangrijk is dus 't verschil van opvatting
omtrent zedelijk en onzedelijk. Waarom noemt men
een zedelijk persoon goed? Waarom wordt men
geschokt door de gedachte aan het ontmoeten van
een onzedelijk persoon 't Was eenmaal gewoonte
goed te zijn, toen heette een gewoon, natuurlijk
menscb zedelijk, als liij zich niet aankantte tegen
de in onzen kring heerschende gewoonten. Het
begrip, aan zedelijkheid gehecht, bevredigt dus den
vrijdenker niet, want volgens mijn gevoelen kan er
zeer veel aan te merken zijn op de als zedelijk
geachte personen, 't Is bijv. gewoonte in orthodoxe
gezinnen, 't behoort er tot de zeden, om 's morgens
neder te knielen en 6 a 7 maal daags te bidden.
Dit is niet natuurlijk, en derhalve niet zedelijk. Om
te weten wat goede zeden zijn, raadplegen wij de
natuur. De natuur is de bron der zeden. Onze natuur
is goed. Het verstand is de leidsman ons door
God der atheïsten God gegeven. Welke vader
zal zijnen kinderen een verkeerden leidsman geven
Het christendom is ongeschikt om ons te leiden;
achttien eeuwen lang is er de proef mede geno
men, en nog zijn er rechters, advocaten en policie-
dienaars noodig. Is Nederland meer beroemd en
beter geworden sinds het christelijk werd? Immers
neen wij streven er naar zoo goed mogelijk te zijn,
dus mensch te zijn, dus zelf te denken, en geven
ons niet over aan dominés en pastoors. De roomsche
heeft nog een leven, de geloovige protestant niet.
Het protestantisme, 's menschen verdorven staat
en onmacht ten goede leerende, en nogtans eischen-
de dat hij goed worde, maakt ten slotte van den
mensch een huichelaar, een krankzinnige of een
vrijdenker. Ik kan geen eerbied hebben voor den man,
die, na in de kerk in levendige bewoordingen de hel
te hebben -hooren beschrijven, zeggen kande do-
miné heeft mooi gepreekt, en dadelijk daarop
vrouw, is de koffie klaar De pastoor laat de
menschen nog levenhij zegt, laat mij maar voor
't hier namaals zorgen, en 'inet opgeruimd gelaat
komt de roomsche uit de kerk, de protestant daar
entegen met een lange tronie.
Maar genoeg om een denkbeeld te geven van
's heeren Meng's redeneertrant.
Merkwaardig is liet evenwel, dat hij, als schit
terend bewijs der liefdeloosheid van den godsdienst,
uit eene courant van 9 Maart 1882, niet van 1682,
een banvloek las, door den rootnschen bisschop van
Santander tegen de liberale courantiers geslingerd,
den bekenden grooten ban, die den mensch van
schedel tot voetzool vervloekt, en ook vervloekt al
zijn doen en laten, 't Is dus bij de roomscben ook
niet altoos leven en laten leven.
Wat spreker als kenmerkende eigenschappen
van het protestantisme schetste, zijn veeleer karri-
katuren van zijn eigen maaksel dan beelden uit
het leven, 't Is echter begrijpelijk dan een zeker
publiek in zulke schetsen behagen schept, en met
instemming luisteren kan naar de uitvallen van een.
volksredenaar, die 's menschen natuur als bron der
zeden aanprijst.
Zie hier eenige der door hem in den loop zijner
rede uitgesproken en deels ook uitgewerkte ge
dachten.
Het geloof is de cellulaire gevangenis van het
verstand
Zoolang er nog één mensch op aarde God niet
kent, is het laster te gelooven.
Zoo als het in het ;bijbelsch verhaal van den
zondenval staat, heeft de mensch meer aan Satan
te danken dan aan God, en 't verwondert me dat
er wel een godsdienst en geen satansdienst bestaat.
Alles wat schadelijk is, is kwaad, en alles wat
voordeelig is, is goed.
De godsdienst verhindert natuurlijk te zijn.
De godsdienst is de vijand van natuurlijke zelf
beschouwing, van zelfkennis.
Welbegrepen zelfliefde zal ons dwingen goed te
zijn.
Kennis, de vrije gedachte leert goed te zijn vol
gens de natuur.
Herhaaldelijk kregen we ook betuigingen te hoo
ren als deze
Ik ben er niet van overtuigd zonde, schuld te
hebben.
Religie, godsdienst is voor mij dwaling.
Ik heb geen geluk, zoolang er nog één mensch
is gevangen in de kluisters des geloofs.
Het is beslist onmogelijk, dat een geloovig chris
ten mij van dwaling kan overtuigen.
Wij behoeven voor onze lezers ons oordeel over
dergelijke gezegden niet uit te spreken.
Waar zal 't heen als ook na den heer Meng an
deren steeds verder de «hervorming" voortzetten,
als de «vooruitgang" steeds voortgaat!
Middelburg. Heden komt hier in het droog
dok het stoomschip Zuid-Holland, een vaartuig juist
zooals er nu twee te Vlissingen door de Maatschap,
pij De Schelde zullen gebouwd worden.
De lieer A. Smit, burgemeester van Vlissingen,
heeft voorde Zeeuwschc tentoonstelling van nijverheid
ook een medaille beschikbaar gesteld. (G. C.)
Bij herstemming is in het kiesdistrict Amerongen
tot lid der Provinciale Staten van Utrecht gekozen
de heer D. Sandbrink te Rhenen, (antir.) met 411
stemmen, tegen den heer J. B. de Beaufort te
Woudenberg (lib.) die 360 kreeg.
De burgemeester van den Haag jhr. Gevers
Deijnoot heeft dezer dagen aan het einde eener
zitting, aan den Raad aldaar medegedeeld, dat hij
zijn ontslag heeft gevraagd als burgemeester der
residentie, daar zijne gezondheid hem niet toelaat
langer aan het hoofd der gemeente te staan.
De oudste wethouder, de heer van der Duyn,
sprak een woord van innig leedwezen over dat ver
lies. Over acht dagen zal de Burgemeester zijne
betrekking neerleggen.