BINNENLAND.
alechts gedaan als leiddet gy uwe lidmaten
regelrecht het Godsrijk of de onzichtbare Kerke
binden.
Pas op niet regelrecht in 't Godsrijk
- Volgens Ds» M. moet men de catechisanten
bekend maken met reglementen, met de orga
nisatie der (hier bedoeld NL H.) Kerk, met de
Kerk als instituut, hoe zij bestuurd en beheerd
wordt.
't Is of Ds. M. 't heel goed gevoeld heeft,
dat eene binnenleiding in 't Godsrijk den moder
nen niet gelukken zal. 't Is of hij zelf de
(N. H.) Kerk met haar dikken bundel regle
menten voor de deur van 't Godsrijk schuiven
wil.
Van de belijdenis der Kerk wordt niet ge
sproken, wat natuurlijk is bij iemand, die veel
hart heeft voor een Protestantenbond zonder
belijdenis.
Hoe aangenaam moet het catechetisch onder
wijs zijn, rakende reglementen, organisatie, be
stuur en beheer eener kerk, welker verschil
lende hoogere en lagere besturen voortdurend
elkander kwestiën toewerpen, elkander daarbij
op de teenen trappen, en toch, naar 't zeggen
van bevoegde autoriteiten, gedurig den bal
misslaan
Aan jongelieden, die 't wat verder willen
brengen dan tot gewone leden van den Protes
tantenbond en gewone lidmaten der Kerk, wil
Ds. M. dat les gegeven worde in (door anderen
minder als leerstof gewenschte, ja onmogelijk
geachte) Algemeene Godsdienst-geschiedenis. Wij
staan dan bij dit verworpen leervak ook niet
stil. Maar Ds. M. wil dat de leerlingen zooveel
van den Bijbel weten, dat zij zinspelingen op
diens inhoud kunnen vatten, en dat zij op
concerten de muziek- en zangstukken over
El ia, de Schepping en den Messias zullen
kunnen genieten. Zeer ter snede merkt Dr.
Bronsveld hierbij op, dat Ds. M. in landen, waar
wel Christenen wonen, doch waar zulke muziek
stukken niet worden uitgevoerd, kennis omtrent
Elia, de Schepping en den Messias niet strikt
noodig acht.
Wij behoeven waarlijk van Ds. Meyboom's
leerplannen niet meer te vernemen, om in te
zien hoe 't met het godienstonderwijs zal gaan,
als de moderne dominê's er alles aan doen
moeten. Zij hebben de taak den schoolmeester
geheel uit de hand geuomen, en nogtaus be
kende Ds. Hugenholtz, predikant bij de vrije
gemeente, dus een man, zóóver vooruitgegaan
op den weg der ontwikkeling, dat hij de kerk
achter zich liet, dat hij nog zoekende is naar
de beste leerwijze.
Wij zouden hem de zondagschoolachtige"
kunnen aanraden.
Het goede dezer leerwijze ligt hierin, dat de
zondagschoolonderwijzers en onderwijzeressen,
althans die wij kennen, spreken omdat zij ge-
looven. En zoo doen ook de geloovige predi
kanten en de geloovige schoolmeesters.
Met den glimlach des twijfels kan men ver
woesten en afbreken.
Maar stichten, onderwijzen, vormen
Niets en niemand
Ons Vaderland en Vorstenhuis leden gisteren een
treffend verlies, door het overlijden van Z. K. H,
Prins Frederik der Nederlanden, oom des Konings.
Het Nederlandsche volk dankt God voor het lang
durig bezit van dezen waardigen Oranje-vorst, die
gewerkt heeft zoolangJLet voor hem dag was. Dikwijls
was hij in zoo menig moeilijk oogenblik dat ons Vader
land in deze eeuw doorleefde, de beproefde raadsman, de
trouwe pleitbezorger zijner belangen. De maand die
voorbijging herinnerde ons aan de wöelige dagen van
1831, en leerde ons welk belangrijk aandeel onze nu
overleden Prins Frederik genomen heeft aan de zor
gen en den arbeid dier dagen.
Dat den Nestor de rOranjevorsten, gezien in de groote
wereld, tot op hoogen leeftijd 3teede de eer en 'de
voorspoed onzes vaderlands na aan 't hart lagen daarvan
zijn we allen getuige geweest.
