BINNENLAND.
dan ook, de herziening van de Grondwet aan de
orde zal zijn, er dan in geheel Nederland een enkel
jurist, althans een jurist die eenige politieke verant
woordelijkheid te dragen heeft, te vinden zou zijn. die
zou durven voorstellen om gelijk van de gerechts
hoven, „zoo die er zijn", ook te spreken van een
God, „zoo die er is', of het opschrift van het VIIde
hoofdstuk van de Grondwet te lezen „van de
godsdienst zoo die er is."
Maar nu de gemoedsbezwaren, uie bij sommigen
tegen den eed bestaan.
Laat ons onderscheiden. Wanneer die gemoedsbe
zwaren godsdienstige bezwaren zijn, en wanneer tevens
uit het lidmaatschap van eenige godsdienstige gezindte
ik bedien mij natuurlijk van het woord dat tegen
woordig taalkundig het meest juiste geacht wordt
blijkt dat dat bezwaar niet is aangeschatt pour le besoin
de la cause, niet is een pretext waarmede men zich
aan het vervullen van een staatsplicht wil onttrekken
dan is het vrijstelling van den eed ja, formeeleene
uitzondering, maar in het wezen der zaak niet, want
dan is die formele uitzondering juist even rationeel
als de regel zelf. Dan kan dus zonder de minste be
denking het gemoedsbezwaar geëerbiedigd worden.
Wanneer een doopsgezinde aflegt eene eenvoudige
verklaring, wil dat dan zeggen dal hij op dat oogen-
blik God uit zijne gedachten sluit of weigert den
hoogsten waarborg, dien hij geven kan P Immers neeni
Juist het feit dat hij niet de gewone woorden van het
eedsformulier kiest, maar eenvoudig zegt dat beloof
of verklaar ik", juist dat feit bewijst dat hij, op zijn
étandpuiit en zooals hij terecht of ten onrechte den
by bel verklaart, die woorden uitspreekt ouder den
indruk van eerbied voor God.
En daar tevens door zijn lidmaatschap van eene ge-
gezindte wier leden in 't algemeen, notoir, datzelfde
bezwaar deelen, het bewijs geleverd wordt dat zijn
gemoedsbewaar niet is een pretextzoo kan de Staat
zonder de minste bedenking hem van den eed in
den engeren zin vrijstellen.
Maar kan de Staat dit ook doen wanneer het
gemoedsbezwaar wordt geopperd door iemand, die hetzij
dan op godsdienstige, hetzij op zuiver negative gronden,
eenvoudig beioeert tegen den eed gemoedsbezwaar te
hebben zonder dat de waarheid dier bewering blijkt
tiit het lidmaatschap van eene gezindte als hier bedoeld
Indien gij en ik leg daarop allen nadruk op
grond van de gewetensvrijheid verlangt dat ook de
zoodanigen moeten vrijgesteld worden, dan moet gij
voorstellen de algeheele afschaffing van den eed voor
ieder en een iegelijk.
Maar indien gij aan den eenen kant den eed
behoudt en aan den anderen kant het al of niet afleggen
van den eed afhankelijk stelt van het individueel
goedvinden, dan komt gij in strijd met de ratio; met
den grond waarop de eed steunt.
Zagen wij niet dat de grond van den eed deze is,
dat de Staat van den burger den hoogsten waarborg
moet eischen, dien hij geven kan En zegt men nu
dal de man die, hoezeer niet behoorende tot eene
gezindte die den eed wraakt, toch den eed afkeurt en
eenvoudig eene verklaring of belofte aflegt, ook den
grootsten waarborg geeft, dien hij geren kan, dan
vraag ik Hoe weet gij dat Waaruit wordt dat
bewezen
De eerste de beste al heeft hij in werkelijkheid
geen bezwaar tegen den eed zou dan zoo dikwerf
hij om de eene of andere reden zich aan de vervulling
van een Staataplicht wil onttrekken, eenvoudig kunnen
voorwenden dat hij dit gemoedsbezwaar heeft.
En waarop komt dan dat stelsel neer, dat tusschen-
rtelsel behoudt van den eed, maar te gelijk vrijheid
voor ieder en een iegelijk om hem al of niet af te
leggen Hierop, dat men den eed afschaft, behalve
alleen voor diegenen die gelooven in God en hechten
aan den eed en tevens te eerlijk zijn om het een of
ander te ontveinzen. Het komt hierop neer, dat men
bijv. tot den ongeloovige zal zeggen u geloof ik op
uw woord, en in zooverre gij verklaart rtiet in God
te gelooven en ten aanzien van al wat gij mij dan
verder verklaren zult. Daarentegen tot den geloovige
cal men zeggen u geloof ik op uw woord in zoover
gij verklaart dat gij nog hecht aan God en aan den
«edmaar zoodra gij mij uitdrukkelijk of stilzwijgend
dat hebt te kennen gegeven, van dat oogenblik af aan
«n omdat gij dat te kennen gegeven hebt, geloof ik u
niet meer op uw woord en eisch ik dat gij uwe
verdere verklaringeu en beloften door een eed be
vestigen zult.
