Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-historisch hlad voor Zeeland. 1881. Dinsdag- 9 Augustus. N°. 786. BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen per drie maanden frfltlCOf 1,50. Enkele nommers- 0,05. ÜITGAVR VAN P. G. WIJTMAN, te Middelburg en Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1 6 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. We plaatsen heden een verslag ran de laatst ge houden Gemeenteraads-vergadering te Goes, uitvoeriger dan we gewoon zijn. De kwestie in die vergadering behandeld wettelijke toepassing van art. 2 der wet op he? Lager Onderwijs is voor meer dan een gemeente van zeer veel belang. Mag een bestuur meisjes van eene openbare school wegzenden, omdat hunne ouders weigeren hen deel te laten nemen aan het onderwijs in de handwerken Wij gelooven met den heer den Boer c. s. neen. Zoolang we van leerplicht vrij blijven, kan zelfs het bestuur eener gemeente niemand noodzaken alle schooltijden present te zijn. We vertrouwen dat, naar aanleiding van het gevallen beslait in den Raad deze vraag thans aan hooger autoriteiten ter beslissing zal voorgelegd worden. Openbare vergadering van den Raad der Gemeente Goes. Vrijdag 5 Augustus 1881 's mid dags 2 uur. Tegenwoordig 11 leden en de Secretaris- Voorzitter Mr. J. G. de Witt Hamer, Burgemeester. Afwezig de beeren J. M. Pilaar met en Dr. G. T. Callenfels zonder kennisgeving. Na lezing en goedkeuring van de notulen der vorige vergadering deed de Voorzitter mededeeling van onder scheidene ingekomen stukken die alle voor kennis geving werden aangenomen. De op Maandag 1 Augustus bij herstemming geko zene raadsleden hadden verklaard hunne benoeming te aanvaarden. De voorzitter benoemde eene commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven dier heeren, bestaande uit de heeren J. Steketee Az., B. M. den Boer en C. E. Massee. Na onderzoek werd namens die commissie bij monde van de heer B. M. den Boer gerapporteerd, dat de stukken in orde waren bevonden en de commissie adviseerde tot toelating der Heeren Dr. C. A. van Renterghem, G. van der Hoek, J. J. Ramondt en B. Quist. Met algemeene stemmen ver- eenigde de Raad zich met deze conclusie. Op advies der finantieële commissie werden de staten van restanten en oninbare posten van den hoof- delijken omslag en der belasting op de honden over 1879 en 1880 vastgesteld. Door het Dagelijksch Bestuur werd de rekening van ontvangsten en uitgaven der Gemeente over 1880 aangeboden, luidende in Ontvang f 95924,28Vj» en in Uitgaaf f 93053,38Vs» Sluitende alzoo met een batig Saldo van f 2870,88. Deze werd met de daarbij behoorende bescheiden ten fine van rapport gesteld in handen der finantieële Commissie. Met algemeene stemmen werd goedgekeurd de aan vrage eener af en overschrijving van het Gasthuisbe- Btuur der Begrooting van die instelling over 1880. Aan Mejuffrouw A. Risseeuw werd op haar verzoek als leerares en onderwijzeres in de handwerken eervol ontslag verleend, en in haar plaats benoemd Mejuffrouw J. de Graaf van Zierikzee. Nog werd op haar verzoek eervol ontslag verleend aan Mejuffrouw M. W. Ross als onderwijzeres in de handwerken. Aan Mevrouw de Wed. H. Q. Janssen geb. de Koek werd remise verleend voor 7/is van den hoofde- lijken omslag van wijlen haren Echtgenoot over 1881, waarna het suppletoir kohier dier belasting werd vast gesteld op een bedrag van f 459,79. De Voorzitter vraagt of nog iemand het woord verlangt. De Heer B. M. den Boer daarvan gebruik makende zegt Mijnheer de VoorzitterToen ik in de Goesche Courant van 2 Juli jl. las, dat de opening der Roomsch Catholieke school, met een bezoek van Burgemeester en Wethouders was vereerd, en na door dat Collegie met bijzondere belangstelling de schoollokalen waren bezichtigd, door U de zeer gewaardeerde ingenomenheid van Burgemeester en Wethouders met de inrichting was betuigd, en de beste wenschen voor den bloei dier school door U werden geuit, meende ik tot mijn genoegen daarin eene opprijsstelling te zien van der gelijke philantropische inrichtingen, doch, Mijnheer de Voorzitter, hoe werd ik iu die meening teleurgesteld toen ik in de Goesche Courant van 5 Juli daaraan volgende eene publicatie las van den volgenden inhoud BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES „herinneren de ouders en voogden van schoolgaande „kinderen aan de bepaling van art. 2 letter k der „wet op het lager onderwijs, waarbij onder de ver plichte leervakken ook dat in de nuttige handwerken „voor meisjes is opgenomendientengevolge zijn de „leerlingen gehouden ook het onderwijs in dit vak „getrouw bij te wonen, en zal een wegblijven van „het onderwijs in de handwerken als in strijd met „het vastgestelde leerplnw- eene weigering tot het „verder bijwonen van Eet onderwijs in de overige „leervakken tengevolge moeten hebben. De hoofden „der scholen zijn verzocht van af heden in den boven bedoelden geest met het toelateD der leerlingen te „handelen." Goes, den 1 Juli 1881. Bnrgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. DE WITT HAMER, De Secretaris, HARTMAN. Ik nam M. d. V. de nieuwe wet op het lager onderwijs ter hand, en kon niet een artikel vinden, waardoor de reeds genoemde publicatie werd gerecht vaardigd, evenmin wordt door de, door dezen Raad dd. 28 Januari 1881, vastgestelde verordening op het lager ouderwijs, de maatregel van Burgem. en Weth. gewettigd. Noch in de Wet, nöch in genoemde veror dening is de verplichting opgenomen, dat de kinderen gehouden zijn al de vakken die in de openbare school onderwezen worden, te volgen. Het is om die rsdenen M. d. V. dat ik met alle bescheidenheid de vrijheid neem het Dagelijksch Bestuur de volgende vragen te stellen lo. Op welke wettelijke bepalingen rust de door Burg. en Weth. uitgevaardigde publicatie 2o. is de commissie van toezicht op het lager on derwijs te dezer plaatse gehoord, voor Burg. en Weth. tot dien maatregel zijn overgegaan, en zoo ja, welk advies is daarop ontvangen. 