Nieuwe Goesche Courant, Christelijk''historisch blad voor Zeeland 11581. Zaterdag* 19 November. IV#. 830. BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen pvijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. P. G. UITGAVE WIJ TH AN, VAN le Middelhui g Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Adyertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1- regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. De telegrammen tusschen den Gouverneur-Generaal van Indie en den Minister van koloniën gewisseld even voor hst ontstaan van den Atjeh-oorlog, zijn thans openbaar gemaakt. Mr. Keuchenius gaf in de zitting der Kamer van Woensdag den indruk door deze stukken op hem ge maakt in deze korte en duidelijke woorden weder f „De Gouverneur-Generaal Loudon heeft gewenscht souvereinitait over Atjeh zonder oorlog en de Minister Fransen van de Putte oorlog met souvereiaiteit. Beiden, souvereiniteit wenschende of najagende, waren van zelve de bewerkers van den oorlog, dien ik niet gerechtvaardigd acht." Aan de algemeene beraadslagingen over de Indische begrooting hebben nog deelgenomende heer Bastert, die zich ongezind verklaarde om voor de begrooting te stemmen, daar deze begrooting totaal gemis verraadt aan beperking van uitgaven. De Nederlandsche belas tingschuldigen moeten voor Indie betalen, de heer Rutgers van Rozenburg heeft niet veel op met de Indische begrooting, daar altijd een reeks credieten worden geopend die het vaststellen der begrooting denkbeel dig maken. De heer des Amorie van der Hoeren verklaarde zich met de voorgestelde begrooting, vooral met het voorstel tot afschaffing der pandjensdiensten tevreden. De heeren Bruyn Kops, vaa Gennep en Gleichman spraken over den economiichen en financi- eelen toestand onzer koloniën. De minister van koloniën beantwoordde iu eene uit voerige rede de verschillende sprekers. Zijne rede wierp echter geen nieuw licht op de Indische toestanden. De heeren Heydenrijck, Idsinger, Van Nispeu en Bastert spraken nog na den Minister, ten einde de verkeerde handelspolitiek en de meer aan vreemden dan aan ons ten goede komende maatregelen te be strijden. Als bewijs van erkentelijkheid aan mr. D. Vee- gens, afgetreden griffier der Tweede Kamer, hebben de heeren van der Linden, Blussé, Heydenrijck, Schim- melpenninck van der Oye en Roëll besloten, bij Hoofdstuk II der StBatabegrooting een voorstel te doen, ten einde aan genoemden heer Veegens zijn tractement als pensioen te verzekeren. Plicht en Recht te Vlissingen heeft den heer H. J. Bool te Leiden in ons district candidaat gesteld voor de verkiezing op 29 November. De heer Lenting verkeert steeds in zorgwekkenden toestand. Volgens de Zut/ensche Courant nemen zijne krachten sterk af. Ook de berichten omtrent den toestand yan dr. Idzerda luiden niet bemoedigend. Beide heeren zijn leden der Tweede Kamer. In eene buitengewone vergadering van het bestnur wan den polder Walcheren werd naar aanleiding van eene in de vorige vergadering door den voorzitter gedane mededeeling door de heer Snijders, met het oog op de doorsijpeling van zout water door het kanaal gevraagd, of op de staatsbegrooting voor 1882 een post tot verbetering van dien toestand is uitgetrokken. De voorzitter antwoordde dat op de be- grooting geen zoodanige post voorkomt, doch dat daar wel op gebracht is een som voor werken aan het kanaal door Walcheren, waaronder mogelijk bedoelde verbetering is begrepen. De voorzitter verklaarde verder dat blijkens een schrijven van den minister van waterstaat deze genegen is om in 1882 voor be doelde zaak gelden beschikbaar te stellen en den hoofd-ingenieur heeft opgedragen een overeenkomst met het polderbestuur te sluiten voor het uitvoeren der noodige werken. Op grond van een met bedoelden ingenieur gevoerd gesprek, vleit de voorzitter zich binnen eenige dagen een concept-overeenkomst te zullen ontvangen. Ofschoon overtuigd dat het bestuur zooveel mogelijk tracht te gemoet te komeu aan het tengevolge van de abnormale weergesteldheid bestaande bezwaar van overvloedig opperwatei en wetende dat het onmogelijk is alle hinderpalen weg te nemen, geeft de heer Snij ders het dag. bestuur het denkbeeld in overweging om, zoo de waterleidingen daartoe voldoende capaciteit hebben en de waterloozing uit de vesten te Middel