Nieuwe Goesche Courant, Chris tel ijk-historisch blad voor Zeeland 1881. Zaterdag- 8 October. IV0. 812. SABStATHSHElLIGitttt. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- vond ten 8 ure, behaive op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJTMAN, te liiddclbaig en Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1 6 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. VI. Waar we van het Oude- tot het Nieuwe Testa ment zgn gekomen, teneinde ook daaruit te besluiten dat de sabbathsviering door God ge boden en gewild is, moeten we, helaasbij vernieuwing zeggen, dat er Evangeliebelijders zijn, die beweeren, dat ook in dat gedeelte der H. Schrift daarvoor geene bewijzen te vinden zgn. Naar ons inzien gaat het met die lieden ge lijk bet anderen gaat ten opzichte van den kinderdoop. Zjj zoeken beiden een stellig voor schrift, waar uit den aard der zaak geen be hoefte aan een zoodanig rechtstreeks voor schrift is. In betrekking tot den doop kan, naar het ons voorkomt, het volgende voorbeeld dienen Een heer uit Zeelands' hoofdstad zendt iemand te Westkapelle één mud boonen met verzoek, die wel te willen uitdeelen aan een door hem opgegeven getal armen aldaarna dit eenige winters gedaan en het personengetal onveran derd te hebben gelaten, zendt hij, om goede redenen, in plaats van boonen erwten terwijl hij aangaande de personen, aan wie ze moeten uitgedeeld worden, thans niets zegt. Zal nu, zoo vragen we, het zwijgen, omtrent de personen aan wie ze moeten gegeven worden, door den uitdeeler niet aangemerkt worden als een bevel of verzoek om ze aan de zoo dikwerf genoemden uit te reiken Vooral als hij weet, dat zijn lastgever nooit iets vergeet of vergeten kan. 't Is met deze weten schap voor oogen dat hij weet, wanneer ze aan een kleiner getal moesten gegeven worden, zulks uitdrukkelijk zou gezegd zgn. Juist in het zwijgen er over heeft hij het meest stellige gebod. De toepassing van dit beeld kan, dunkt ons, nu elk wel maken. En gelijk het ten deze met den kinderdoop is, is het ook met de viering van den sabbath. Omdat de zevendaagsche rust bleef,zoo goed uls het gebod: »Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben gij zult den naam des Heeren uws Gods niet ijdelijk gebruiken gij zult niet stelen" enz., zoo was er geen nood zaak om, ten opzichte der Sabbathsrust wel, maar van de andere geboden niet, te herhalen wat zoo duidelijk gezegd was. Immers, hoewel de andere geboden niet uit drukkelijk herhaald zgn, houden wij ze toch voor bindend, voor gezaghebbend en noodza kelijk ook onder den nieuwen dag. En waarom zouden wij dan niet insgelijks handelen iu betrekking tot den dag der ruste. Die dag toch is, met het oog op 's mensehen lichaam en ziel beide, even onmisbaar. Wij keeren het dus om, en zeggen wgl de Heere niet uitdrukkelijk gezegd heeft, dat het vieren en heiligen van één der zeven dagen moest ophouden, zoo blijft ons het sabbaths gebod even heilig als de andere geboden. Diens overeenkomstig zien we dan ook in en bemerken we uit het N. Testament dat de christenen, ook nadat, volgens het zeggen van hun eigen Apostelen, de cere moniën waren voorbijgegaan, zoowel den dag der ruste hebben gevierd als, dat zij den heiligen doop in de plaats van de besnijdenis hebben ontvangen. De dag der ruste bleef. Doch het verwis selen van den zevenden met den eersten ging, zoo als we uit de Schrift gevoelen en uit de geschiedenis weten, even gelijdelijk ais de ver vanging van de besnijdenis door den doop. Die verwisseling en vervanging had niet geforceerd, niet met geweld