Nieuwe Goesche Courant,
Christelijkmhistorisch blad voor Zeeland
laat.
Donderdag 4 Augustus.
W°. 784.
Scheikunde der Beginselen.
Verschijnt elkeu Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
P^ys per drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers - 0,05.
UITGAVE VAN
P. G. WIJTMAN, te Middelburg
Wed. A. C.
JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1-
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
Onze bedaarde vaderen hadden hunne stok
paardjes, waar ze op reden, en ze raakten daar
mee niet op den hol, omdat hun eigen beenen
daarbij 't werk moesten doen. Ze reden ook niet
verder dan tot aan 't water overal in Neder
land komt men immers eindelijk op eene rivier
of een kanaal uit en zoo bleven ze op
bekenden grond.
In den laatsten tijd echter "hebben sommigen
van de Duitschers de prinzipiën r citer ei geleerd,
dat is het paardrijden op beginselen. Worden
de beginselen wat hard aangezet, dan worden
ze menigmaal den ruiter te machtig, dan moet
bij, of hij wil of niet, meê doordraven, van den
goeden weg niet zelden af, over struik en heg
en over menigen watergang, waar de vaderen
voor stonden.
't Behoeven niet eens groote beginselen te
zijn, om er meê op den hol te gaan, klein
goed, erg goed, zegt het spreekwoord. Op heel
kleine beginseltjes, nauwlijks dien naam waar
dig, kan men tot verbazing der toeschouwers
een zicht ver, zelfs uit het gezicht draven,
't Heet dan altoos nog vooruit gedraafd,
't Bejioeft nauwelijks gezegd te worden hoe
gevaarlijk dat doordraven is, en hoe eenzelvig
't voor den ruiter moet worden, als hij niemand
ziet <die hem volgt, .of hem helpt als hij soms
over den kop van zyn paard of hit gevlogen js.
Maar er is nog iets anders, dat sommigen in
den laatsten tijd geleerd hebben. Sedert men
alom aan de beginselen der scheikunde doet,
is ook een soort van scheikunde der beginselen
in de mode gekomen. Heeft men eenmaal een
voor zeker tijdvak zeer bruikbaar beginsel, of
ook slechts een tot beginsel verklaard stelsel,
dan moet dit tot jn de fijnste vezels uitgeplo
zen, tot in zijn enkelvoudige bestanddeelen uit
een gedaan worden. En zoo gebeurt het wel
eens dat water uit de zuiverste bron, in plaats
van tot verkwikking, tot blusschen van onheilig
vuur gebruikt te worden, in zeer brandbare
elementen wordt ontbonden.
Laat ons echter geen spraakverwarring be
stendigen.
Ieder moet er tegenwoordig een of meer be
ginselen op na houden om meê te kunnen doen,
maar beginselen zijn uit den aard der zaak
eenvoudig, enkelvoudig. Stelsels daartegen zijn
vaak zeer samengesteld en ingewikkeld. Menig
stelsel, een samenraapsel van wonderlijke be
standdeelen, wordt tot een ondeelbaar beginsel
verklaard, omdat de naam beginsel een mooien
klank beeft, en dientengevolge beeft eene schei
kunde en ook eene ontleedkunde van beginse
len in onze dagen een zeker recht van bestaan
verkregen.
In een ommezien worden tegenwoordig de
wetenschappen gepopulariseerd, dat wil hier niet
zeggen bij 't volk grondig bekend en bemind
gemaakt, maar den volke voorgelegd, tentoon
gesteld. Vooreerst zou het volk er meer aan
hebben, als het goede beginselen leerde in toe
passing brengen, dan wanneer het geroepen
werd om over de onderlinge en wederkeerige
werking daarvan en over de daaruit gemaakte
stelsels uitspraak te doen.
Er is één groot revolutionair beginsel: de
mensch boven, God onder. Daar komen nog
andere revolutionaire beginselen bij, en deze
maken samen het revolutionaire stelsel.
Er is één groot anti-revolutionair beginsel
God souverein, aan God alleen de heerschappij,
dus de mensch Hem onderworpen. Ook
daar komen andere anti-revolutionaire beginse
len bij, en we hebben het anti-revolutionaire
stelsel.
