Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-historisch blad voor Zeeland. BINNENLAND. I8;M, Zaterdag 24 September. i\°. 800. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen P^ijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. ÜITGAVR VAN I'. G. WIJ Tl Al, Ic Middel buig EN Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. 3 A B 8 ATIISHEILIGI O. ii. Dat de Sabbathskwestie aan de orde is, bleek. En wij hebben gezegd onze gedachten ten beste te zullen geven, in de eerste plaats, over de vraaghoe zij zoo aan de orde kwam. We veroorloven ons evenwel vooraf nog op een ander verschijnsel te wijzen, we willen de aandacht er op vestigen dat personen van zeer uiteenloopende beginselen zich deze kwestie niet alleen aantrekken, maar zelfs spreken, schrij ven en ijveren in de richting der bewaring van den dag der ruste. Dit mag bevreemden. Ook wel tot onderzoek leiden. Een andere vraag, de vraag doen oprijzen of er ook een adder onder het gras kan schui len. Zachter uitgedrukt mogelijk juister of men wel hetzelfde bedoelt. Men weet, dit is niet het geval. De liberale Dr. Löwe in Berlijn en vele libe rale congresleden te Bern hebben met zoo vele anderen ten deze een ander punt van uitgang en een ander doel dan de mannen der christelijk historische richting. Ziekelijke phylantropie, m. a. w., menschen- liefde, doch losgerukt van haar wortel en alzoo van haar bezielende kracht, van de liefde tot Godde gedachte, dat zij die immer doorwer ken moeten ongelukkige, medelijdenswaardige wezens zijn, en op den duur niet meer werk leveren, geen genot hebben, de samenleving zelfs met de hunnen missen, op de opvoeding hunner kinderen gansch geen invloed uitoefenen, doet hen voor de besprokene ruste in het krijt treden. De christenbelijder nu stemt het even ge noemde van ganscher harte toe ook hij wil allen niet-noodzakelijken arbeid op dien dag doen ophouden. Zijn uitgangspunt evenwel ligt hooger hij wil dat, in de eerste plaats en vóór alles, om dat de Heere God het geboden heeftomdat Hij den mensch niet schiep om altijd in de aarde te wroeten of voor het aardsche bezig te zjjn; omdat Hij wil dat de mensch aan aard sche zorgen en aardschen arbeid onttogen Hem zou aanschouwen, verheerlijken en genieten. De christen wenscht van en voor zijne inede- menschen iets meer dan zondagsrwsi zon- dagsviering, sabbaths/i6z'%ïV?y bedoelt hij. Een »rust," die in huis doet blijven, bedoe len blijkbaar de liberale heeren ook niet. Immers weten we, dat de publieke vermake lijkheden, de dubbeltjes-concerten enz. bij voorkeur op Zondag gegeven worden; opdat de werkman met zijn kinderen daarvan zou kunnen profiteeren en alzoo ontspanning en iets (zoogenaamd) veredelends zou hebben. Met deze bedoeling voor oogen nu zeggen we waarlijk er is een adder onder het gras. Want, dat is van kwaad tot erger Het arbeiden op zichzelf toch is geen zonde maar vele publieke vermakelijkheden zijn het reeds als zoodanig. Arbeid adelt doch tal van Zondagsvermake- lijkheden en uitspanningen verlagen in plaats van te verheffen ze veroorzaken eene opwin ding, die ontevredenheid in haar gevolg heeft, die ten slotte naar het socialisme en commu nisme henenvoert. Wanneer dus de mannen, die wij ten deze wel zien samengaan, die wij hand aan hand zien ijveren voor de zondagsrust, den grond gaan peilen en de bedoeling van den strijd uit spreken, geraken zij zoo ver van elkander als het Oosten verwijderd is van het Westen. Immers, de liberaal, die van sabbatbsbeiliging in den zin van het Bijbelwoord niet weten wil, tracht ook daarvoor den Zondag niet vrij te maken en de christen belijder maakt zich op zijn beurt niet warm voor het staken van den arbeid op dien dag, indien deze naar het in zicht en de wijze van genoemde liberalen moet wórden doorgebracht. Moest hij tusschen die twee genoemde kwa den kiezen, metterdaad, hij zou verlegen staan. Maar dat moet hij en dat doet hij niet. Hij wenscht den Zondag meê vrij te maken uit zijn beginsel en, met het door God in Zijn woord aangegeven doel voor oogen. En wanneer hij dat beginsel flink doet uit komen en het doel der vrijmaking onverholen en zoo krachtig mogelijk uitspreekt, dan is het voor rekening van hen, die voor zondagsarbeid