Nieuwe Goesche Courant,
1082.
N°. 880.
Donderdag 00 Haart.
ET
Christel ijk-historisch blad voor Zeeland
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs pev drie maanden franco
Enkele nommers
f 1.50.
- 0,05.
UITGAVE VAN
P. G. WIJTMAN, te Middelt mg
en
Wed. A. C. DE JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1-6
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
Agent voor Dordrecht en Omstreken: de heer EL J. KOEBRIJGrGrE.
BINNENLAND.
Goes, Jongstleden Maandag waren op het ter-
Tein in de Wijngaardstraat wijk A no. 80 een aan
tal leden en eereleden der Chr. Jongelingsvereeni-
ging Ken den Heere in al uwe wegen alhier, en eenige
belangstellenden vergaderd om getuige te zijn bij
het leggen van den eersten steen van een vergader
lokaal ten behoeve van genoemde vereeniging.
Nadat de 1ste steen, waarin de naam des leggers
G. H. De Jonge gegraveerd was, namens zijn vader
J. De Jonge Jz., voorzitter der vereeniging, die
door eene langdurige ziekte daartoe verhinderd,
gelegd was, sprak het eerelid M. De Jonge Jz.
ongeveer de volgende woorden
M. H. Met blijdschap voldoe ik thans aan de
mij opgedragen taak om bij deze gelegenheid een
woord te spreken. Met blijdschap, omdat het eene
Vereeniging geldt die mij sedert geruimen tijd dier
baar is, en waaraan ik een vijftal jaren met lust
en liefde heb medegewerkt.
Ieder bewijs van zedelijken en stoffelijken voor
uitgang dier vereeniging stemt mij tot dankbaarheid
aan God, die haar tot dusver deelgenoot Zijner
zegeningen maakte.
Was de vereeniging in den beginne klein in
kracht, hare verschijning schier onmerkbaar, vond
zij aanvankelijk weinig medewerking, ja, werd hare
oprichting door velen schouderophalend begroet,
i toch behaagde het God haar nu reeds eeu elftal
jaren ruimschoots te zegenengetuige de genade
bewezen aan de leden die uit haar midden werden
opgeroepen en in de gewesten der eeuwige zaligheid
jubelengetuige de trouwe bemoeiingen Gods in
zoovele opzichten gedurende haar bestaan onder
vonden, getuige inzonderheid deze ure, nu zij het
I voorrecht mag beleven dat de eerste steen is gelegd
I voor een lokaal waarin zij in de toekomst hare
gewone en buitengewone vergaderingen wenscht te
houden. Hoe meer de Jongelingsvereeniging zich
naar buiten vertoonde, des te grooter werd het
getal dergenen die haar steunden, zoodat zij thans
door eene schare van begunstigers wordt bijgestaan.
Dank zij de geldelijke hulp die zij van verschillende
zijden mocht ondervinden, ziet zij haar verlangen
om een eigen lokaal thans in aanvang verwezenlijkt.
Van harte hoop ik dan ook dat het den bouwheer
en den architect gelukken moge om dit gebouw
overeenkomstig het ontworpen plan daar te stellen;
dat de voltooiing met den meesten voorspoed
moge gepaard gaan, en verschoond moge blijven
van ongelukken. Wordt de wensch mijner ziel ver
vuld, dan betrekke de vereeniging het op te richten
gebouw met God, dan ondervinde zij hier in niet
mindere mate Zijnen zegen, die haar zoo vaak in
haar tegenwoordig vergaderlokaal werd bereid. Nim
mer worde binnen deze muren iets verricht, strijdig
iet de belijdenis die onze vaderen ons met goed
»n bloed bezegeld hebben overgeleverd, en Gode zij
kdank aan deze vereeniging ten grondslag ligt, strij
dig met het als met gulden letteren in haar vaan
del prijkend motto »Ken den Heere in al uwe
wegen." Deze plaats worde niet alleen een plaats
van gezellig verkeer, waar jongelingen elkander
ontmoeten of elkander nuttig trachten bezig te hou
den, maar inzonderheid voor velen, kon het zijn, een
Pniël en een Bethel waar zij kennis krijgen aan
Jezus als him Zaligmaker.
Binnen deze op te trekken wanden heersche liefde
en vrede en worde Gods rijk onder de Goesche
jongelingsschap gebouwd. Niet onvermengd is thans
mijn vreugde, immers de plaats door mij hier in
genomen, had vervuld moeten zijn door mijn
dierbaren broeder Johs. de Jonge Jz. (voorzitter der
vereeniging) die door langdurige ziekte daartoe is
verhinderd. Mijne vrienden, den wensch mijns har
ten is, en ik vertrouw het, is uwer aller bede, dat
God hem spoedig moge herstellen. Nog vóór dit
gebouw zijne voltooiing heeft bereikt, geve de Heere
dat door hem deze drempel worde overschreden.
God spare hem nog lang voor uwe vereeniging,
nog vaak worde van de plaats des voorzitters ook
in dit gebouw, de gaven, door God hem geschon
ken, ten nutte der vereeniging besteed, en moge
hij, hoe zulks ons ook smart, thans ontbreken, bij
de inwijding dezer plaats, hoop ik, worden wij ver
waardigd God te danken voor dit gebouw, maar
inzonderheid voor zijn herstel.
