Nieuwe Goesche Courant,
Ch r is tel ij h - h is tor is ch blad voor Zeeland.
Dinsdag* 26 Juli.
X°. 780.
Een Nationale herinnering.
liiöi.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag-
vond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
P**ijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele .nominers- 0,05.
UITGAVE VAN
I'. G. WIJ THAN, tc Hiddelbarg
Wed. A. C.
JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1 6
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
Men schreef 26 Juli 1581. Het Nederland
der zestiende eeuw had, niet zonder roem en
zegen, vijftien jaren gekampt tegen onderdruk
king en tyrannie, tegen gewetensverkrachting
en verkorting der vrijheden. Het hoofd werd
niet lijdelijk meer op de slachtbank gelegd. Een
uitsluitend defensieve (verdedigende) oorlog was
gevoerd om gewetensvrijheid en lijfsbehoud. Een
reeks van helden, met het Oranje-geslacht aan
't hoofd was het volk voorgegaan in den strijd.
Hachelijk was menigmaal de strijd tegen den
machtigsten Monarch van Europa. Naast de
duizenden onzer landgenooten die door beuls-
handen waren omgebracht kon men nauwe
lijks de honderden tellen die by de belegering
en uithongering der steden waren omgekomen.
Naast de wapenknechten rustten zoovele edelen
in de groeve, waaronder drie broeders van den
Prins, zoo eigenaardig het geslacht der Neder-
landsche Macabeën geheeten. En eindelijk had
Filips van Spanje, gesteund door zijne trawan
ten de maat vol gemeten door een ban tegen
den Prins, den Vader des Vaderlands, toen reeds,
de ziel van den opstand, te slingeren. Een
ban, die thans na drie eeuwen, nu de ge
schiedenis recht heeft gedaan, den man die hem
uitvaardigen durfde, verwijst tot het laagste
zedelijk en maatschappelijk peil. Niet eenmaal,
maar millioenen malen had de Graaf, die Grafe
lijke rechten had geërfd, maar ook plichten
op zich genomen, zich tegen alle 's volks
vrijheden en wetten vergrepen. Filips had geen
begrip van of wilde niet begrijpen den eed
door hem eenmaal in het Brusselsche stadhuis ge
zworen. Geen Koninklijke macht als in Kastilië of
Indië was hem over de Nederlanden opgedragen.
Handvesten en privilegiën, veel onder dan zijn
geboorterecht, beperkten zijn gezag. En zou
het volk dan niet gerechtigd zijn om tegen het
bestaand gezag optestaan, als het voortdurend
die heiligste rechten met voeten treedt.? Zou dat
niet verzet, in edelen gewettigden vorm zijn, als
men een Vorst of Heerscher met nadruk terug
wijst van net terrein waarop de mensch alleen met
zijn God heeft te rekenen, van het terrein des
gewetens
Zoo begrepen het ook de Nederlanders der
zestiende eeuw. Op 26 Juli 1581 verscheen een
Placcaet van de Staten-Generaal der Geünieerde
Nederlandenvan 26 july anno 1581, bij den
welckenmids de redenen in 't lange in 't selve
begrepenmen verklaert den Coningh van Spaeg-
nien vervallen van de Overheijt ende Heerschappije
van deese voors. Nederlanden ende verbiedt sijnen
Naem ende Zegel in de zelve Landen meer te
ghebruijken, etc.
Niet in de taal der zestiende eeuw, hoe pittig
ze ook menigmaal luiden moge, zullen we dit
actestuk, zoo ingrijpend voor de toekomst der
Vereenigde provinciën weergeven. De heer A.
H. Wessels heeft het oorspronkelijke stuk met
aanteekeniugen verrijkt, ouder het bereik van
alle belangstellenden gebracht. We kunnen der
halve volstaan met een kort overzicht, dat zich
gemakkelijker lezen laat
»Een iegelijk is kennelijk, zoo spreekt de acte,
dat een Vorst van Gode gesteld is tot een hoofd
zijner onderzaten, om ze te bewaren en te bescher
men, als een herder*tot bewaring zijner schapen.