Dus, om zoo te zeggen, twee bundels be
ginselen staan lijnrecht tegenover elkander, elk
gegroepeerd rpnd, innig verbonden jyet, een der
groote strijdige beginselen, die bestaan hebben
zoolang de wereld staat.
Spreekt men echter van onze anti-revolutio
naire party en van hare beginselen, dan hebben
we te denken aan eene party, die allengs ontstaan
is sedert de groote revolutie van het eind der
vorige eeuw, en daarbij aan rond het groote
beginsel gegroepeerde, daarmede verwante en
voor onzen tijd bruikbare beginselen.
Nu is het heel aangenaam voor ons familie
trekken te ontdekken in geloofsgeyooten en
geestverwanten, die we als helden uit den
voortijd leerden vereeren, om trekken van over
eenkomst te vinden tusschen ons en achtens
waardige mannen, die in andere kringen nevens
ons werken en strijden. Toch zal niemand zóó
kunnen praten dat hij, by oogenschynlyk spre
kende gelijkenis, onze vaderen van voor drie
honderd jaren tot negentiende-eeuwpche anti
revolutionairen maakt, of ons geheel gelijk
maakt aan de oude geuzen. Niemand jnaakt
fie tegenstanders der gemeenschappelijke school
voor verschillende gezindten in Duitschland tot
Nederlandsche anti-revolutionairen, al is er
tusschen deze beide eene nauwe verwantschap.
Gaat zoo gelijkstelling, samenvoeging, ver
binding niet op, evenmin is ontleding en ont
binding van stelsels en partijen, zooals di^
voorheen bestonden, naar den tegenwoordigen
maatstaf, naar de tegenwoordige verhoudingen
mogelijk. Al zijn we er verre vandaan alle
vergelijkende studie te willen ontraden, toch
kan 't eene dwaasheid geacht worden dat de ge
leerden daarmede het volk lastig vallen, het
daarin betrekken, het oproepen tot oordeelen
over resultaten, welke zij meenen verkregen te
hebben.
En toch gebeurt dit dezer dagen, nu de
acte van afzwering van Filips door een paar
onzer grootste bladen aan een scheikundig
onderzoek wordt onderworpen.
De thans in herinnering gebrachte acte begint
met de uitdrukking, dat de onderdanen door
God niet zijn geschapen ten behoeve van den
vorst, maar dat de vorst er is om der onder
zaten wille, en dat een vorst, die zijne onder
danen poogt te verdrukken, in plaats van ze
te beschermen, voor een dwingeland moet ge—'
houden worden, tegen wien eindelijk verzet
geoorloofd is, ja, wien men vrijelijk mag ver»
stooten.
Reeds dadelijk begint De Standaard te zeggen
dat deze manier van verdediging der afzwering
hier en daar aan bedenking onderhevig is, dat in
dezen aanhef van de acte eene valsche leer niet
schuilt, maar auidejyk op te merken is.
Het Wageningsch Weekblad spreekt nog ster
ker. Het noemt eerst Filips een koninklijken
Beul, en zegt dan: »Toch was die Beul de
wettige vorst dezer landen, die regeerde bij der
gratie Gods. Opstand tegen hem was dus op»
stand tegen God, die hem tot heer gesteld had.'*\
En verder nogSchond hij de privilegiën,
mishandelde hij zijne onderdanen ten bloede
toe, gaf dit hun dan recht tegen hem op
te staan, zich eigenmachtig aan zijn bestuur
te onttrekken, zijn dienaren te verjagen en te
dooden en ten laatste hem formeel de gehoor
zaamheid op te zeggen
Wij ontzeggen Filips geen wettig komen tot
de regeering onzer landen. Naar het recht van
erfopvolging was hy heer der Nederlanden.
Maar is Gods gratie gebonden aan aardsche
regelen en gebruiken van erfopvolging Heeft
Gods gratie werkelijk Filips en diens regeering
gewijd? Onzes bedunkens rust Gods gratie
veeleer op den onlangs nit den grooten hoop
zijner medeburgers slechts voor vier jaren ge
kozen president Garfield dan op den graaf-
koning Filips, die de erfgenaam was van vier
achtereenvolgens verdwenen vorstenhuizen.
Naar onze eenvoudige raeening is de gratie
Gods de kroon van elke overheid, die zich stelt
onder de souvereiniteit Gods, eene kroon van
boven op die overheid afdalende, en wordt de