3o. Zijn Burgem. en Weth. voornemens aan de bedreiging uitvoering te geven. De Voorzitter antwoordde dat het hem genoegeh deed, in de gelegenheid te worden gesteld omtrent deze kwestie zijn gevoelen te doen kennen, vooral wijt ook van andere zijde deze zaak is besproken. Hij achtte het dejxieping van Burgem. en Weth. om een door de oveiueid vastgestelde wet uit te voeren. Vol gens Art. 2 letter K der wet op het lager onderwijs, zijn de handwerken daar als verplicht leervak opge nomen. Van uitvoering der wet is geen sprake, wan neer aan de lessen die in een of ander vak worden gegeven, door de leerlingen niet wordt deelgenomen. Om de wet aan hare bestemming te doen beantwoor den is d.ns deze maatregel genomen,De geest en letter dfjr wet ontzegt aan de oudera het recht om hunne kinderen al dan niet, vakken te laten verzui men. Waar zou het met de orde blij veu, wanneer deze bezwaar had de lessen in de vormleer bij te wonen, en een ander weer bij de behandeling der geschiedenis wilde vertrekken. Dat zooals beweerd is, de handwerken buiten de schooluren worden onderwezen, is eene onwaarheid. Veel moeite heeft het gekost HH. Gedeputeerde Sta ten te bewegen om de lessen in de handwerken te doeu geven op plaats en nur als thans het geval is. Of de Gemeente aan eene handwerkschool behoefte had, is de vraag niet, het vak is in de wet opgeno men en moet worden onderwezen, terwijl het de roe ping van Burgem. en Weth. is zooveel doenlijk te zor gen dat de wet goed wordt uitgevoerd. Volgens de meening van Burgera. en Weth. was de door hen genomen maatregel een zoo natuurlijk gevolg van de uitvoering der wet, dat zij het geheel overbodig geacht hebben, de door de heer den Boer bedoelde commissie te raadplegen. De heer B. M. den Boer zegt, niet voldaan te zijn over het antwoord van den Voorzitter. Heeft hij Z.E.Achtb. goed begrepen, dan grondt de Voorzitter het recht tot het uitvaardigen dier publicatie op Art. 2 der wet op het lager onderwijs. Dat nu is volgens zijn oordeel niet juist. Art. 2 letter K. schrijft wel de handwerken als verplichtend leervak voor, m. a. w. er nroet gelegenheid zijn daarin onderwijs te ontvangen* maar dat nu daardoor Burgem. en Weth. tevens hei recht zou gegeven worden, een kind dat die lessen niet bijwoont re verwijderen, is hem nog niet duide lijk. Dat de wet moet worden uitgevoerd, is volko- meu juist, maar zoolang er strafbepalingen ontbreken op bet verzuimen van schooltijden i9 z, i. de publi catie onwettig. Bovendien moet niet uit het oog wor den verloren, dat de lessen in de handwerken op afzonderlijke uren worden gegeven, waardoor het weg blijven van het onderwijs in dat vak, geen vak, maar schoolverzuim wordt. De Voorzitter repliceert, dat hij vermeent niet dui delijk zich te hebben uitgedrukt, hij heeft zich beroe pen op den algemeenen der wet, en kan nog meedeelen dat Burgem. en Weth. in hunne opvatting niet alleen staan. Bij eeofr circulaire door den Minister van Binnenlandsche zaken, de man die dan toch in de eerste plaat9 het recht heeft in deze zaak uitspraak te doen, zijn de bevoegde autoriteiten uitge- noodigd het vakverzuim, inzonderheid dat van de handwerken, ten strengste tegen te gaan. Licht het niet op den weg van Burgemeester en Wethouder® zich direct met het schoolverzuim in te laten, indirect moeten zij alles aanwenden om een getrouw school bezoek te bevorderen. Wat de afzonderlijke uren betreft waarop de handwerken worden onderwezen* deze zijn door den Raad vastgesteld. Uit een paedacrogisch zoowel als uit een finantieel oogpnnt beeft èn het onderwijs èn de gemeente daarbij voordeel. Indien de handwerken moesten worden onderwezen, tijdens de gewone schooluren, dan zou het onderwijs voor de meisjes, in de andere vakken daaronder zeer lijden, terwijl als dan een veel grooter personeel, en meerdere benoodigheden voor het onderwijs als vinger hoeden, priemen enz. (waarvoor nu reeds belangrijke uitgaven gedaan zijn) vereischt worden. De beer B. M. den Boer zegt, dat niet alle school- autoriteiten eensdenkend zijn te deze opzichte, althans volgens de Nieuwe Rotterdammer Courant van 18 Juli jl. is te's Gravenpolder op eene vergade ring van onderwijzers, van het district Goes, door den Arrondissementsschoolopziener gezegd, dat hij het raadzaam oordeelde de Goe9cb^'handwerkskwestie niet te bespreken, wijl deze ^ij de bevoegde macht

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1