Nieuwe Goesche Courant, Christëlijk-historisch blad voor Zeeland. I mil. Donderdag* 12 Mei. N°. 749.- «Dat lapte Six 'm.' HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen <-Mjs per drie maanden franco1,50. Enkele nommers- 0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJ THAN, (e Middelburg en Wed. A. C. DE JONGE, te Goes. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1—6 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. We hebben dan nu de interpellatie van onzen afgevaardigde, Jhr. de Jonge, gebad. Het eenig doel daarvan was, de juiste mee ning van den minister te weten, omtrent deze uitdrukking in de schoolwet, art. "33e, 2e lid Dr onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren te doen of toe te latenwat strijdig is met den eerbiedverschuldigd aan de godsdienstige be grippen van andersdenkenden. De aanleiding tot de vragen, door Jhr. de Jonge tot den minister gericht, lag in de door ons (zie n°. 737 van 12 April) uitvoerig mede gedeelde zaak, betreffende het gebruik van roomscbe gebeden op eene staats-school te Heer) oo in Noordbrabant, in tegenwoordigheid zelfs van den schoolopziener de Roock, en de wijze, op welke minister Six, zoowel als zijn voorganger Kappeijne, zich van die zaak heb ben afgemaakt. Genoemde zinsnede uit de schoolwet schijnt tweeërlei opvatting toe te laten le. De onderwijzer kwetst niet de godsdien stige begrippen der kinderen, clie op zijne school zijn. 2C. Hij onthoudt zich van de godsdienstige begrippen te kwetsen van kinderen, die op eene Nederlandsche staats-school kunnen zijn. De eerste opvatting wordt voorgestaan- door onze roomsclie landgenooten. Het roomscbe kamerlid Vermeulen drong er met kracht op aan, dat de onderwijzer slechts zou te rekenen heb ben met de overtuiging der in de school aan wezigekinderen; en zijn geloofsgenoot Scbaepman wilde eene stellige verklaring in dien geest aan den minister ontlokken, opdat voorstanders èn van de bijzondere- èn van de staats-scbool niet worden overgeleverd aan de toevalligheden der der praktijk en aan de toegeeflijkbeden van een minister, en zoodanige verklaring wenschte bij door de Kamer bezegeld te zien. 't Is boven dien bekend dat een roomsch geestelijke, de beer Klönne, onlangs op deze wetsuitlegging een heel stelsel van gemeente-toelage aan de bijzondere school heeft gebouwd. De tweede opvatting is ongetwijfeld volgens de bedoeling van de makers der schoolwet. De minister baalde met instemming woorden aan, in der tijd in de Kamer gesprokende eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden wordt niet beperkt tot de begrippen der gezindte, waartoe de school gaande kinderen behooren. De wet wil hierover zijn anti-revolutionairen en liberalen het eens dat in heel Nederland overal één zelfde staats-school opensta voor alle kinderen. Is dit de eisch van de eenmaal ingevoerde wet, dan moet er ook bij de uitvoering steeds de band aan gehouden worden. Dan geen kruis slaan en geen Ave Maria opzeggen op de staats-scholen in Noordbrabant en Limburg Dan geen bijbellezen en geen bidden op staats-scholen in Gelderland en Zeeland Dan geen bijbelsche geschiedenis onder school tijd door een huidonderwijzer verteldgeen onderwijs in den Heidelbergsclien Catechismus op de staatsschool, zooals hier en daar in Zuid- Holland De vraag van Jhr. de Jong was welke uit legging is of wordt door den minister gegeven aan de tweede zinsnede van art. 33 der wet van 17 Aug. 1878 en zijne bedoeling was eene gelijkmatigeoveral geldende en rechtvaar dige toepassing dier schoolwet. De minister antwoordde hierop, dat het woord andersdenkenden in de wet niet de (tot plaatse lijk schoolgaande kinderen) beperkte, maar de (tot alle Nederlandsche kinderen uitgebreide) ruime beteekenis heeft. Maar 'de minister bad bet ongeluk daaraan toe te voegen De Kamer zij verzekerd dat, zoo dikwijls ik mij geroepen zal zien het geen tot nog toe niet gebeurd is tot eene beoordeeling van de vraag, of een onderwijzer zich al dan niet heeft schuldig gemaakt aan overtreding van art. 33, mijne beslissing, na onderzoek, altijd hierop zal gegrond zijn dat het woord andersdenkenden eene ruime beteeke nis heeft." 