Het heeft God behaagd gisteren den 84jarigen Prins
uit dit tijdelijke leveu weg te nemen, en als straks
ook zijn stoffelijk overschot tot dat zijner vaderen zal
worden vergaderd, zal het Nederlandsche volk dankbaar
erkennen dat, onder alle stormen en wisselingen die
de negentiende eeuw ook over ons Vaderland heeft
gebracht, deze Prins een belangrijk aandeel heeft mogen
nemen in de herovering der vrijheid in de ontwik
keling van onze nationale hulpbronnen, en in het aan
zien dat het kleine Nederland onder de vorsten en
volken geniet.
En dan zal het Nederlandsche volk, dat in gedachten
den doode naar de Prinsenstad volgt, bidden dat God
on» Bteeds vorsten uit het Oranjehuis geve aan Prins
Frederik gelijk. Vorsten die zich bewust zijn van de
hooge en schoone plaats door hen ingenomen, en die
steeds doordrongen zijn van de waarheid dat van hem
die veel gegeven is ook veel geëischt wordt, opdat het
Oranjehuis[steeds zij het symbool onzer eenheid, de band
die allen vereenigd houde
Z. K. H. Willem Frederik Karei, jongere broeder
van Z. M. Koning Willem II was geboren te Berlijn
op 28 Februari 1797 en sinds 1870 weduwnaar van
H. K. H. Louise Augusta Wilhelmina Amalia, prinses
van Pruisen.
De Prins was voornemens j. 1. Woensdag voor
eenigen tijd naar zijne landgoederen in Silezië te ver
trekken. In den nacht van Dinsdag op Woensdag
echter werd hij aangetast door een hevige koorts, die
al dadelijk het ergste vreezen deed. Zijne eenige
dochter, de Prinses van Wied kwam reeds Woensdag
avond met haar gemaal en Prinses Hendrik uit
Duitschland, waar ze zich tijdelijk bevonden, en gisteren
avond ten 10l/2 ure waren 's Prinsen dochter en
schoonzoon getuige van het kalm en zacht heengeen
van hun vader.
's Prinsen geestvermogens waren tot het laatst toe
helder. Gisteren namiddag werd de Minister van
Lijnden, naar het huis de Paauw ontboden, waar de
lijder zijn uiterste wil bekend maakte.
Colijnsplaat. Benoemd de heer N. Tazelaar, in plaats
van den heer J. Rijks, die bedankt had.
Arnemuiden. Herbenoemd de heer P. van Vlaanderen,
Sluis- Benoemd de heer de Bruijne, in plaats van
den heer J. Lansen Croin,
Onderstaande benoemingen tot wethouders in onze
gemeenten mogen, bij de reeds Woensdag gemelde,
hier een plaats vinden
Breskens. Benoemd de heer J. Leenhouts, in de
plaats van den aftredenden wethouder M. M. Meijer
Sr., die verlangde niet meer in aanmerking te komen.
Groede. Benoemd de heer L. H. Leunis.
Nieuwvliet. Benoemd de heer Iz. de Bruijne Az..
in de plaats van den heer P. Brakman, die zijn ont
slag had genomen als raadslid.
Ter Neuzen. Herbenoemd de heer mr. J. P. Dron-
kers. Als ambtenaar van den burgerlijken stand werd
de heer A. C. N. Grenu herkozen.
Aardenburg. Benoemd de heer W. L. Blindenbach.
Behalve de heer Blindenbach werd ook de heer P. L.
Reepmaker als ambtenaar van den burgerlijken stand
gekozen.
Axel. Herbenoemd de heer S. A. de Smidt, ook als
ambtenaar van den burgerlijken stand.
Coetgene. Herbenoemd de heer J. de Die, ook als
ambtenaar van den burgerlijken stand.
Oost en West Souburg. Herbenoemd de heeren J.
de Witte en L. Kodde.
Driewegen. Herbenoemd de heer W. van Oosten,
ook als ambtenaar van den* burgerlijken stand,
Nisse. Herbenoemd de heer J. Kloosterman, ook
als ambtenaar van den burgerlijken stand.
Hoedekenskerke. Herbenoemd de heeren J- de Schip
per en J. Steijn. Behalve de wethouders werd nog de
heer J. Duijnkerke als ambtenaar van den burgerlijken
stand benoemd.
Baarland. Herbenoemd de heer K. Schipper Pï,
Tot ambtenaar van den burgerlijken stand werd behalvs
de heer Schipper benoemd de heer P. Bruggemam
burgemeester.