Mijnheer de Voorzitter Wat het resultaat van
deze discussie ook moge zijn, een ding hoop ik, na
melijk dat men de vraag eindelijk eens zuiver zal
stellen Of geheele afschaffing van den eed, of het
afleggen van den eed door ieder, behalve door die
genen die door hun lidmaatschap vnu eene godsdien-
stige gezindte, wier leden den eed wraken, bewijzen
dat hun bezwaar geen voorweudsel is. Maar dat
tusschensvsteem, dat hierop neerkomt, dat men den
eed behoudt, maar zoo dat het instituut geregeld
wordt in strijd met zijn grond van bestaandat
tusschensysteeem waardoor gij behoudt den eed, maar
hem afschaft voor ieder die eenvoudig zegt er niet
van te willen weten, dat stelsel is noch logisch, noch
liberaal, maar precies het omgekeerde.
De Provinciale Staten van Zeeland, gisteren daartoe
expresselijk in buitengewone vergadering bijeengekomen,
hebben met 21 van de 31 stemmen tot hoofdingenieur
bij den Provincialen Waterstaatsdienst benoemd de
heer M. B. G. Hogerwaard te Zutfen. Met den be
noemde stonden op de voordracht de heer W. Verwey
te Goes die 13, en de heer A. A, Bekaar te Maastricht
die 4 stemmen bekwam.
Kloetingc. Morgen (Donderdag) avond hoopt dr.
Gerth van Wijck van 's Gravenhage, alhier eene
spreekbeurt te vervullen voor de Unie „Een School
viet den Bijbel
Op het ia dato 5 Juli door het Bestuur der Unie
„Een school met den Bijbel" ingediend adres aan
Z. M. den Koning is onder dagteekening van 16
September het navolgende antwoord ontvangen
„De Minister van Binnenlandsche Zaken, beschik
kende op nevens vermeld verzoekschrift van Jhr. Mr.
P. J. Elout van Soeterwoude te 's Gravenhage en
twaalf anderen, allen ingezetenen des Rijks, leden van
het Bestuur der Unie „een School met den Bijbel"
Overwegende dat de adressanten den wensch te
kennen geven, dat door Zijuer Majesteits Regeering
maatregelen mogen worden beraamd tot eene inrich
ting van de openbare lagere school, waarmede ook de
voorstanders van de scholen met den Bijbel vrede
kunnen hebben
dat zij verklaren, dat hunne Yereeniging is eene
voortzetting van het Volkspetitionnement tegen de
bekrachtiging der bestaande wet op het lager onder
wijs en dat zij van de petitionarissen van 1878 de
opdracht hebben ontvangen, voortdurend te waken
voor de belangen, bij het Volkspetitionnement van dat
j8ar voorgestaan
dat de bezwaren van adressanten derhalve grooten-
deels dezelfde zijn, die, in het smeekschrift van 1878
uitvoerig uiteengezet, door de toenmalige regeering
met den ernst, waarop zij aanspraak hadden,
en in het aan Zijne Majesteit den Koning onder dag
teekening van 13 Augustus 1878 gericht rapport, punt
voor punt zijn overwogen
dat hunne wenschen destijds en vroeger getoetst
aan onze Staatsinstellingen, niet voor inwilliging vat
baar zijn bevonden
dat adressanten in hun verzoekschrift hetgeen zij
verlangen, niet met nieuwe redenen hebben omkleed
dat hun van toelichting ontbloot protest tegen de
wet en de wijze waarop zij wordt teD uitvoer gelegd,
voor zoover het niet de aan de Grondwet ontleende
beginselen der tegenwoordige regeling betreft, als
voorbarig moet worden ter zijde gelaten, waar de
verkregen ondervinding zich over een tijdperk van
nog geen jaar uitstrekt
dat ook, al mocht wijziging of aanvulling der wet
van 1878 later noodig blijken, letter en geschiedenis
van het grondwettig voorschritt niet zouden toelateD,
het openbaar onderwijs in te richten overeenkomstig
het verlangen van adressanten
geeft ingevolge machtiging, verleend bij een Konink
lijk Kabinetschrijven van 11 September 11. No. 19,
namens den Koning aan de adressanten te kennen
dat aan hun verzoek niet kan worden voldaan."
