Nieuwe Goesche Courant,
Christelijk-historisch blad voor Zeeland.
?a?M
ilonderda}>- 20 September.
SABRATHSJEIËlLIGIAiG.
BINNENLAND.
N°. 808.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
pi*ys per drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
UITGAVE VAN
P. G. WIJTMAN, te Middelbmg
EN
Wed. A. C. DE JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.Familie-berichten van 1—6
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
in.
»Hoe ze zoo aan de orde kwam
Naar onze bescheidene meening heeft het
verhoogde christelijk leven en, de door de on-
geloofstheoriën geprikkelde vleeschelyke lnst
zooveel en, bij vernieuwing, over de Zondags
rust en de Sabbathsheiliging doen spreken.
Immers, dat door twee zeer verschillende
groepen op het vrijhouden van den Zondag
wordt aangedrongen is in ons vorig artikel
reeds geconstateerd en herinnerd.
Niemand kan en zal het dus ook verwonde
ren dat wij op twee machten, ja op twee zoo
vlak tegenover elkander staande machten op
het verhoogde christelijk leven en, op den ge-
prikkelden vleeschelijken zin als oorzaak van
het aan de orde komen der Zondagsviering
kunnen denken en wijzen.
»Het verhoogde christelijke leven
Ja gewis.
Alleen een altoosdurende klager (een eeuwige"
zouden sommigen zeggen doch in dezen zin,
by zoodanig zelfstandig naamwoord wil mij
dat attribuut maar niet bevallen het stuit
een weinig tegen mijn gevoel), alleen een
altoosdurende klager, een klager 1) quand
mêma, iemand, onder de christenbelijders die
alleen en uitsluitend op de schaduwzijde ziet
en dientengevolge ondankbaar is tegenover al
les wat God de Heere doet, kan van verhoogd
christelijk leven niet willen hooren en weten.
Doch hij, die de beide oogen open heeft, die
ook let op de daden des Heeren, erkent met
ons dat er in Nederland en daar buiten in de
laatste vijftigjaren veel gebeurd, veel ontvangen
is dat stoffe geeft tot aanbidding en dank
zegging.
De Laodiceesche toestand, het noch koud
noch heet zijn, het zoo gemeenschappelijk in
slaap liggen op godsdienstig gebied, der laatste
helft van de vorige en het begin dezer eeuw is,
God lof voorbij.
Allen onder een hoed te vangen gelijk toen
gaat gelukkig niet meer.
In Zijne eeuwige ontferming heeft de Heere
op de inslaapgezonken volkeren bij vernieuwing
willen nederzien Hp gaf licht en leven en
christeljjkeu arbeidszin. En dat nu de vijand
schap der wereld groot, ja blakend werd, is
niet in strijd, maar wel in overeenstemming
met de geschiedenis en de H. Schrift.
Waar en wanneer Christus komt, komt Hij
sinds al de eeuwen tot een val en tot een op
standing van velen. Doch in de kringen waar
Hij tot ontwaking en opstanding komt, is ook
al de eeuwen door de eerbied vóór en de be
hoefte aan den Sabbathdag of aan den dag
des Heeren bij vernieuwing in het oogloopend
op den voorgrond getreden.
De geschiedenis die achter ons ligt, die van
het Israëlitische volk en de christelyke kerk
is daar om dit te bewijzen.
En het is natuurlijk, het spreekt van zelf
dat de ervaring, van de christenen in het al
gemeen hun nog zegt, dat liefde en nauwge
zetheid in betrekking tot 's Heeren dag hand
aan hand gaan, met het christelyke leven des
harten en der gemeente.
Immers dat er lust en hart was voor de
viering van den dag der ruste naarmate het
leven Gods in het hart en in het midden was
alzoo de doodschheid week is een feit der
1) Hoe het ook ga.
en
eeuwen.
En wat feit der eeuwen is zou wel op eene
ontzettende en onverklaarbare dwaling moeten
berusten, indien het niet, als aan het leven eigen
nóg de ervaring ware en steeds de ervaring
zijn zal.