uitspanningen geven, die niet tot God in Chris tus, maarniet zelden tot uitspattingen leiden. Voor rekening ook van hen, die op het voet spoor van vele liberale heeren dien dag onthei ligen in plaats van hem voor het hoogere leven te gebruiken. Niet slechts voor de vrijmaking, maar ook voor de heiliging van den dag des Heeren moe ten wij met al wat in ons werkzaam zijn. Het is ons weieens willen voorkomen, dat op congressen en ook wel op andere plaatsen het, laatste, dat is, het eigenlijke doel, de heiliging, door de christenen te veel verzwegen in plaats van op den voorgrond gesteld wordt. En wijl we, naar de on verbreekbare wet Gods, maaien wat we gezaaid hebben, zoo zou op die wijze de begeerde vrucht weieens kunnen uitblijven, ja storm geoogst worden. En ach, daarmêe ware ook den werkman alles behalve gebaat. Gisteren droeg de president van jaren, de heer Wijbenga, het presidium der Tweede Kamer Kamer over aan den heer van Rees met de volgende rede; »Ik noem liet een voorrecht dat mij tebeurt valt om u, mijnheer de nienw benoemde voorzitter, van deze plaats mijne deelneming te kunnen betuigen in de ver- eer én de onderscheiding, die u van deze Kamer en vanwege den Koning is ten deel gevallen. Het zou mij weinig passen u het gewicht en de moeilijkheden voor te houden van de taak, die u wacht. Ik geloof dat ook nu weder de leiding onzer verga dering is opgedragen aan een staatsman van veelzijdige kennis, groote ervaring en eene hooge mate van bera denheid aan den man die zich als zoodanig een naam heelt gevestigd en in onze Overzeesche bezittingen en iü het moederland. Aan u, mijnheer de 'nieuwe Voorzitter, is het niet onbekend dat bij de beraadslagingen in deze Kamer over de gewichtige onderwerpen van Landsbelang de strijd nu en dan levendig, warm, ja enkele malen hartstochtelijk kan zijn. Dit zal misschien niet verminderen, nu de kerk. (naar mijne bescheiden meening hare hooge en eigen aardige roeping eenigszins vergetende) zich meer en meer in den lande als politieke partij constitueert en organiseert. Moge de uitkomst toonendatik mij hierin bedrieg f Aan U, Mijnheer, nieuw benoemde Voorzitter, zal het gegeven zijn met onpartijdigheid, met tact en hu maniteit de vrijheid onzer beraadslagingen te hand haven, maar ze dan ook binnen de perken van waar digheid en ern6t te houden. De heer Van Rees, den Voorzitterstoel innemende, zeide het volgende „Mijne Ileeren. I Op uwe vereerende voordracht heeft het den Koning behaagd mij te benoemen tot voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor het ingetreden zit tingjaar. Die: onderscheiding op hoogen prijs stellende en dankbaar voor het aan mij geschonken vertrouwen, neem ik intusschen niet zonder schroom eene taak op, die steeds door bekwame mannen, met zooveel talent beleid en onpartijdigheid is vervuld. Met de geringe krachten die mij ten dienste staan zal ik wellicht nog meer dan mijne voorgangers, uwen welwillenden steun en uwe medewerking behoeven om onze werkzaamheden naar behooren te leiden en de voorschritien van o*s reglement van orde naar eisch toe te passen. Het zij mij vergund op uwe welwillende hulp bij deze een ernstig beroep te doen. Vele en gewichtige werkzaamheden wachten ons in dit zittingjaar. Ik behoef hier slechts tc wijzen op de hoogst belangrijke onderwerpen in de openingsrede der regeering genoemd, op een aantal wetsontwerpen en andere regeringsbescheiden, reeds in behandeling genomen of bij de Kamer ingekomen, om de verwach. ting uit te spreken dat van onze krachten niet weinig gevorderd zal worden. Moge onze arbeid, bij onderlinge waardering van uiteenloopende begrippen en inzichten, leiden Lot eene krachtige samenwerking met de Regeering en onder den zegen des Allerhoogsten strekken tot bevordering der waarachtigen belangen van het vaderland I Ik verklaar het voorzitterschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te aanvaarden.' Hierop wordt voorlezing gedaan van de Koninklijke Boodschap nopens het overlijden van Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden. Een hartelijk woord van den Voorzitter, ter herinne ring aan de nagedachtenis van Prins Frederik, vormde

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1