burg mogelijk is, nabij Poelendale eene waterlossing op te richten. De voorzitter deelde mede dat het hem niet moge lijk is nu reeds dit denkbeeld, de oprichting ran een stoomgemaal, grondig te bespreken. Wat be treft de waterleidingen verklaarde hij dat die verbetering behoeven en dat het bestuur voornemens is te dezer zake, na voltooiing der werken te Vlissingen, nadere voorstellen te doen. Wegens de quarantaine was het moeielijk, om in aanraking met de geredden te komen, doch de agen ten berichten, dat deze boot niet zulk ruw weder onder vonden had als die van den lsten officier. Wel regen maar meerendeels stil weder. Volgens de verklaring van kapitein J. E. Ilbery, gesagvoerder van het stoomschip Delcomijn, was hij op 15 October ten 7Va u. n.m, op 4o 54' ZBr. 69o 12' OL., toen hij een licht teu zuiden ontwaarde, dat hem vreemd voorkwam. Hij stuurde er heen en toen hij ia de nabijheid kwam, bevond bij dat het werd vertoond uit een boot, waarin menschen waren. Hij stopte en nam de menschen aan boord, die hem verklaarden, zij tot de bemanning van het stoomschip Koning der Nederlandeu behoorden, en dat zij de zes andere boo ten in geen acht dagen gezien hadden. De kapitein van de Delcomijn stuurde den ganschen nacht „en zigzag" een uur west, dan twee uren noord-oostelijk, daaror weder een westelijk en zette bij het aanbreken van den dag een man op den uitkijk in den top van den mast, doch het mocht hem niet gelukken een andere booten te ontdekken. De kapitein rapporteert verder, dat hij een zwaren stroom naar het zuid-oosten had ondervonden. De werkzaamheden aan den voor eenige weken plaats gehad hebbenden val aan den zeedijk, onder de ge meente Colijnsplaat, worden met kraoht voortgezet, loodat te verwachten is, dat de nieuwe dijk tegen 't einde van het jaar gereed zal zijn. De zeedijk, die over eene lengte van J05 M, totaal in de zee is weg gezonken en waar ter plaatse op eenmaal 16 M. water stond, wordt nu vervangen door een anderen, verder landwaarts in. Zulk een val, die op hst onverwachts en vaak bij stil weer plaats heeft en niet kan voor komen worden, gaat altijd met groot verlias van bebouwbaar land gepaard, dat aan de immer voort woekerende zee moet prijs gegeven worden. Als men daarbij bedenkt, dat dit werk voor ruim f 31000 aanbesteed is, kan men zicb een denkbeeld vormen, hoe groot de ramp is, die zoo'n val veroorzaakt. N. R. C. Volgens rapport van de agenten der stoomvaart maatschappij Nederland te Aden. dd. 2 November, was aldaar op 27 October het stoomschip Delcomijn, van Adelaide naar Londen, gepasseerd, aan boord hebbende, zooals reeds per telegraaf is bericht, de 19 personen uit de sloep van het stoomscL.-p Koning der Neder landengevoerd door den kabelgast Schou. De heer A. Jansz te Oude-Wetering zond on eene circulaire ten einde de Christenen in onze omge ving in kennis te stellen met een plan, oorspronkelijk door den zendeling P. Jansz ontworpen, maar thaDS nader uitgewerkt door zijn zoon, mede zendeling op Java. Het plan komt neder op Christianisatie door Christelijke Landbouwondernemingen. De resident van Japara en de overige plaatselijke ambtenaren moedigen hem daarin aan. De Zending vereniging staat het toe, mits de zaak niet voor hare rekening kome. Het Gouvernement heeft zich bereid verklaard de door Jansz uitgezochte gronden in erfpacht af te staan, wanneer hij ze laat meten en in kaart brengen. Het plan is om Ideze gronden aan inlandsche christenen en niet-cl' -A en en uit te geven, ter grootte van een bahoe (5^/ vierkante Rijnlandsche Roeden) voor elk gezin, op een contract, waarbij de inlander zich verbindt a. geen opium te schuiven, noch opium te han delen b. af te zien van veelwijverij en de gewone iolandsche onzedelijkheden, afgoderijen enz. c. niet te spelen noch te woekeren d. zijne kinderen ter school te zenden en de kerk en bijbellezingen te bezoekep e. des Zondags te rusten mede te werken tot zindelijkheid, orde, veiligr heid, enz. Die zich aan deze voorwaarden niet houden, ver liezen het recht om op de onderneming le verblijven. Aan huur wordt betaald eene matige som, niet boven de gewone landrente, terwijl al de kosten van ontginning voor rekening van den huurder komen. Men stelt zich voor op deze wijze van lieverlede O

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1