Goesche Courant, (Jhris telt ijk -historisch blad voor Zeeland. is :ii. Zaterdag 17 September. A°. 803. BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt elkea Maandag, Woensdag en Vrijdag- vond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen •°vijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. UITGAVE VAN r. G. WIJ TB AN, tc Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.Familie-berichten van ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. 1—6 Onze minister van financien, die dezer dagen zijne portefeuille defiinitief aanvaarde is een gélukkig man. Het succes volgt hem op zijn wegen. Zoo ook than3 weder nu den heer van Lijnden als hoofd van het departement van financiën optreedt. Het is misschien jaren geleden dat eenig minister van financien een zoo gunstige maandstaat kon geven als die we in ons vorig uommer afdrukten. Augustus 188L gaf voor 's rijks middeleu bijna l millioen meer dan Augustus 1880. De eerste 8 maanden van 1881 hebben 2 :,/4 millioen meer opgt- bracht dan de eerste 8 maanden van 1880. De opbrengst tot September komt bijna gelijk mei ®/,o der raming, en regel is het dat de laatste 4 maanden des jaars, wanneer veel van de directe be lastingen inkomt, een veel hooger ontvangst aanwijzen. De vier laatste maanden van 1880 hebben nage noeg 40 millioen opgebracht. Indien 1881 hetzelfde bedrag haalt dan zullen de ontvangsten dit jaar lot 6 millioen boven de raming loopen. De aanzienlijke eigendommen, wier opbrengst door het overlijden van Z. K. H. Prins Frekcrlk, thans ook direct in de Staatskas vloeien zal, is mede een van die zeldzame buitenkansjes die voor een minister van Financiën van belang zijn. Dat door deze ruime iakomsteu de Staten-Generaal nog minder geneigd zijn zal om de hand te leenen tot belastinghervorming is vrij gemakkelijk te voor spellen. En tochnaast de vermeerdering van in komsten staat eea nog aanzienlijker vermeerdering van uitgaven. Dal zal ons de minister van Finaucien op het laatst der volgende week wel herinneren. De 15de lijst der collecte voor „Scholen met den Bijbel4 sluit met een bedrag van f 80.195,77 een bedrag reeds hooger dan dat van de Augustas-collecte in 1880, en tal van opgaven zijn nog te wachten. De Heraut herinnerde ons deze week dat de col lecte in 1879 veertig duizend gulden heeft bedragen. Toen kwam de Vrije Universiteit met zjne groote behoeften en in 1880 verdubbelde de opbrengst der collecte. In 1881 schijnen we niet beneden een ton gouds te zullen blijven. Vijf en twiDtig Christelijke scholen werden dit jaar in ons land geopend. Vijf en twintig krachtige protesten tegen de dwaze schoolrazernij, die eenmaal onze tegenstanders met ons, moge het spoedig zijn, zullen afkeuren en verwerpen. Jaar op jaar worden we sterker, we groeien tegen de verdrukking in. Bedenken we steeds dat waar God ons zegent ook onze verplichting des te zwaarder wordt. Dankbaarheid behoort zich altijd meer door daden dan door woorden te uiten. We completeeren thans onze lijst van de gaven uit verschillende gemeenten in Zeeland Oostkapelle gaf f 30, 45l/« f Wenteldinge f 27,60, Yerseke f 13,20. Onder de nagekomen giften komt Axel met f 10, Serooskerke met f 0,50 en Camperland met f 5 voor. De zitting der Staten-Generaal zal a. s. Maandag niet door Z. M. den Koning maar door eene com missie van zijnentwege, beslaande uit de ministers, hoofden van ministerieële departementen geopend worden. n de residentie terugkomen, daar slechts enkele dagen blijven, en dan weder voor geruimen tijd naar het Loo terugkeeren. I Vier Pruisische regimenten en een Russische zullen o. a. bij de plechtige begrafenis van Prins Frederik door deputatiën van hoofd en verdere officieren worden vertegenwoordigd. De gezanten der vreemde Mogendheden aan ons Hof zullen eerstdaags door II. K. H. den Prins en de Prinses von Wied in audiëntie van rouwbeklag worden ontvangen. De hofprediker dr. C. E. van Koetsveld zal bij de begrafenis van Prin9 Frederik te Delft het woord voeren. Ds. P. Bar.tstra, predikant te Wassenaar, zal voordat het lijk het Huis de Pauw wordt uitgedragen, een woord spreken. Z. M. de Koning zal eerst den 22sten September Men schrijft uit den Haag ann het R. N Ziehier de geschiedenis van de wet van 25 Mei 1816 betreffende de Bredasche domeinen van Prins Frederik. Ik heb die geschiedenis elders nog niet ge trouw medegedeeld gezien. Toen Willem I de erfelijke souvereiniteit over de Vereenigde Nederlanden had aanvaard, bepaalde hij bij oorkonde van den 4den April 1814, dat, wanneer die souvereiniteit zou zijn aanvaard door zijn oudste zoou, de Nassauwsche Staten die toebehoorden aan het Huis van Oranje-Nassau, zouden komen onder het oppergezag van zijn tweeden zoon, Prins Frederik. lntusschen deed Koniug Willem bij het congres van Weenen afstand van het bezit van deze landen van Nassau en verkreeg daarvoor in de plaats het groothertogdom Luxemburg. Nu zou de eventuele souvereiniteit over dat groot hertogdom Prins Frederik hebben kunnen schadeloos stellen voor het gemis zijner uitzichten maar, aangezien het voor de algemeene belangen des Rijks oorbaar be vonden was Luxemburg met het Rijk te vereenigen, vorderde zoo luidde de considerans der wet de rechtvaardigheid, dat de bedoelde schadeloosstelling werd gevestigd op de goederen van den Staat, wiens