's Gravenpolder. Benoemd de heer Johs. Zandee.
De veelbesproken beker van Maximiliaan te Veero
schijnt de aanleiding geweest te zijn tot het stichten
van eeu oudheidskamer aldaar.
Onder de meer of minder belangrijke voorwerpen,
meestal betrekking hebbende op de geschiedenis de?
plaats, telt men nu reedsEene collectie hellebaarden
en lansen van de vroegere burgerwacht, oude straf-*
werktuigen, proeven van bekwaamheid ter opname in
het glazenmakersgilde, gildepenningeu, zijden vaandels
gebruikt bij de inhuldiging van stadhouders-mark
graven, afteekeningen van het aloude kasteel Zanden-?
burch, Indische wapenen, enz. Zij, die belang stellen
in oude oorkonden, vinden hier o. a. in sierlijk sohriftj
de Rolle der namen van de confreren der Camer van
Rethorioa a Campheer, anno 18271759 de Naam-,
lijst der Leden van de Edele Camer van Rethoryca
binnen de stad Vere 17461793, benevens de Tafel
van de Leden der Stede van der Vere.
Voorts in eene fraaie antieke kast verschillende
net gebonden werken, bevattende notulen en andere
herinneringen aan lang vervlogen tijden. Maar wat
vooral de aandacht der liefhebbers trekken moet, is
de inderdaad, keurige collectie perkamenten met
afhangende zegels in lak of was, behelzende brieven
met eigenhandige onderteekening, o. a. van Lodewijk
XI, koning van Frankrijk (1411), Adolf van Bour-
gondië (1511), Johan II, koning van Denemarken,
(1519), Karei V (1543), Filips II, koning van Spanja
Willem de Zwijger, Maurits enz;
Eerlang zal deze verzameling nog verrijkt kunnen
worden met een aantal voorwerpen indertijd aan het
Rijksmuseum iu bruikleen afgestaan waardoor de
„oudsheidskamer" niet weinig in belangrijkheid winnen
zal.
De uitslag der dezer dagen in Zeeland gehouden
acte-examens voor onderwijzeressen is geweest als volgt
Geëxamineerd 17, toegelaten 14 candidaten, nl,
de dames A. de V09, van KloetingeM. F. Bo-
rel, van Goes; W. L. Crull, van Tholen A. C,
Abresch, J. J. Altorffer, N. F. D. de Cloedt,
M. D. Fokker, M. A. v. d. Harst, E. M van Heuven,
M. Hogerland, en D. G. Rosenberg, allen van Mid
delburg E. de Klerek, van NieuwvlietC. 8. van
der Meer, van Vlissingen en J. H. C. Sevenhuijzen
van Brouwershaven.
Op Zaterdag 17 dezer zal de tegenwoordige verga
dering der Staten-Generaal op de gebruikelijke wijze
gesloten worden, en op Maandag 19 September zal
het nieuwe zitting jaar geopend worden.
In navolging van Engeland komt de eedkwestie voor
openbare betrekkingen ook in ons land aan de orde.
Dinsdag avond zou dr. Hartog Heys van Zouteveen
zitting nemen in den gemeenteraad van Assen. De
voorzitter vroeg hem of hij bereid was den eed af te
leggen. Het antwoord was, dat hij daartegen gemoeds
bezwaren had, maar bereid was de belofte af te leggen
op de woorden van de wet. De voorzitter hernam, dat
hij den heer Hartog Heys dan niet kon toelaten, om
dat deze niet behoorde tot een kerkgenootschap dat
den eed niet toelaat en verzocht het gekozen lid de
vergaderzaal te verlaten. De heer Hartog Heys voldeed
hieraan.
Hij zal zich nu met een adres wenden tot de tweede
kamer.
Het gemeentebestuur had zich vergewist dat de re
geering het met de opvatting van den voorzitter eens
is.
De heer P. H. Hugenholtz Jr., de bekende
predikant bij de Vrije Gemeente benoemd tot lid
der schoolcommissie te Amsterdam, heeft als zoodanig,
ofschoon niet behoorende tot het Doopsgezinde kerk
genootschap, in handen van den burgemeester geen
eed, maar eene belofte afgelegd.
Art. 71 der schoolwet van 1873 geeft hiertoe vrij
heid, dewijl daarin de in andere wetten toorkomende
woorden volgens godsdienstige gezindheid" niet voor-