't Zou nooit gebeurd zijn dat de minister geroepen was tot het nemen van zoodanige be slissing En 't geval te Heerlo dan Had de schoolopziener de Roock dan daarover niet geschreven aan minister Kappeijne, en er niet over gesproken tot minister Six, korte dagen na diens optreden Wanneer wordt een minister dan wel geroepen? Wie kan hem beter roepen, dan een school opziener Bij 't geval te Heerlo werd dan ook de minis ter bepaald. Dat feit werd er niet aan de hairen bij gesleept, maar de minister werd van twee kanten, voor de Heerlo'sche kwestie, welke bij liever niet zien wilde, getrokken. De beer Scbaepman stelde deze motie; De Kamer, van oordeel dat in de zaak van den onderwijzer dei- openbare school te Heerlo, gemeente Wouw, art. 33 1) der wet op bet lager onderwijs niet is 1) Of het gelijkluidend artikel der vorige schoolwet, die van kracht was toen de heer de Roock als school opziener Heerlo bezocht. geschondengaat over tot de orde van den dag. De heer Lohman daartegenover steldeDe Kamer, van oordeel dat het beginsel der wet niet is gehandhaafd tegen den onderwijzer in de openbare school te Heerlo, doch dat het in vele streken van ons land ondoenlijk is bedoeld beginsel te bandhaven, gaat over tot de orde van den dag. Daar stond minister Six, gedaagd door den beer de Jonge, vastgehouden door de beeren Schaepman en Lohman. Daar moest de liberale" meerderheid uit spraak doen, en tevens erkennen: öf dat godsdienstige handelingen volgens de leer van een bepaald kerkgenootschap op de staats-school geoorloofd zijn, of dat de splinternieuwe schoolwet onuitvoer baar is. En de liberale" meerderheid zweeg als een mof! Alleen de minister sprak. En wat zeide hij Dat hij korte dagen na zijn optreden als minister een bezoek had ontvangen van een der schoolopzieners in Noordbrabant, die zeide te vergeefs eene wetsuitlegging van minister Kap peijne te hebben begeerd, en dat hij dien school opziener had verwezen naar den chef der afdeeling Onderwijs. Dat hij met dien schoolop ziener nog enkele woorden had gewisseld, maar zich niet wilde uitlaten over hetgeen tusschen hen in 's ministers kabinet was verhandeld, omdat het onderhoud in de dagbladen was open baar gemaakt. Dat het in de dagbladen open baar gemaakte niet kwam van een ambtenaar maar van een particulier, want de heer de Roock was geen ambtenaar meer toen bij 't bewuste stuk in De Wekker schreef. N.B. de heer de Roock was wel ambtenaar toen bij inlich tingen vroeg aan minister Kappeijne, en toch ook wel toen hij bij minister bix kwam solli- citeeren om van ambtenaar onder de oude wet te mogen overgaan tot ambtenaar onder de nieuwe, als die (destijds nog) mocht worden ingevoerd. Verder twijfelde de minister aan de juistheid vau het medegedeelde, omdat de heer de Roock thans, in Mei 1881, geen deel meer van 't schooltoezicht uitmaakt. N.B. omdat hij van den minister geen betrekking onder de nieuwe wet gekregen heeft. Dus, meende de minister, dat de zaak niet aan hem ter beslissing was voorgelegd. De minister bad ook na het onderhoud met den schoolop ziener, niets meer van dezen vernomen. Id dien de schoolopziener op de zaak ware teruggekomen^

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1