tn
Nieuwe Goesche Courant,
Ch r in tel ijk-h is tor is c h blad voor Zeeland*
1881.
Zaterdag* 6 Augustus.
M°. 785.
BINNENLAND.
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
p1"ijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
UITGAVE VAN
P. G. WIJ Tl AR, te Middelburg
EN
Wed. A. C. DE JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën:,
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16
tgels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
De laatste onzer zeeslagen.
Van de afzwering van Filips tot den ondergang der
Republiek telt men twee eeuwen. Grooter evenwel dan
deze eerbiedwaardige tijdruimte is het verschil van
de Republiek der Vereenigde Nederlanden in 1581
en in 1781. In 1581 opkomst en bloei, in 1781 verval,
der verdwijning nabij.
Heden werd op de Landswerf te Amsterdam 5
Augustus 1781 feestelijk herdacht. De zucht om feest
te vieren om allerlei reden, en niet minder om het
nationaal verleden op de luisterrijkste wijze voor te
stellen heeft misschien een belangrijk deel aan deze
feestviering. Het is ons echter niet gelukt veel
wat tot feestvieren stemt in de herinnering van 5
Augustus 1781 te ontdekken.
Het kanongebulder op Doggersbank,, zegt
Bosscha werd de afscheidsgroet aan Neêrlands
handelsgrootheid. Met den noodlottigen krijg tegen
Engeland, van Dec. 1780 Mei 1784 zegt Groen
van Prinsterer begint de val der Republiek, „Geen
droeviger contrast dan de trotsche taal- tot dusver
gevoerd, en het onvermogen dat nu openbaar werd.
De handel lag aan banden, de schatten werden voor
geen aanval maar voor zelfbehoud besteed. Na den
vijand beleedigd, getergd, ten strijde uitgedaagd, na
van onbepaalde bescherming op alle zeeën hoogen op.
hef gemaakt te hebben, was men ter nauwernood bij
machte om de eigen kusten in veiligheid te stellen."
En de gevolgen van dien noodlottigen oorlog
Geen donkerder bladzijde in onze geschiedenis dan die
waarop de ondergang der eens zoo machtige Republiek
te lezen staat.
Stemt alzoo de oorlog met Engeland, welks be
langrijkste wapenfeit de slag van Doggersbank was
volstrekt niet tot feestvierende slag van Doggersbank zelf
is naar het bijna eenparig getuigenis van alle historie
schrijvers evenmin van belangrijke gevolgen geweest.
De vice-admiraal Zoutman was uitgezonden met zeven
linieschepen om eene handelsvloot van twee en
vijftig schepen naar de Oostzee te geleiden. Dat was
hoog noodig, want voor een waarde van 15 millioen
guldens was in een jaar tijds door de Engelschen aan
onze handelsvloot ontnomen. Zoutman ontmoet bij de
bekende zandplaat Doggersbank ten oosten van Enge
land een deel der Britsche vloot, eveneens zeven schepen
sterk, maar sterker bemand en zwaarder gewapend
dan de Hollandsche. Hier werd heftig, 37a uur
lang gestreden, het verlies was aan beide zijden
Ongeveer even groot. De Engelschen schijnen,
eerst afgedeinsd te zijn, maar de overwinning
bleef onbeslist. Over en weer waren misslagen ge
maakt, maar het negatieve resultaat, dat men althans
niet verloren had tegenover het maohtige Engeland
bracht veel toe tot verheerlijking der waardige zonen
van de de Ruijters en Trompen. Men jubelde en zong,
men hoopte dat de oude roem nog eenmaal luisterrijk
schitteren zou, maar het waren de laatste stralen der
ondergaande zon.
Straks daalt de nacht voor de Republiek, maar nie t
dan nadat wantrouwen was gewekt tegen de helden
die men eerst zoo uitbunding vereerde; eerst nadat de
zeemacht, die zoo dikwijls Neêrlands roem was
geweest tot volslagen werkeloosheid was teruggezonken.
Zoo opwekkend als de geschiedenis van voor dria
eeuwen is, zoo treurig is die van voor honderd jaren,
en allerminst is zeker de feestredenaar van heden te
benijden.
Hij heeft een zware taak.
De zeeslag van Doggersbank opende de beurzen, en
met hulp van de Staten en de stadsregeering van
Amsterdam kwam de inrichting tot stand, die zee
lieden zou vormen, wier zeevaartkundige kennis niet
enkel op machinale praktijk en traditiën, maar ook
op fundeerende theorie berust."
Dat is de blijvende herinnering aan 5 Augustus
1781.
De volgende toost werd door Z. M. aan het diner
Dinsdag op Het Loo gegeven, uitgesproken
De toost, dien Ik de eer heb in te stellen, is gericht
tot Zijne Excellentie den luitenant-generaal Van der
Heijden, Onzen adjudant in buitengewonen dienst.
Aan Uwe Excellentie brent het vaderland, het huis
van Oranje en het geheele Nederlandsche volk de
grootste en diepste erkentelijkheid voor de belangrijke
en gewichtige diensten, zoo ruimschoots bewezen.
