Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-historisch blad voor Zeeland Donderdag- 13 October. 1\°. 814. De eedkwestie in ket land. iöai. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nommers - 0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJTMAN, le Middelburg A. C. JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. Moge de eedkwestie voor 't oogenhlik in de Tweed»; Kamer zonder direct gevolg afgeloopen zijn, het debat heeft in ons geheele land groote belangstelling gewekt en de aandacht van alle zijden in 't bijzonder op deze zaak gevestigd. De vergadering van den Protestantenbond die i weldra bijeenkomt heelt verplichte eedsaflegging tot een punt van behandeling op bare ageuda gemaakt. Prof. Buijs Ballot een der bezwaarden over de formule en de altijddurende herhaling j er van wil zich vereenigen met gelijkge- I zinden om een bond op te richten ter wijzi- ging of vervanging van den eed. Dat er reeds weigering van eedsaflegging heeft plaats gehad van lieden die voor openbare betrekkingen, tot welker aanvaarding het doen van den voor schreven eed is gevorderd, plaats hadden, is bekend. De bezwaren tegen den eed komen echter niet alleen van ongeloovige zijde. Het maakt bij erkende Christenen aan de eene zijde een onaangenamen indruk, men- schen, die bij menige gelegenheid in 't open baar verklaren niet te gelooven in een persoonlijk God die het kwaad straffen kan, plechtig Gods naam te hooren aanroepen. Aan de andere zijde openbaart zich bij nauwgezette Christenen hier en daar een zeer verklaarbare tegenzin om in zoovele ge vallen als door de wet voorschreven zijn Gods naam op de lippen te nemen, en Hem straf fende over verzuim vau plicht of onwaarheid in te roepen. Laat ons voor ditmaal hooren met welk recht de Staat den eed vordert, gelijk dit door den Minister Modderman is uiteengezet De Staat, den eed vorderende, handelt niet in strijd noch met eenig beginsel van godsdienst, noch met zijn eigen beginsel. Hij handelt niet in strijd met eenig beginsel van godsdienst, want geen enkele godsdienst verbiedt om daar waar menschelijke kracht te kort schiet., beroep te doen op God. En de Staat handelt evenmin in strijd met zijn eigen beginsel, want hij is „laïque", (wereldlijk)" maar hij is niet uotJiée" [godsdienstloos.] wL'Etat est laïque"* Hij mengt zich niet in de tallooze vormen, waarin het godsdienstig bewustzijn zich openbaartal die vormen eerbiedigt hij, ja hij begroet ze, zonder onderscheid, met sympathie, zoolang ïe de behoeften bevredigen van hen voor wie ze dienen, want hij weat dat godsdienst en kerkgenootschappen zijne bondgenooteu ziju in strijd voor het recht intusschen met de vormen zei re laat bij zich niet in. Daarentegen, van het wezen van alle godsdienst, het besef van volstrekte afhankelijkheid van de Hoogste Macht waaraan men zich met volle vertrouwen overgeeft en waartoe men zich getrokken gevoelt, daarvan kan de Staat zich niet losmaken. En waarom niet P Omdat men den Staat wel kan onderscheiden maar niet a/scheiden van drie dingen, die geen van drieën op den duur atheïsiisoh kunnen wezen den mensch de maatschappij, het r chf. De mensch kan op den duur niet atheïtisch zijn conseqnente, compleete a'heïsten zijn er bijna niet ik zou wenechen dat er enkele waren om tot afschrik kend voorbeeld te dienen. Wat zou een consequente atheïst moeten zijn? Een chaos: een wezen waarin het vermogen is verstompt om zieh uit de veelheid tot de eenheid, uit den strijd tot de harmonie te ver heffen een wezen waarin al wat objectief is, is ver vangen door de aanbidding van het subjecteen wezen waarin recht en normaal zich hebben opgelost in utiliteit en convenientieeen wezen zonder recht vaardigheid en zonder moraliteit. En wanneer er zoo velen zijn die dit niet inzien en triumphantelijk uitroepen//ik heb gebroken met den godsdienst en toch heb ik nog moraliteit,* dan zou ik hen willen vergelijken bij iemand die mij op een schoonen Juni avond, kort na zonsondergang, zegt Hoe beweert gij toch dat de zon de bron is van alle licht Zie, zij is ondergegaan en toch is het licht gebleven. Ja het is nog licht gebleven in uw gemoed, omdat uwe ouders wijzer waren dan gij omdat in de dagen uwer jeugd, de zon geschenen heeft. Maar wat is dat voor een stelsel, dat alleen dienen kan onder voor waarde dat het noch door uwe ouders, noch