[w. g.] Six.
Het onderzoek dat gedurende eenige dagen plaats
Bad, in betrekking tot het spoorwegongeluk te
Rotterdam heeft tot het volgende resultaat geleid
Niet aau den slecht betaalden overwerkten wis
selwachter komt de schuld toe, maar wel aan het
gebrek aan controle over de uitvoering van gegeven
orders.
De Nederl. Industrieel doet deze vregen
Waarom is op een hoofdstation, zooals deDelftsche
Poort te Rotterdam, het bloksysteem niet ingevoerd j
dat wil zeggen dat er geen trein binnen dat blok
mag naderen voordat zijn locomotief gefloten heeft en
den conducteur door een te openen signaal, geantwoord
is, dat de te berijden lijn veilig is?
Waarom worden de wissels niet allen van uit een
hoog geplaatste keet gerioht door een en denzelfden
persoon, die direct met den telegraaf en den stati
onschef in verbinding staat, zooals aan het Rijnspoor
en in het buitenland gebruikelijk is
Waarom wordt geduld dat een trein zoo dicht bij
een hoofdstation, waar zoovele wissels aanwezig zijn,
met volle kracht binnenrijdt Overal elders geschiedt
dit met verminderden spoed, zoodat er zelfs by
verkeerde manoeuvres geen ongelukken gebeuren
kunnen.
Waarom zijn de derdeklasse-wagens zoo zwak gebouwd,
dat zij bij den minsten schok te splinteren geraken,
terwijl eerste en tweede-klasse-wagens gaaf blijven
Is het leven van een derde-klasse-reiziger minder
waard dan dat van een reiziger lste klasse? Dit
schijnt nu zoo te worden begrepeD, daar vroeger de
treinen van den Hollandschen IJz.-Spoorweg op deze
wijze werden samengesteld twee waggons 3de klasse
een waggon 2de, twee lste klasse waggons, een 2de,
en twee 3de klasse waggons, of met cijfers wellich
duidelijker
3 3 211233
In den laatsten tijd kon dit minder worden
volgehouden, omdat er dikwerf doorgaande wagens
moeten voorgebracht worden. Ieder reiziger weet ook
dat het midden van den trein en nog wel het
midden-compartiment van den middelsten waggon de
veiligste zitplaatsen bevat. Doch de bekende Pulmans-
wagens of sleeping-cars worden, evenals de eerste
klasse wagens, zelden bij eene gewone ontsporing stuk
geslagen, omdat hunne constructie, ook wat de
binnen wandeu betreft, veel sterker is. Ontsporingen
kunnen niet geheel geweerd worden, maar de regeering
behoorde zoodanigen bouw van wagens voor te
schrijven, dat zij niet bij d^ eerste botsing in stukken
Waarom is het personeel van zoo min allooi? Onder
de maohinisten zijn er, die wegens ongeschiktheid
voor de vaste machines by een particulier niet zouden
worden goedgekeurd.
In één woord, overal ontbreekt het noodige
staatstoezicht en controle.
Hetzelfde is het geval bij stoomtramwegen, waar
het leven der reizigers van één man afhangt. Als
deze bij ougeluk van de machine valt of een toeval
krijgt, gaan al de passagiers de baan af. Er is wel
bepaald, dat in dit geval een der controleurs in de
bres springt, maar, daargelaten dat deze voor het werk
ongeschikt is, kan hij zich juist in den achtersten
wagen bevindenhij heeft dus eenigen tijd noodig
alvorens hij de machine bereiken kan, en inmiddels
kan het te laat zijn.
Waarom op lijnen die geen nachtdienst hebben voor
personenvervoer, de goedereut-reinen niet des nachts
doen loopen
Er is maar één geneesmiddel, dat is streng
toezicht van staatswege op het materieel, op de
lijn of weg [wissels, enz] en op het personeel
met zware boete, door de betrokken Maatschappij te
voldoen, bij ieder ougeluk of bewezen verzaking der
voorschriften.
In het Gebouw voor kunsten en wetenschappen te
Utrecht had Maandagmiddag ten 12 ure de vergade
ring plaats, welke op uitnoodiging van de Ka
mers van koophandel en fabrieken te Maastricht en te
«s-Hertogenbosch beraadslagen zou over de vraag of
een adres aan de Regeering gerioht zal worden met
verzoek tot het benoemen eener commissie, gelijkelijk
uit nijveren en handelaars saamgesteld, om een onder-
zoek in te stellen naar den toestand van de Neder-
landsche nijverheid en van de gevolgen, welke voor