inkomsten en macht door die vereeniging vermeerd waren. Bij artikel 1 van de wet worden dan ook de domeingoederen in de rentambten van Breda, Niervart Oosterhout, Steenbergen, Zevenbergen en Zwaluwe, waarvan de zuivere opbrengsten ongeveer f 190,000 beloopen, aan Prius Frederik overgedragen, om door hem en zijne wettige mannelijke afsta nmelingen volgens het recht van eerstgeboorte te worden bezeten, maar zon der die te kunnen vervreemden, verpanden of bezwaren. Hij zou eerst in het genot der inkomsten treden op het tijdstip dat de Prins van Oranje, zijn broeder, tot de souvereiniteit van het koningrijk der Nederlanden komen zou. Artikel 4 bepaalt, dat indien Prins Frederik zonder wettige mannelijke nakomelingen ua te laten kwam te overlijden, de goederen bij art. 1 omschreven, met de domeinen van den Staat vereenigd zouden worden. De uitdrukkingen ,in artikel 1 en artikel 4 zouden de vraag kuunen doen rijzen, of, nu de Prins drie achterkleinzoons en drie kleinzoons nalaat, dezen niet moeten beschouwd worden als zijne „wettige manne lijke afstammelingen1' of „nakomelingen". Deze vraag echter wordt beslist door den franschen tekst der wet. Men weet, dat tijdens onze vereeniging met Belgie de wetten in de twee talen verschenen. En nu luidt de fransche tekst in art. 1 „pour être possédés par lui et par ses legitimes descendans de male en male et par droit de primogeniture." Het de male en male is in liet nederlandsch door mannelijke weergegeven, in plaats door „van vader op zoon". In een zevental artikelen getiteld „iu het gedrang" heeft de Standaard de oorsprong en de voor ons staatsleven nadeelige gevolgen van de oneenigheid onder de anti-liberalen aangewezen. Ten slotte heeft genoemd blad als practische weg om zooveel mogelijk deze bezwaren te verminderen, de volgende stellingen, als gedragslijn voor de toekomst, ten beste gegeven ,1. Elke poging om door beginsellooze overrompe ling tijdelijk het regeerkasteel te bezetten, is af te keuren als een politieke misslag, waaraan de anti revolutionaire partij niet medeplichtig mag worden. 2 Elke poging om eene alliantie te baseeren op gemeenschappelijke geloofsovertuiging zonder meer, is in zich zelve geoordeeld als zelfbedrog en misleiding, 3. Elke poging om de confessioneele verschillen rechtstreeks op staatkundig terrein over te brengen, is onvroom, omd.* t het de order.antiën Gods verwart. 4. Daarentegen moet bij onze. eigene partij krachtig en beslist belijden steeds den on misbaren achtergrond blijven, waarop het politiek devies geteekend wordt 5. Is voorts saamwerking op grond van „overeen- komst in staatsrechterlijke overtuiging geoorloofd'en geboden.' 6. Mag deze samenwerking niet op goed geluk gaan, maar moet ze over en weêr op helder inzicht rusten en dus in een vergelijk onder woorden zijn gebracht. 7. En moet, om tot onttrooning van het liberalisme door zulk een op staatsrechterlijke basis rustende samenwerking te komen, geopereerd worden in ticèt tempo's; eerst om de kieswet te hervormen, en dan om op te treden in den regeeringskring. 8. Voorts moet de kieswethervorming strekken om tweeërlei kwaad te bezweren, als 1. Het proportioneel onrecht, thans ten profijte van het liberalisme gedreven en 2. Het stelselmatig wantrouwen, dat door de ge mengde districten tusschen de twee samenwerkende partijen gezaaid wordt. En 9. in de nieuwe Kamer, op deze nieuwe kieswet gekozen, zal de oppositie in staat zijn, program tegen» over program te stellen, niet als vage omkleeding van zwevende beginselen, maar als geformuleerde eisch van practische politiek. Het U. D. schrift De anti-revolutionaire partij, die door de installatie van den heer Glinderman thans twee leden sterk is, heeft dezer dagen voor het eerst sinds jaren weer in de raadzaal van de hoofdstad des rijks gesproken. De heer Hovyv blijkbaar een kalm, bedaard en bezadige redenaar, die eerst denkt en dan spreekt, welk eerste vereischte in een debater niet alle raadsleden bezitten, bracht bij de behandeling van de voordracht over de Havenstoombootconcessie den rustdag (Zondag) ter sprake- Ofsohoon hij wel wist, dat algeheele rust zijn zielswensch, voor 't oogenblik nog een utopie was, wenschte hij toch, dat het dagelijksch bestuur van de hoofdstad, in navolging van steden in Engeland, Schot'and en Amerika, bij het vastellen van dienst regelingen als da onderwerpelijke zoude letten op en onderscheid zoude maken tusschen de zes dagen der week, die men werkdagen, en den sabbathdag, dien men rustdag noemt. Hierdoor zouden, meende hij, de belangen der gemeente niet geschaad, integendeel, gebaat wordenen de ardeider zon er fysiek en moreel bij winnen. Hij wilde nl. in de dienstregeling voor de havenstoombootjes eene alinia gebracht zien, waarby het aantal diensturen des Zondags belangrijk werd verminderd, om daardoor het personeel op die bootjes van de voordeelen van den rustdag te doen genieten. De voorzitter zeide, dat dit moeielijk van het dagelijksch bestuur kon uitgaan. Een amendement in den geest van den heer Hovy zou hij parne aan het oordeel van den Raad onderworpen. D Jheer Hovy diende een amendement in, dat echter g. b genoegzame onder steuning vond. Dat zulk een amendement di te voorzien, maar minder wachtte, was het was dat

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1