door uwe kinderen wordt aangenomen P Wat is dat voor een stelsel, tengevolge waarvan de man in het midden des levens den rug toekeert aan het geloof dat zijne wieg bewaakt heeft Wie gescheiden is van het bette wat hij heeft, van de herinneringen zijner jeugd, is precies even veel waard als eene plant, waarvan de wortels zijn afge sneden. Want de natuur doet niets dan langs histo- rischen weg, doet niets met sprongen. En zij, in wie eenige kracht gevonden wordt zijn zich zeer wel bewust dat die kracht niet is het product van eigen arbeid, maar de vrucht van hetgeen geslachten hebben ge streden, geleden, gedacht en gewerkt. En hoe zou eene volslagen atheïstische maatschappij er uit zien P Al dadelijk zou het zijn eene maatschappij zonder wetenschap. Alle wetenschap beweegt zich in de rich ting van dc veelheid naar de eenheid die nooit bereikt, maar steeds verondersteld wordthoe ver op dien weg van de veelheid, naar de eenheid gevorderd, ateeds heeft men het besef dat men in dezelfde richting nog verder kan. Hoe verklaart men dit andera dan hier door, dat het bestaan écner hoogste wet als primum verum wordt aangenomen Denk in de geschiedenis der wetenschappen de religieuse persoonlijkheden weg en gij verliest Pytha goras, Socrates, Plato, Aristoteles, Copernicus, Kepler, Newton, Leibnitzgij verliest om ook een paar land- genooten te noemen, Kaiser en Mulder. Gij houdt over Buchner „kracht en stof*, een werk, waarvan mij nog dezer dagen een niet zeer geloovig natuurkundige schreef, dat het eene schande was voor Nederland dat een zoo oppervlakkig werk nog zooveel koopers vond. Ahrens, mijn groote leermeesters op het gebied der rechtsphilosophie, zegt ergens dat, als men de ge schiedenis der wetenschappen nagaat, men bevinden zal dat nooit en nergens een wezenlijke vooruitgang is bewerkt dan door diegenen bij wie intellectueele kracht en religiues bewustzijn beide, in harmonie met elkaar, ontwikkeld waren. En wat zou er in eeue atheïstische maatschappij van de kunst terecht komen Geen Dante, geen de Lamartine, geen Victor Hugo, geen Vondel, Bilderdijk, Da Costa, de Génestetgeen Raphael, geen Correggio, geen Bosboom. Geene klassieke muziek meer, wier kenmerk juist is dat zij door de veelheid tot de een heid voert. Eene consequente atheïstische maatschappij zou zijn een maatschappij zonder vriendschap. HI)ieu est le milieu de toute amitic", zegt Vinet, en de dage- lijksche ervaring kan dit bevestigen. Van liefde zou natuurlijk in 't geheel geen sprake meer wezen, want wat menschen in elkander lief hebben, is niets anders dan de openbaring van en den band met het Hoogere. Eene volslagen atheïstische maatschappij zou ook missen alle geestdrift en alle zelfverloochening. En ik zou wal eens willen weten of er in de vijf werdd- deelen een materialist te vinden ware. bereid om zijn ijskoud stelsel tc bezegelen met de dood van den martelaar. En een atheïstisch récht, wat zou dat wel wezen Het zou zijn eene contradictie, niet in adjecto, maar in terminis. Als gij uit het recht wegneemt diezelfde objectieve macht die ook het object is van alle gods dienst, dan lost zich alles c p in een product van conveniëntie en utiliteit. Dan zou het recht, dat dienen moet tot richtsnoer vau den wil, tevens zij een product van den wil. En het zou dan niet meer, overeenkomstig zijne natuur, het middel zijn, waardoor de zwakke be schermd wordt tegen de machtige, maar juist omgekeerd hel wapen worden, waarmede de meerderheid de min derheid onderdrukt. De staat is niet godsdienstloos, omdat hij het niet ziju kan daar hij niet ^gescheiden kan worden van maatschappij en recht en mensch die het evenmin wezen kunnen. En zou wellicht de Nederlandsche Staat een atheïs tische Staat kunnen genoemd worden Dan toch zeker niet zoolang hij nog den band met het verleden bewaart, of zoolang onze wetgeving i; gelijk pzij is, "Want, al heeft de Nederlandsche wetgever nooit, gelijk eenmaal de Convention Nationalede impudentie gehad om decreteren „het Fransche volk erkent het bestaan van God, en de onsterfelijkheid der ziel,* hij hëvft in al zijne wetten en instellingen, van de Grondwet af tot aan de nieuwste wetten toe, het bestaan van Gód overal stilzwijgend als een feit aangenomen. En ik zou wel eens willen zien, of, indien eenmaal, wanneer' t

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1