plaats. Het volk, gelijk we begrijpen kunnen, aan die eeuwenoude bepalingen gehecht moest te dien opzichte eerst onderwezen worden en door onderwijs licht ontvangen, om op redelijke wijze te kunnen méégaan. Van daar dat heel in het begin, althans door de joden-christenen, de zevende en de eerste dag, zoowel als de besnijdenis en de doop werd onderhouden. Doch dat men den eersten dag reeds in der Apostelen tijd vierde blijkt. In Hand. 20 7 toch lezen we, dat de dis cipelen bijeen kwamen op den eersten dag der week; dat zij dit deden, volgt ook uit I Cor. 16:2, waar we zien, dat het wegleggen" en verzamelen van liefdegaven plaats had op dien dag en in hoe hoog aanzien hij reeds was, toen Johannes het boek der Openbaring schreef, blijkt daaruit, dat hij hem zoo nadrukkelijk *den dag des Heeren noemt. Vooral wordt in het licht van de geschiedenis der christelijke kerk de verklaring dezer Schrift plaatsen in dien geest de alleen aannemelijke. De geschiedenis toch van de eerste tijden der christelijke kerk zegt het ons, dat de dag des Heeren werd gevierd. Niets waarschijnlijker dus dan dat de evengenoemde plaatsen, ons doen zien, dat de Apostelen daarin zijn voorgegaan en die viering, ond^r de leiding des H. Geest, hebben ingesteld. Uit de geschiedenis nu weten we, dat in den algemeenen brief" aan Barnabas toe gekend, de Zondag wordt beschreven als een christelijke vreugdedag. »Wij vieren", lezen we (Ep. 15) »dan achtsten dag, omdat Christus op den achtsten dag is opgestaan," en in den brief van Ignatius aan de Magnesiërs wordt op den voorgrond gesteld, dat ook de Joden, die tot het Christendom overgegaan waren, den Zondag in plaats van den Zaterdag, vierden terwijl Tertullianus zegt, dat allen niet nood zakelijke arbeid op dien dag als zonde be schouwd moet worden. Een der eerste kerkvergaderingen, die van Laodiceastelde vast, dat men zich aan alle aardsche werkzaamheden, die uitstel gedoogden, moest onttrekken, ten einde zich geheel aan het hoogere en eeuwige te kunnen wijden. In de staatswetten werd deze grondstelling gehuldigd. De Keizer Constantinus gebood in eene wet, nog vóór het jaar 321 uitgevaardigd, het stilstaan van alle processen en rechtshan delingen op Zondag. Alleen zouden op dien dag de slaven mogen vrijgelaten worden. Eene schoone uitzondering, geheel in den geest des Christendomszegt. terecht, Neander. En al die verordeningen werden in den jare 386 niet alleen bij eene wet herhaald en be krachtigd, maar tevens alle burgerlijke hande lingen op Zondag verboden. Daarenboven blijkt, wat al de eeuwen door gebleken is, dat men het stiptst en het teerst was op des Heeren dag als het hoogere leven, het leren uit en naar God. zich het krachtigst openbaarde. En nu zeggen we nog eens eene uiting van het leven in dien geest zoo al de eeuwen door, zoowel onder het Oude als onder het Nieuwe Verbond kan toch wel niet anders dan naar den aard van dat leven, en alzoo naar den wil en het gebod van Hem zgn, Die slechts naar den aard van dat leven bevelen geeft. Uit de viering van den dag der ruste kent men den warmtegraad van het leven der ge meente Door de geheele geschiedenis heen bemerken we wereldgezindheid en vleeschelijke lust naar mate de &dfoh&i\i%heiliging of de Zondagsviering minder is. Wanneer men geheel met den Christelijken godsdienst breken wilde, schafte men zelfs het vieren van één der zéven dagen af. V De vrucht daarvan bleef niet uitmen V.|r- wilderde, men ontaardde, men werd revolution nair van top tot teen. En geen wonder

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1