Wij allen begroeten in uw persoon, den dapperen
onverschrokken en heldhaftigen veldheer, die de Neder
landsche driekleur en de Nederlandsche vaandels roem
rijk heeft doen wapperen in de gewesten op Sumatra's
Noordkust, aan uw zoo wijze als trouwe zorgen toe-,
vertrouwd.
Op dezen voor Nederland zoo heugelijken dag was
het voor mijn konings- en soldatenhart een behoefte
en een groote voldoening Uwe Excellentie het harte
lijkst welkom toe te roepen en u bij Ons te zien naast
den broeder van uw doorluchtigen voorganger op
Atjeh's kusten, wijlen' den braven generaal Pel.
Aan uwe Excellentie zijn beide legers, zoowel dat
van het moederland als het Indische, een der roemrijkste
bladzijden verschuldigd in hunne al zoo roemvolle
geschiedrollen
De tiendaagsche veldtocht begroet en ontmoet heden
den held van Atjeh 1
Hasselt en Leuven begroeten Atjeh en Samalangan
Ieder rechtgeaard Nederlander moet fier zijn in Uwe
Excellentie een onzer edelste zonen te mogen erkennen
en begroeten.
Ten slotte zij het mij vergund te drinken de gezond
heid van alle hoofdofficieren, officieren, onderofficieren
en manschappen der troepen, welke de eer en het groote
voorrecht hebben gehad onder Uwe Excellence's bevelen
te staan.
Ik drink insgelijks op de nagedachtenis van alle
braven, die daar hun leven hebben gelaten voor Koning
en Vaderland!
Den generaal Van der Heijden!
Het Nederlandsch-Indische leger!
Het Nederlandsche leger!
Generaal Va* der Heijden antwoordde aldus:
Sire
Toen ter expeditie van Atjeh het geluk mij begun
stigde en ik, dank zij de opoffering en bijzondere
plichtsbetrachting van mijn ondergeschikten van land
en zeemacht, de Nederlandsche vlag hoog mocht houden
durfde ik niet hopen, dat, behalve de vele groote be
looningen, die Uwe Majesteit mij schonk, nog die
schitterende eer mij zou te beurt vallen, om door mijn
Koning zóó te worden toegesproken!
Ik ben dan ook diep getroffen door de eer, die uwe
Majesteit mij bewijst, en heb ik ginds op Noord-Sumatra
mijn plicht naar behooren vervuld, thans gevoel
ik, dat ik niet genoeg kon doen en dat Uwe Majesteit»
grootheid en mildheid verre overtreffen al wat ik voor
Haar kon ten offer brengen.
Mag ik IT wel mijn innigen dank zeggen voor al wat
ik van Uwe Majesteit ondervond, voor al de gunsten,
die Zij mij schonk.
Maar mag ik tevens de verzekering geven van mijn
onkreukbare trouw aan Uwe Majesteit en Uw door
luchtig' Huis I ook de verzekering dat ik Bteeds alles,
wat een soldaat voor zijn Vorst en Vaderland ten offer
kan brengen, daarvoor veil heb.
Mag ik, Sire I bij al wat ik reeds van Uwe Majesteit
genoot, nog de gunst vragen, aan de land- en zeemacht
in Indie over te mogen brengen, hoe Uwe Majesteit ze
waardeert, en aldus ook met Uw naam jegens hen een
plicht van dankbaarheid vervullen
Want aan hen ben ik verplicht het groote geluk, dat
ik heden gevoel
Koning en Koningin Lang moogt Gij met het Huig.
van Oranje voor ons dierbaar Vaderland leven I
Heden, op den gedenkdag van het gevecht ter
Doggersbank, zullen eenige der oud-kweeke\ingen
aan de Kweekschool voor de Zeevaart een „huldeblijk^
aanbieden, bestaande in een geldsom ten bedrage van
f' 4000 om te dienen als beurs voor een kweekeling.
Om eene vergelijking te maken tusschen de waarde
der verschillende spoorweglijnen in ons land kunnen
de volgende cijfers, in de Staatscourant voorkomende,
een maatstaf geven.
In 1880 brachten per kilometer en per dag op:
De Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoor»
wegenf 24.28
De Ned. Rijnspoorwegmaatschappij. - 63.84
De spoorweg LeidenWoerden - 7,95
De Hollandsche IJzeren Spoorweg
maatschappij de lijnen bewesten
Amsterdam- 42.937»
de lijnen beoosten Amsterdam - 23.437»
De Ned. Centraal-Spoorwegmaat-
scbappij22.47
De Noord-Brabantsch-Duitsche spoor
wegmaatschappij - 11.40
Grand Central Beige - 29.36
De lijn Nijmegen-Kleef - 6.82
De lijn ZevenaarKleef - 6.50
Naar aanleiding van de herinnering aan den tien»
daagschen veldtocht, die deze maand vijftig jaren
geleden is, doet het Handelsblad uitkomen hoe de
tijden zijn veranderd, ook wat de eischen der verde
diging betreft. Thans bestaat er geen tijd tot voorbe?
reiding en oefening van het leger, en ondanks dien
veranderden toestand ontbreken nog altijd de wetten
voor schutterij en leger. Na vijftig jaar van onge
stoorde rust, na eene uitgave van meer dan 600 mil*
lioen schatten ten behoeve van het krijgswezen; is nog
onze weerbaarheid niet verzekerd.