Maar neen, dat de behoefte aan en de liefde
tot den Sabbathdag eene noodwendige uiting
en openbaring van verhoogd christelijk leven
is, is geene dwaling.
Vrucht van dwaling en demping der stem
des christelijken levens moet het wezen, indien
bij aanwezigheid van het leven die liefde zich
niet openbaart.
God toch heeft den mensch naar lichaam en
ziel, den mensch als zoodanig, aangelegd, ge
schapen, op de zevendaagsche rust.
De rust des sabbaths is gegrond in de oor
spronkelijke natuur des menschcn.
Vandaar ook, dat zy reeds vóór den zonden-
val gegeven en geboden is. Immers, niet omdat
en sinds wij van den Heere afgevallen en
daardoor ontadeld zijn, maar omdat Hy op
den zevenden dag rustte, dien heiligde en zegen
de omdat de mensch naar en vóór Hem ge
schapen daaraan behoefte had, gaf Hij de
zevendaagsche rust.
Dien dag te heiligen, hem af te zonderen tot
onverdeelde beschouwing en genieting van Zich.-
zelven was gegrond in Zijne en in's menschen
natuur en dientengevolge, volmaking en voltooiing
van het scheppingswerk.
Een punt, een kolossale punt te zetten achter,
dat is, op te houden aan den avond van den
zesden dag was den Heere onmogelijk.
Dat kan en mocht Hij niet.
God moest in en met Zichzelven eindigen.
Dat was Hp aan Zichzelven en den mensch
verplicht. Het was eene van zelfsheid.
De mensch toch heeft wat men ook meene
aan zichzelven en aan het zesdaagsch ge
schapene niet genoegnoch in zichzelven noch
in het geschapene vindt hij rust of voldoening.
Als van Gods geslacht en tot God geschapen
kan hij ook in de aanschouwing en genieting
van den Heere alleen bevrediging vinden.
Ja, in gehoorzaamheid van God zou hy de
aarde bebouwen, en daarop verstand en zinnen
zetten; doch Zijn God onafgebroken en onge
stoord te genieten dat was zijn ideaal.
De zevendaagsche rust was van dat ideaal
voorproef en symbool.
Zy gaf wat hy hier noodig had en wees, ge
lijk nog altijd, op wat hem wachtte indien
hy aan zyn Schepper gehoorzaam bleef.
Zie, waar nu deze dingen alzoo zyn waar
het ons blijkt, dat zelfs de mensch met Gods
beeld versierd behoefte heeft aan de zeven
daagsche rust, daar ligt het voor de hand
dat de gemeente van Jezus Christus, die hier
nog met zooveel zonde besmet is en dienten
gevolge naar bet lichaam zwakker en in de
ziel nog maar al te veel zorgen en bekommer
nissen omtrent het aardsche heeft, des te meer
behoefte moet hebben aan die gedurig weder-
keerende rust.
Maar, daar ligt het ook voor de hand, dat de
mensch naar Gods beeld hèrschapen, dat iemand
die weer zichzelven, weer waarlijk van Gods
geslacht wordt, behoefte aan liefde tot en eerbied
voor den dag des Heeren moet hebben.
Als mede, dat hij dit heeft, dit meer en meer
heeft naarmate het leven uit God hooger en
krachtiger is. Alzoo verhoogd zieleleven
heeft altijd en zal immer heilbegeerig naar de
sabbathsheiliging doen omzien.
En de geprikkelde vleeschelyke zin
Daarover een volgende maal.
Euim zooveal als de inbond der redevoering van
dsn Minister van Financiën ter aanbieding der
Staatsbegrooting, trok de wijze waarop deze redevoering
uitgesproken werd* de aandacht.
Men sloeg van verbazing de handen ineen, toen
men meer dan een uur laDg zonder eenige aanteekening
den Minister ontelbare cijfers hoorde noemen. De
heer van Lijnden van San den burg schetste uit zyn
geheugen het verleden en de toekomst oozer finantiën
die gelijk men weet; alles behalve rooskleurig is.
Het een.-ge waar we overvloed van hebben, zyn
onze tekorten, zegt de Standaard.