En dat de onderzaten van God niet geschapen zijn
ten behoeve van den Vorst om hem in alles wat
hij beveelt, of het godvruchtig of goddeloos,
recht of onrecht is, als slaven te dienen; maar
de Voïst om den wil der onderdanen, zonder
welke hij geen Vorst is, om hem met recht en
rede te regeeren, voor te staan en lief te heb
ben, als een vader zijne kinderen, en een herder
zijnev schapen. Wanneer de Vorst zulks uiet
doet, maar zijne onderzaten, in plaats van hen
te beschermen, zoekt te verdrukken wanneer
hij hun hunne oude vrijheden, privilegiën en
oude herkomsten benemen wil, en hen gebieden
en gebruiken als slaven is hij niet langer voor
Vorst, maar voor een dwingeland te houden; en
als zoodanig mogen hem de Staten des lands
met recht en rede afzetten en een ander in zijne
plaats tot beschermer en hoofd kiezen."
Vervolgens gingen de Staten over om die
grondregels op hun eigen geval toe te passen, en
voorzeker was, sedert er Vorsten op aarde waren,
geen volk ooit meer gerechtigd geweest om aan
zijn Vorst de gehoorzaamheid op te zeggen. De
Staten liepen de geschiedenis van het jongst ver-
loopen vierendeel eener eeuw door en stapelden
geduldig een wicht van beschuldigingen op tegen
den Vorst, waarvan een tiende deel toereikende
reden zou hebben opgeleverd om hem te onttroo-
nen. Zonder hartstocht of overdrijving maakten
zij aan de wereld de verongelijkingen bekend,
die zy geleden hadden. Het was een petitie van
rechten, zooals de Tranvalers drie eeuweji na
hen opstelden. Het tafereel was volstrekt niet
hooggekleurd. Integendeel, het was eer een
flauw, dan een treffend afbeeldsel van de
gedrochtelijke boosheid, die zoo lang over hen
geheerscht had. Desniettemin deden zy van het
gebeurde met nauwgezetheid en ernst verslag.
Zy spraken er van, hoe de Koning van den
aanvang af besloten had om de Nederlanden
niet door inboorlingen, maar door Spanjaarden
te regeeren om ze niet als vrije landen,
maar als wingewesten te behandelenom de
ingezetenen niet als zijne erfelijke onderdanen,
maar als vijanden te beschouwenbovenal, om
hunne oude vrijheid door de Spaansche Inquisi
tie te doen vervangen en zij gewaagden van
den eersten stap daartoe, de oprichting van
nieuwe Bisdommen, elk met zijn gevolg van
Inquisiteurs.
Zij haalden het gedenkwaardig smeekschrift
en de zending van Bergheu en Montigny aan,
en hoe dezen met schending van alle volken
recht, en zelfs van dat, hetwelk de wreedste en
willekeurigste Vorsten steeds ontzien hadden,
gevangen gezet en van kant geholpen waren.
Zij schetsten de geschiedenis van Alva's bewind
hoe hij de voornaamste edelen door valsche be
loften in den val gelokt en aan den scherp
rechter overgeleverd, en ontelbare scharen ter
dood veroordeeld, gebannen en al hun goed
verbeurd verklaard had hoe hij kasteelen had
gebouwd om het land onder het juk te brengen,t
en den tienden en twintigsten penning gevor^
dend had, om het uit te zuigen den Bloedraad
met zijne gruweldaden instelde, en eindeloos wee
door hangen, verbranden en afpersen te weeg
bracht in de zeven jaren van zijn beheer. Ten
aanzien van den Groot-Kommandeur, Requesens,
merkten zij op, dat hij gezonden was geworden,
niet om den toestand van het land te verbeteren,
maar om denzelfden weg van willekeur en dwinge
landij, alleen op meer bedekte wijze, te vervolgen.
Zij spraken van de gruwelijke muiterij, die er bjj
zijn dood uitbrak van de Antwerpsche Furie
van de uitdrukkelijke goedkeuring, door den
Koning aan dien gruwel gehecht, als die niet
slechts de misdaden geprezen, maar zelfs aan
de misdadigers belooning had toegezegd. Zij
gewaagden van Don Juan van Oostenrijk en
diens dubbelhartigheid van zijn geveinsde be- *-
krachtiging van het Gentsch verdrag van zijn*
pogingen om binnenlandsche verdeeldheid t»
zaaienvan Escovedo's staatslistenvan de ge»
hei me onderhandelingen met de Dnitsche regi
menten. Zij roerden den Keulschen vredehandel
aan, en de vrnchtelooze poging der echte vader
landers bij die gelegenheid om de vrijheid van
godsdienst te verwerven, terwijl de konings
gezinde» eenig en alleen ten doel hadden de
natie tot het uiterste te brengen en haar te
verdeelen. Ten slotte gewaagden zy met smar
telijke verontwaardiging van dien laatsten maat»
regel der dwingelandij, welke de overige de kroon
opzette, van den ban tegen den Prins vaij
Oranje.