Dat zij zoo
Het eerelid J. Donner bedankte M. de Jonge
voor de treffende woorden door hem gesproken, en
hoopte van harte dat zij verwezenlijkt zouden worden.
Daarna gebruikten de werklui van de hun door
den voorzitter aangeboden versnaperingen, en ieder
keerde wel voldaan van deze plaats.
DE GEDIENSTIGHEID DER PRAKTIJK.
Te H-Oudekerke (Walcheren) heeft de onder
wijzer, naar we vernemen, met een bloedend hart,
den Bijbel van de school moeten wegnemen. Zou
er in een zoo flinke orthodoxe gemeente nu geen
christelijke school verrijzen Helaaswe hooren er
niets van.
Te Biggckerkc, waar een christelijke school
is, en een «^-orthodox onderwijzer in de Staats
school, heeft men den Bijbel op laatstgenoemde
school gelaten. Zijn we goed ingelicht, gelaten, na
dat de niet-orthodoxe onderwijzer de opmerking
heeft gemaakt, dat, wanneer de Bijbel van de school
moest, ook vele kinderen haar zouden verlaten.
De Goesche Courant meldt:
Door de eerlang te ondernemen bedijking van
schorren onder Maire en Rilland, zal Zuid-Beveland
opnieuw een gedeelte van de gronden herwinnen,
welke in het oostelijk gedeelte, ter grootte van ruim
32 duizend gemeten, en daaronder van Maire en
Rilland 4050 gemeenten, door den noodlottigen
watervloed van 5 November 1530 en den daarop
gevolgden van 2 November 1532 verloren zijn
gegaan.
Tot candidaat bij de aanstaande verkiezing voor
een lid der Tweede Kamer in het district Steen wijk
is van anti-revolutionaire zijde gesteld de heer G.
H. Th. van der Hoop, luitenant ter zee, en ridder
der Militaire Willemsorde en broeder van het over
leden Kamerlid.
Van liberale zijde worden genoemd mr. Sand-
berg, oud-lid der Tweede Kamer voor Zwolle,
thans lid van de rekenkamer, en mr. v. Diggelen,
te Zwolle.
Met 1 Mei a. wordt voor het eerst een vrouwe
lijke «ambtenaar" bij de telegraphie in Zeeland ge
plaatst. Het is mej. P. J. Ketting, welke als 2e
klerk bij de rijkstelegraaf van Amsterdam naar
Vlissingen verplaatst wordt. (M. C.)
De heer H. T. Bührmann, grondbezitter en
veehouder in Transvaal en vroeger lid van de
Regeering aldaar, een man die volkomen met de
gesteldheid en de behoefte des lands vertrouwd is,
heeft zich bereid verklaard alle vragen, die hem
betreffende Transvaal zullen worden gedaan, uit"
voerig te beantwoorden in eene vergadering op
Dinsdagavond (28 Maart) des avonds te 7 uren, in
het »Café", Dubbele Buurt, Nieuweramstel, te houden.
Het regeeringsverslag omtrent den staat van het
onderwijs over 18801881 is verschenen.
Betreffende de gelukkige vruchten der toenemen
de ontwikkeling en de resultaten der examen-woede
stippen we het volgende uit dit officieele verslag aan
De hoogleeraar Prins, aan de Universiteit te
Leiden, is van oordeel dat, over het geheel geno
men, het peil der aankomenden in de laatste
jaren eer gedaald dan gerezen is. De hoogleeraar
Tiele constateerde vermindering zijner toehoorders
na de Paaschvacantie, als een gevolg van het aan
theologanten toegestane recht om ten allen tijde examen
te doen. Ook in de faculteit der rechtsgeleerdheid
vonden de meeste hoogleeraren in de mate van ont
wikkeling en kennis en in de vorderingen der studen
ten geen reden tot bijzondere opmerkingen. De lector
d' Ablaing merkt op, dat het streven der meeste om
het candidaats-examen één jaar na het propaedeutisch
examen af te leggen, schadelijk werkt. De hoogleeraar
van der Vlugt deelt o. a. mede, dat meer dan eens de
blijkbare afwezigheid zelfs van de meest elementaire
historiekennis bij candidaat-examens, de verbazing der
faculteit verwekte.
Aan de Utrechtsche hoogeschool verschilde het oor
deel der hoogleeraren over de ontwikkeling hunner
hoorders weder weinig var. dat in het vorige jaar. In
de faculteit der rechtsgeleerdheid werd geklaagd over
het slecht college-bezoek. Ook het oordeel over de ont
wikkeling en de kennis der studenten was niet gun»
stig. Een der hoogleeraren noemt, volgens de ervaring
bij de examina opgedaan, de kennis in vele gevallen
gering, en de algemeene ontwikkeling uiterst gering;
op het gebied der geschiedenis toonden velen zich vol
strekt onbekend met gebeurtenissen, waarmede de leer#